Van 20 tot 23 december haalt cultuurcentrum De Schakel het poëtische paardencircus van Compagnie Equinote naar Waregem. In maart speelt ‘Là’ van het legendarische Baro d’evel in Rijsel en Brussel, met in de hoofdrol twee circusartiesten en een raaf. Op zich geen wereldnieuws, maar beide Franse gezelschappen staan wel symbool voor een opvallende trend: in tijden waarin vegetarisme de nieuwe norm wordt, wilde dieren in het circus wereldwijd in de verdrukking raken en zelfs die arme pony’s op kermissen niet langer hun suffe rondjes mogen draaien, zien we een comeback van dieren in het hedendaagse circus. Een beschouwing in vijf tegenstellingen.
Traditioneel vs. hedendaags
Een circus zonder dieren is als een café zonder bier. Dat is althans de opvatting van talloze circusfans over heel de wereld. Ze hebben dan ook een punt: sinds Philip Astley rond 1768 het moderne circus ‘uitvond’, waren dieren er onlosmakelijk aan verbonden. Pas een dikke tweehonderd jaar later – vanaf begin jaren 1970 – begonnen gezelschappen op te staan die circus brachten zonder dieren, met Cirque du Soleil als bekendste voorbeeld. Het hedendaagse circus was geboren. Vandaag, nog eens vijftig jaar later, is het wel erg kort door de bocht om een circus met dieren als traditioneel te bestempelen en een circus zonder dieren als hedendaags, maar het blijft een feit dat de meeste traditionele circussen gedomesticeerde dieren als essentieel onderdeel van hun programma hebben. En omgekeerd: de overgrote meerderheid van hedendaagse circusgezelschappen denkt er niet aan om met viervoeters of gevederde vrienden te werken. Al zijn er dus uitzonderingen.
Paard vs. rat
Het meest iconische circusdier is niet de leeuw of de tijger, maar het paard. Deze edele dieren lenen zich dan ook perfect tot allerhande kunstjes. Voltige – acrobatiek op paarden – is zelfs een erkende tak binnen de ruitersport, met wedstrijden en al. Ook verschillende hedendaagse circusgezelschappen werken met paarden: Cie Equinote, Baro d’evel en het Oost-Vlaamse paardentheater van Cirque Frère Frère om maar enkele te noemen. Wilde dieren worden uiterst zelden op het hedendaagse podium gehaald; wij hebben enkel weet van Compagnie Rasposo dat in ‘Morsure’ een echte tijger liet opdraven – al kon het naargelang de financiële en organisatorische mogelijkheden van het ontvangende festival ook een acrobaat zijn die een tijger nadeed. Maar het hedendaagse circus zou het hedendaagse circus niet zijn mocht het niet op zoek gaan naar andere, iets minder indrukwekkende dieren om zo – al dan niet bewust – een ironische knipoog naar het traditionele circus te geven.
“Het hedendaagse circus zou het hedendaagse circus niet zijn mocht het niet op zoek gaan naar andere, iets minder indrukwekkende dieren om zo – al dan niet bewust – een ironische knipoog naar het traditionele circus te geven.”
In onze contreien is de kip populair: bij Bert & Fred zorgt het kakelende dier voor het ultieme verrassingseffect in theaterzalen, bij Circo Ripopolo is de kip een van de twee hoofdrolspelers. In ‘Da/Fort’ van Circ’ombelico kreeg de hond Zaza een mooie cameo. In ‘Fidelis Fortibus’ van Circus Ronaldo zorgt een rat voor een van de hoogtepunten. Kippen, ratten, honden: makkelijk om mee op tournee te nemen en geen al te hoge eisen qua huisvesting.
Echt vs. vals
Muziek, tent, circulaire opstelling, korte imponerende acts, personages en kostuums, de algemene sfeer, … Het hedendaagse circus bulkt van de referenties naar het traditionele circus. Ook het gebruik van dieren past in dat plaatje. Meestal worden echter nepdieren ingezet om naar ‘het oude circus’ te verwijzen: pluchen beren, oerwoudgeluiden, leeuwen- of vogelkostuums, acrobaten die al blaffend op handen en voeten rondlopen en aan toeschouwers beginnen snuffelen… In het beste geval wekt een dergelijke scène op de lachspieren – de openingsscène van ‘Super Sunday’ van het Finse Race Horse Company, met cowboys die tergend langzaam op fake paarden rondstruinden, was zodanig onderkoeld én belachelijk dat het hilarisch werd (daarna ging de show helaas alleen maar bergaf). Maar in het slechtste geval is het gebruik van nepdieren niet meer dan een gemakkelijke gimmick of een symptoom van bloedarmoede.
Mens vs. dier
Camille Decourtye en Blaï Mateu Trias van Baro d’evel, die met de voorstelling ‘Le Sort du Dedans’ erg hoog scoren in de all-time favourites van menig circusliefhebber, beschouwen hun dieren expliciet als subjecten, als volwaardige medespelers in de voorstellingen die ze maken. “Les animaux de la compagnie Baro d’evel sont de véritables partenaires de jeu, nous ne les mettons pas en scène dans l’idée que l’animal ne peut être perçu que par rapport au service qu’il rend à l’homme, au contraire ils sont sur scène en tant qu’eux-mêmes,” staat te lezen op hun website. Het mooie is dat dit niet enkel een levensfilosofie is, maar dat je het als toeschouwer vanop de tribunes ook daadwerkelijk voelt. Het zijn geen trucjes die de dieren uitvoeren. Ze zijn gewoon zichzelf. Ze zijn menselijk. Ze steigeren of vliegen met een reden. Ook de artiesten op scène voeren niet zomaar circustrucs uit, hun daden hebben een diepere oorsprong. Ook zij zijn menselijk. Of dierlijk, ’t is maar hoe je het bekijkt. Want dier en mens staan – bij hen althans – op hetzelfde niveau.
Functioneel vs. niet-functioneel
De vraag van één miljoen blijft natuurlijk: wanneer is een levend dier op scène noodzakelijk om als artiest je verhaal te kunnen vertellen? In sommige gevallen is de keuze ingegeven door een doorgedreven artistieke en/of maatschappelijke visie en is het resultaat ook effectief van een hogere orde – ik verwijs hier graag nogmaals naar Baro d’evel. In andere gevallen kan je oprecht de vraag stellen of dat dier zoveel meerwaarde biedt… Het is een beetje zoals bij naakt op scène: soms is het ‘functioneel’, maar soms is het echt wel bij de (schaam)haren getrokken: een gemakkelijke manier om de aandacht te trekken (of af te leiden), een kunstmatige ingreep om te choqueren of om te tonen hoe artistiek men wel niet bezig is.
“Het is een beetje zoals bij naakt op scène: soms is het ‘functioneel’, maar soms is het echt wel bij de (schaam)haren getrokken.”
Meestal mag dat ondergoed gewoon aan blijven; de boodschap en de kracht van de voorstelling worden er niet minder om. Echt functioneel naakt is een zeldzaam en te koesteren goed. Laten we het gemekker en gehinnik ook tot een functioneel, respectvol en te koesteren minimum houden.
Dit artikel verscheen in CircusMagazine #57 (december 2018) // Auteur: Maarten Verhelst // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be