>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #26 (maart 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Gwendolien Sabbe
Johan Heldenbergh ken je misschien van de bioscoop (Aanrijding in Moscou, De helaasheid der dingen), televisie (Jes, De Ronde), de planken (Trouwfeesten en processen, Massis the musical, The Broken Circle) of als regisseur en bezieler van de waterzooiwestern 1919. We ontmoeten hem in de KVS, Brussel, waar hij volop repeteert voor Vorst-Forest, de nieuwe theatervoorstelling die hij samen met Titus De Voogdt maakt. Het denkstof zweeft nog rond als we de ruimte binnenstappen. “CircusMagazine?” vraagt De Voogdt hem met een vleugje ongeloof. Geen gefrons bij Heldenbergh even later in de bar, enkel pretlichtjes. “Circus is één van de redenen waarom ik ooit naar de toneelschool ben geweest.”
Helden
“Ik heb veel jeugdherinneringen aan circus. Het bedrijf waar mijn vader werkte, was sponsor van AA Gent. We kregen altijd VIP-kaarten als Bouglione in de stad was. We gingen ook altijd kijken naar het Wiener Circus. De clowns, vooral de muzikale clown vond ik geweldig. Dat waren helden, want die konden én muziek spelen én grappig zijn én acrobatische toeren uithalen. Die typische acts van Pierrots en Augusten vond ik heel grappig, die zijn me altijd bijgebleven. Eigenlijk is circus wel één van de redenen waarom ik ooit naar de toneelschool ben geweest. Toen was circus ook echt wel iets, iets wat wij nu misschien ouderwets zouden noemen. Je had heel veel circusfilms uit de jaren vijftig en zestig, zoals Trapeze met Tony Curtis en Burt Lancaster en The Greatest Show on Earth. Ik hou nog altijd heel erg van Nino Rota (filmcomponist, gekend van o.a. Fellini’s circusfilms, red.). Mijn vader dronk graag een pint en we gingen alle braderijen van Gent en omstreken af. Zo heb ik John Massis, Joe Alcatraz en al die variétémensen nog bezig gezien.”
Massis
De krachtpatser John Massis maakte toen diepe indruk op Heldenbergh. Jaren later, in 2004, besloot hij een theatervoorstelling over hem te maken. “Ik was een jaar over zeven, acht toen ik Massis zag op de braderij in Ledeberg. Het was aan het motregenen. Ann Christy mocht zingen in de tent. Massis moest buiten staan. Hij was razend. Hij riep de hele tijd, heel zijn show door (roept met luide ‘Massis-stem’:) “De echte artiesten staan buiten!” en “Iedereen kan zingen!” Ik keek op naar Massis. Hij was sterk, kon treinen voorttrekken met zijn tanden. Hij was superman, kon alles aan (leeuwenbrul) En dan… pleegt hij zelfmoord. Dat klopte niet. Jan Decleir vertelde ooit dat Massis tijdens de opnames van Leeuw van Vlaanderen kwaad werd toen hij er achter kwam dat Jan Breydel hem in de film ging doodsteken. Hij zou geroepen hebben: “Er is hier niemand die John Massis zal dood doen, dan John Massis zelf!”. Dat was in 1982, in ’88 pleegde hij zelfmoord. Dat tegengestelde beeld van Massis, de sterke man, en Massis die zelfmoord pleegt, dat fascineerde me.”
Massis II?
Anderhalf jaar lang speelde hij Massis, the musical in alle uithoeken van Vlaanderen. “Ik wou de tour doen die Massis ooit deed, langs de kleinere zalen. Daarnaast had de voorstelling ook een politiek luik. Ik wou niet in de cultuurcentra spelen, waar iedereen toch al aan je kant staat. De meeste theaterbezoekers stemmen eerder links. Je moet niet preken voor eigen parochie. Als je iets te zeggen hebt, moet je durven gaan preken in het hol van de leeuw. Net zoals we met de The Broken Circle gedaan hebben. De herinneringen aan de Massistournee zijn alleen maar roze. Ik had echt het gevoel dat ik iets beduidends aan het doen was. Dat is meestal de drijfveer in alles wat ik doe, het moet een betekenis hebben.”
