>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #26 (maart 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Liv Laveyne
De naam Cirq’ulation Locale, een woordspeling op circulation locale (plaatselijk verkeer) is een beetje misleidend. Afgelopen zomer alleen al speelde het Belgische circusgezelschap meer dan honderd voorstellingen in zeven verschillende landen, goed voor een totaal van om en bij de 80.000 toeschouwers. En de faam reikt zelfs tot in de hoogste kringen: zo speelde Cirq’ulation Locale op het kerstfeest van Sarkozy in Parijs en voor Albert II in het Paleis van Laken. “Maar of het nu voor president, koning, dan wel de slager om de hoek is: elke voorstelling moet goed zijn,” vindt regisseur en stichter Jan Vermeersch.
Vermeersch studeerde voor leraar normaalschool en volgde in zijn vrije tijd een opleiding tot Cliniclown toen hij eind jaren negentig in het Brugse circusatelier Hoetchatcha (nu Woesh) gelijkgestemde zielen vond in Sander De Cuyper en Bram Dobbelaere. Ze koesterden dezelfde ideeën over welke weg ze met circus wilden inslaan. Het leidde in 2002 tot de oprichting van Cirq’ulation Locale: een cross-over van disciplines met theater, dans, comedy en uiteraard circus. Hun debuut ‘Just another boyband?’ was een groot succes binnen het straattheatercircuit, daarna volgden nog twee zaalshows (‘Who goes on’, ‘Rapid I Movement’) en twee openluchtvoorstellingen (‘Trampoline Mission 3’, ‘Happy 4 Nothing’).
Sinds het ontstaan van Cirq’ulation Locale is het oorspronkelijk trio (Dobbelaere en De Cuyper spelen inmiddels in Pol & Freddy en Cie Ea Eo) uitgegroeid tot een los-vast gezelschap met internationale faam. “Jaarlijks organiseren we audities en we trekken steeds meer artiesten van over de ganse wereld aan. Al naargelang onze en hun toekomstplannen blijven sommige langer dan één productie bij ons plakken,” vertelt Vermeersch.
Samen met de Amerikaan Avi Pryntz-Nadworny, Duitser Jan Patzke en Fransen Charlie Marey en Lonis Mouhoubi treedt Vermeersch op in de nieuwste show van Cirq’ulation Locale: Second Life. “We combineren in deze voorstelling trampoline met kegeljongleren, acro en dans. Ons decor bestaat uit verschillende steigers die we tijdens de voorstelling opbouwen en afbreken. We gaan tot 8 meter de hoogte in.” Voor de voorstelling in De Roma in Borgerhout dienden zelfs serieuze aanpassingen te worden gedaan: het publiek nam plaats op het podium, terwijl de artiesten in de zaal speelden.
Wat is het artistieke credo van Cirq’ulation Locale?
Jan Vermeersch: “Da’s een moeilijke. Ze stellen die vraag ook altijd in de subsidiedossiers (lacht). Wat is het hetgeen waarin we geloven en naar streven? Het maken van goeie circusvoorstellingen, toch? Ons artistiek credo ligt wellicht in de cross-over: we vermengen theater, dans, jongleren, acrobatie, humor en improvisatie en we streven er iedere dag naar om die mix nog beter te maken. Om tot podiumkunst te komen.”
“De cross-over toont zich ook in de diverse soorten aan voorstellingen die we brengen: we brengen zowel openlucht- als zaalshows, we hebben ook een schoolvoorstelling (Laat je niet kisten) en we spelen regelmatig op bedrijfsfeestjes. Het is telkens anders spelen, een andere sfeer. Dat geldt ook voor de vele mensen waarmee we de afgelopen jaren hebben samengewerkt en die allemaal een deeltje van hun wezen, hun persoonlijkheid, hun ideeën, bij ons achterlaten. Cirq’ulation Locale is een spons aan ervaringen.”
Jij bent in de loop der jaren steeds meer de rol van regisseur gaan opnemen binnen het gezelschap.
“Ik ben eerder toevallig in de regisseursstoel beland. Per ongeluk. Letterlijk dan. Tijdens onze tweede creatie heb ik een zwaar auto-ongeval gehad waardoor ik noodgedwongen van aan de zijlijn moest toekijken. En voor ik het goed en wel besefte, was ik gebombardeerd tot regisseur. Zo’n oeil exterieur (oog van buitenaf) bleek voor ons ook noodzakelijk, omdat je beter de lijntjes en contouren van de voorstelling ziet, je merkt wanneer de spanningsboog blijft haperen. Ik wil daarmee niet gezegd hebben dat elke circusgroep verplicht moet worden om met een regisseur te werken. Ik ken genoeg circusgroepen waar artiesten zonder regisseur tot schitterende resultaten komen. Maar voor ons is in de loop der jaren het samenwerken met regisseurs, choreografen en dramaturgen toch een bijzondere vruchtbare bodem gebleken om een productie te laten groeien en bloeien.”
Cirq’ulation Locale is opgestart in 2002. Je hebt met andere woorden de evolutie van het Vlaamse circusbeleid van op de eerste rij meegemaakt.
“De afgelopen jaren heeft het circus in Vlaanderen een enorme boost gekregen, en dat is zeker ook te danken aan de Vlaamse overheid die met geld en een decreet over de brug gekomen is. Toen wij startten, in den beginne was er niks (lacht). Het VLO (de voorloper van het Circuscentrum) richtte zich enkel op de amateurkunsten, waar het Circuscentrum nu ook steunpunt en belangenbehartiger voor de professionele sector is. Als er indertijd tien artiesten waren die met circus hun brood konden verdienen, zal het veel geweest zijn. Nu zijn er jaarlijks tal van nieuwe producties, steeds meer professionele artiesten, de steeds populairder wordende circusateliers waar jongeren de smaak voor circus te pakken krijgen. Er komen voortdurend nieuwe gezichten, nieuwe ideeën bij en dat is onontbeerlijk om een bloeiende circustoekomst te verzekeren.”