Toch zit een herneming van Massis er niet in. “In 2013 is hij 25 jaar dood, dat zou een mooie gelegenheid kunnen zijn, maar toch zal ik het niet doen. Ten eerste zijn we sinds 2004 zoveel geëvolueerd op politiek vlak. Ik zou het stuk helemaal moeten herschrijven. Een Massis II is onzin. Ten tweede ben ik ook zelf een beetje bang geworden van hoe goed de mensen de voorstelling toen vonden. Goed theater heeft een houdbaarheidsdatum, en ze is overschreden, punt.”
‘Wijs’
Het Circuscentrum kreeg met de verhuizing naar de Expeditie in Gent er Cie Cecilia als buren bij. Samen met Arne Sierens is Heldenbergh de frontman van dit opmerkelijke theatergezelschap. Buiten bakstenen en beton hebben de buren meer gemeen dan je op het eerste zicht zou denken. “Met Cie Cecilia hebben we heel wat voorstellingen gemaakt met een hoog circusgehalte. We gebruiken circus heel vaak als inspiratiebron. In Maria Eeuwigdurende Bijstand, de voorstelling op het ijs, was Titus De Voogdt de clown, Marijke Pinoy de acrobate en ik de circusdirecteur. Van daaruit zijn we vertrokken. In Trouwfeesten en processen speelden we in een echte circuspiste. Ik had toen bijna een Augustpak aan. Als we met Cie Cecilia vergaderen, hebben we soms iets van: “Dat vragen we eens aan het Circuscentrum”. Arne is bovendien van plan om niet in zijn volgende voorstelling, maar in de voorstelling daarna veel circusdingen te gebruiken. Via een contact met het Circuscentrum werken we voor Vorst nu ook samen met Bert Beyens (docent Ell Circo d’Ell Fuego, red.). Hij zal nog wel een paar keer afkomen om ons één en ander te leren. Ik weet niet of het voor het Circuscentrum even interessant is om naast ons te zitten, maar voor ons is het in elk geval wijs.”
Met circus in huis is er in ieder geval altijd wat te beleven. In de grote hal van de Expeditie speelde een tijd geleden het basculeduo Jasper Dhondt en Joren De Cooman. Heldenbergh keek vol fascinatie toe. “Acrobatennummers spreken altijd het meest tot de verbeelding. We hebben ook geprobeerd om bascule in Vorst te brengen, maar dat is gewoon niet gelukt, omdat ik dubbel zoveel weeg als Titus (lacht). Maar misschien kunnen we daar toch één grap uit halen.”
Pikken mag
Jonge circusartiesten die net afstuderen van de circushogeschool staan te popelen om de wereld te veroveren met hun voorstellingen. Net als hun theatercollega’s stoten ze op een zelfde complexe mix van uitdagingen: geld, repetitieruimte, artistieke besognes, hoe blijf je als groep bijeen, enz. “Aan jonge toneelspelers geef ik de tip: “Doe voort en zie niet om. Doe voort, er komt wel een dag, want olie drijft boven.” Je kunt tot aan je zestigste bij wijze van spreken blijven groeien. Als acteur heb je die tijd. Maar als circusartiest, net als dansers, is dat lijf op een gegeven moment op. En toch… olie drijft boven. De olie van de circuskunst is volgens mij dat je toch een vertelling maakt. Misschien zal je eerste voorstelling niet super zijn, misschien ook niet de tweede. Maar op den duur ga je je eigen taal wel vinden. Het is ook belangrijk om de goede kruising te vinden tussen dingen pikken van anderen, en zelf ook dingen vinden. Je moet niet bang zijn om je helden te imiteren in het begin. Maar zoek daar je eigen weg in.”
Talent is goesting
Heldenberghs devies ‘gewoon doen’ is misschien wel het opmerkelijkst in het project 1919, een waterzooiwestern. Bij veel mensen blijven dromen aan de toog plakken. Heldenbergh daarentegen veegde alle ‘maars’ van de cafévloer en begon eraan. Hij draaide de langspeelfilm vorige zomer in zijn dorp Schellebelle met duizend vrijwilligers. “Ik had heel weinig zelfvertrouwen als jonge gast, en als beginnend studentje op school. Met de jaren is er een soort vertrouwen ontstaan in de zin van ‘talent is goesting’. “Gast, je hebt goesting om dat te doen, dus heb je talent, twijfel daar niet aan.” Dat is waar het hele project in Schellebelle om draaide. “Wat wil je spelen? Wel, je kunt dat, aangenomen! Wil je kostuums ontwerpen? Aangenomen!” Dat vertrouwen schenken aan mensen is ongelooflijk.”
Deze zomer staat de verfilming van zijn zelfgeschreven theaterstuk The Broken Circle op het programma. In deze ontroerende countryvoorstelling zien we hem als Monroe, die anders omgaat dan zijn vrouw Alabama met het verlies van hun kind. “Felix Van Groeningen belde me op en vroeg me om de filmrechten. Mieke Dobbels en ik hebben ja gezegd. En voilà. Het is alsof uw kindje naar de universiteit gaat. Ik schijt in mijn broek, want ik wil Monroe niet verknallen. Het zal helemaal anders zijn, maar ook ongeveer hetzelfde. Maar dat laat ik aan Felix over. Hij schreef het scenario en zal regisseren.”
Mini en Maxi
Dezelfde zenuwachtigheid borrelt bij Heldenbergh op als we het over Vorst-Forest hebben. “Het loopt zeer moeilijk, zoals elk creatieproces. Op dit moment was ik met The Broken Circle ook in paniek. De eisen die we ons nu stellen zijn nog groter. Een voorstelling die geen mime is, geen dans, zonder woorden, en dat voor twee mensen die heel graag met elkaar babbelen.” Titus De Voogdt doet teken aan de bar. “We moeten binnen een minuutje weg.” We knallen er nog een laatste vraag uit, over Titus. “Hij is mijn beste maat, naast mijn madame Joke (Devynck, red.) natuurlijk. We zijn complementair, vullen elkaar aan. Waar ik mankementen heb, daar is hij meester in, en omgekeerd. We zijn een beetje mini en maxi.”
John Massis, geboren Wilfried Morbee (Brugge, 1940), was een aparte verschijning. Hij was stuntman, tandatleet en krachtpatser. Massis was een krak in het opzetten van stunts met heel wat mediabelangstelling. Hij kreeg ook meermaals een eervolle vermelding in het Guiness Book of Records.
Dankzij de mediabekendheid kreeg hij aanbiedingen uit de circuswereld. Hij trad o.a. op in ‘Circus Broadway’, ‘Circus Jhony’, het Zweedse ‘Circus Scott’, het Italiaanse ‘Circus Orfei’, het Franse ‘Cirque Amar’ en het Nederlandse ‘Circus Boltini’.
In 1977 huurde hij de tent van Circus Ronaldo en trok met ‘Circus John Massis’ langs de Vlaamse kust. Het eerste deel van het programma werd verzorgd door de Ronaldo’s, het tweede deel door Massis. De tournee werd een flop. Hij ging terug de straat op als stuntman, wat hem opnieuw tijdelijk wat roem gaf. Maar de hoogdagen van de ‘Hercules of Flanders’ waren geteld. Uiteindelijk haalden teleurstellingen, eenzaamheid, financiële problemen en suikerziekte zijn geest en lichaam onderuit. In 1988 zette hij zelf een punt achter zijn leven.
Bronnen:
André De Poorter, “Belgische circussen en Foortheaters”, p.72.
Jaak A. Rau, “Circus Magie, Tweehonderd jaar circusbezoek in Brugge 19de-20ste eeuw”, p.61-63.