Is het allemaal rozengeur en maneschijn? Of zie je ook werkpunten voor onze huidige Minister van Cultuur?
“De focus – niet alleen voor circus, maar voor alle kunstdisciplines – moet meer op spreiding en promotie komen te liggen. Er wordt enorm veel gemaakt, maar veel van die creaties toeren nauwelijks en dat is zonde. Zonde voor de overheid die deze creaties subsidieert, voor de artiesten die iets maken maar nauwelijks kunnen spelen én voor het publiek dat nauwelijks de kans krijgt om die voorstellingen te zien. De creatie van een circusvoorstelling duurt gemiddeld drie à vier maanden, een tournee duurt drie jaar. Mocht ik mogen kiezen dan zou de focus meer op spreiding dan op creatie komen te liggen. Bovendien genereer je dankzij een tournee naambekendheid, leg je nieuwe contacten en van de uitkoopsommen kan je in het beste geval wat opzij zetten om te investeren in een volgende creatie. Onze eerste show hebben we gemaakt buiten, op het gras in het park, en dat ging. Het zwaarste was toen we daarna als beginnende groep wilden toeren en daarin moesten investeren.”
De beleidsvisie op circus is de afgelopen jaren serieus geëvolueerd. Geldt dat ook voor de beeldvorming bij het publiek?
“Ik vind dat wat betreft de perceptie van circus bij het publiek er nog veel werk aan de winkel is. Er heersen nog veel vooroordelen. Net zoals opera per definitie traag en zwaar drama is, of elke hedendaagse dansvoorstelling naakt op de grond rollen is, zo heerst bij het gros van het publiek nog altijd het idee dat circus gelijk staat aan dieren dresseren in een tent. De perceptieverandering bij het grote publiek is vooral te danken aan Cirque du Soleil. Voor de meeste mensen is dat hun (enige) kennismaking met Nouveau Cirque. Nieuw Circus, dat is trouwens nog zo’n term waarvan ik de kriebels krijg. Alsof het zo revolutionair is dat circus een cross-over van disciplines is en niet alleen meer in een straat of een tent, maar ook in een schouwburgzaal speelt. In de Middeleeuwen stonden jongleurs, vuurspuwers, narren en berendresseurs de ene dag ook op het marktplein hun kunsten te vertonen en de volgende dag in de troonzaal van het kasteel.”
Over hooggeëerd gezelschap gesproken, jullie mochten in 2009 optreden op het kerstfeest van de Franse president Sarkozy.
“Tja, hoe gaat zoiets? Je treedt op in Frankrijk, je leert iemand kennen van een agentschap dat de opdracht krijgt het kerstfeest van Sarkozy cultureel op te luisteren en plots treed je in de Olympia van Parijs op voor de hoge pieten van het Elysées. We hebben echter noch de president noch zijn vrouw gezien en zij omgekeerd ons ook niet. Ze zaten op dat moment vast op de klimaattop in Kopenhagen. Maar dat maakt geen verschil uit voor onze voorstelling: of we nu optreden voor de president, de koning, of de slager om de hoek: een show moet goed zijn. Het is iets wat ik als regisseur voor elke voorstelling meegeef aan de artiesten: er bestaat niet zoiets als een publiek dat er geen zin in heeft, er bestaat alleen maar een artiest die er geen zin in heeft. Je moet elke keer opnieuw willen werken om het publiek mee te krijgen.”
Tijdens het vele toeren zien jullie ook veel ander circus. Wat zie je zelf als een belangrijke tendens in het circus vandaag de dag?
“Het hokjesdenken ebt meer en meer weg. Choreografen of theaterregisseurs werken met circusartiesten en omgekeerd gebruikt het circus steeds meer dans- en theatrale elementen. Ik hoop dat je als publiek op den duur gewoon gaat gaan kijken naar ‘podiumkunsten’. Die verwevenheid van genres en disciplines: dat is waar ik al tien jaar lang naar streef en waarvan ik geloof dat het de toekomst is. Want uiteindelijk is het cruciale element dat al deze kunsten bindt: de expressie voor een live publiek.”
Jullie nieuwe show heet Second Life. Is die titel een verwijzing naar het computerspel?
“Het computerspel ‘Second Life’ gaat over het creëren van een alter ego, een parallel virtueel leven zonder dat je daadwerkelijk verantwoordelijk bent voor je daden in dat leven. In onze voorstelling vinden verschillende personages een tweede leven door net hun verantwoordelijkheid te nemen en hun gedrag aan te passen. Het gaat niet over die grote plotse omwentelingen in een mensenleven maar die kleine keuzes die een leven toch ingrijpend kunnen veranderen: stoppen met roken, wat meer sporten, wat meer glimlachen.”
“Het leven mag nooit af zijn. Dat geldt ook voor Cirq’ulation Locale. Ik hoop dat ik nooit de dag mag beleven dat we met de groep zeggen: dit is het. De dag dat ik met alles tevreden ben, zal geen goeie dag zijn. In het zoeken naar schuilt net de evolutie. Er kunnen altijd dingen beter: een mooiere verhaallijn, een inventieve nieuwe circustechniek, … We spelen gemiddeld 120 voorstellingen per jaar, bij mijn weten zijn er 365 – soms 366 – dagen in een jaar, dus dat is nog altijd maar 1 op 3 dagen dat we spelen. En treden we nu vooral op in Frankrijk en Spanje, dan ligt nog een ganse wereld voor ons open.”