>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #24 (september 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Liv Laveyne
Het nieuwe jonge Belgische circusgezelschap Sweatshop debuteerde dit voorjaar met ‘Sibling’, een voorstelling waarin theatraal verhaal en circuskunst (de wip of bascule) hand in hand gingen. Althans, dat was de bedoeling, want soms loopt het niet zoals verhoopt. “Voor circus en theater gelden andere wetten beseffen we nu,” zegt Jokke Vanderlinden.
Sweatshop ontstond uit de synergie van het ESAC, de gerenommeerde Brusselse hogeschool voor Circuskunsten. Vier oud-studenten Aurelia Brailowsky, Benjamin Eugène, Adrien Husser en Jokke Vanderlinden richten eind 2007 samen dit nieuwe artistieke project op nadat ze eerder al in andere formaties zoals Hopla Circus (‘La Familia Rodriguez’) en Le BoTrio (‘Rhythm & Beast’) het mooie weer maakten op diverse straattheaterfestivals. De ESAC-studenten en goede vrienden besloten om met hun nieuwe artistiek project ‘Sweatshop’ geen straattheater te brengen, maar een échte zaalvoorstelling: circus mét theater-allures.
“We zijn allemaal erg geïnteresseerd in theater en willen graag circus en theater combineren. Vandaar ook de narratieve insteek van ‘Sibling’. Het is het verhaal van een modern (circus)familiebedrijf. Een broer en een zus – sibling betekent in het Engels broer-zus – zijn de erfgenamen van het circus: de zus-manager is gehuwd met één van de acrobaten. En dan is er de vierde – ikzelf – die als externe artiest infiltreert in die familie en alle verhoudingen op de helling zet: zowel de zus als de broer worden op hem verliefd, de echtgenoot van de zus is jaloers op het sexappeal van de nieuwkomer maar ook op zijn acrobatische kunde. Matthieu Benayoune, onze regisseur, heeft de personages in meer of mindere mate op onze karakters gebaseerd,” lacht Vanderlinden.
De reacties op de voorstelling waren niet onverdeeld positief. Persoonlijk vond ik het een vrij onevenwichtige voorstelling: het theatraal verhaal was moeilijk leesbaar, de stunts te eenzijdig, het gebruik van multimedia nauwelijks geïntegreerd. Maar er zaten ook enkele mooie scènes tussen zoals de sensuele verleidingsmaskerade en een acrobatie-act waarbij dicht op de grond onder laaghangende lampen wordt gespeeld.
Vanderlinden: “Mensen die weinig circus zien, waren heel enthousiast over onze stunts. Wie regelmatig circus ziet, vond dat de voorstelling potentieel had, maar dat er nog veel werk aan was. Het is dan ook een moeilijk creatieproces geweest: we hebben er bewust voor gekozen om te werken met een regisseur die uit het theatermilieu komt met de bedoeling om er een theatrale circusvoorstelling van te maken. Een ambitieus idee, maar we zijn daarin misschien iets te ver gegaan. Het circuselement ontbrak op den duur.
Na de première hebben we de voorstelling dan ook serieus bijgeschaafd: ingekort van 80 naar 45 minuten, toewerkend naar een climax in plaats van naar een anticlimax. We hebben het spelenderwijs moeten ondervinden: voor circus gelden andere wetten dan voor theater. Deze voorstelling hangt ook enorm af van de theatertechnische omkadering. Als we op de zomerfestivals in een tent spelen dan mist de voorstelling in sommige scènes haar effect: omdat je het nooit helemaal donker kan maken en dus niet kunt werken met black-outs tussen de verschillende scènes.”
Is ‘Sibling’ niet alleen het debuut maar mogelijk ook de zwanenzang van Sweatshop?
“Sweatshop is een nieuw gezelschap maar gebouwd rond deze ene voorstelling. Of Sweatshop als constellatie nog blijft bestaan, is onzeker. We zijn erg goede vrienden, maar onze wegen lopen momenteel sterk uiteen: Adrien wil het theater in en volgt momenteel les aan de Kleine Academie, Aurélia is bezig aan nieuwe voorstelling met ‘La Familia Rodriguez’ en Ben en ik spelen nog steeds met Le BoTrio.
We moeten het ook niet onder stoelen of banken steken: de verwachtingen voor ‘Sibling’ waren gezien het succes van Le BoTrio en ‘La Familia Rodriguez’ erg hoog. Daardoor hebben we ook meteen veel steun en middelen gehad van diverse partners. Dat de voorstelling niet volledig uitgedraaid is zoals we voor ogen hadden, maakt de toekomst ook financieel onzeker. En dat is spijtig: we hebben nooit gezegd dat we de voorstelling van het jaar zouden maken. Je moet fouten mogen maken, zeker in circus moet je op je bek mogen gaan. We blijven dan ook tot de allerlaatste voorstelling schaven aan ‘Sibling’. Omdat we geloven in dit project.”
Was circusartiest worden een droom die je als kind al koesterde?
“Als kind was ik stikjaloers wanneer ik artiesten zag jongleren of op een eenwieler rijden. Ik had zoiets van ‘dat wil ik ook kunnen én nog beter’. Toen ik een jaar of tien was, ben ik workshops en circusateliers in de circusschool in Leuven beginnen volgen en geleidelijk aan werd het meer dan een hobby, het werd een passie waarvan ik droomde er ook mijn beroep van te maken. Zeker nadat ik Circus Ronaldo had gezien. En toen ben ik naar het ESAC gegaan. Samen met Châlons-En-Champagne (CNAC) en Montreal (National Circus School) behoort het ESAC echt wel tot de wereldtop van circusscholen. Eerlijk, ik zou daar nu niet meer binnen geraken. Elk jaar neemt het niveau toe en dat zal in stijgende lijn blijven gaan. Zeker omdat men op steeds jongere leeftijd met circus begint: in Frankrijk kun je al vanaf je veertiende een professionele circusopleiding volgen en ook in Leuven heb je sinds kort een voorbereidende humanioraopleiding voor circusartiest.”
Is circusartiest ook een droomjob gebleken?
“Er heerst dat idee van het romantische zwerversbestaan van de circusartiest en natuurlijk is het supertof om vaak op reis te zijn, maar buitenstaanders vergeten vaak dat je lang niet altijd in de meest luxueuze omstandigheden reist, leeft en slaapt. Bovendien is een circusgroep ook echt een klein bedrijfje runnen: dat betekent bureauwerk, de boekhouding doen, de voorstelling zien te verkopen… Momenteel doen we dat allemaal zelf (vzw Artboem), alleen echt grote groepen kunnen zich permitteren om dat uit te besteden (lacht).
“Maar los van die praktische rompslomp: ik zou me geen andere job kunnen laat staan willen inbeelden. Veel artiesten zullen het ontkennen, maar of het nu circus of theater of muziek is: je kruipt dat podium op, je gaat die piste in omdat je gezien wil worden, omdat je hoopt iets bij het publiek teweeg te brengen, het te doen lachen, huilen, genieten. En het is een zalig gevoel als dat ook lukt. Bovendien zorgt het uitvoeren van circusstunts voor een ongelooflijke adrenalinekick. Elke voorstelling is het om de zoveel seconden pieken, dat is een frequentie waar je in een normaal mensenleven alleen maar kunt van dromen.”
Hoeveel training vergt het om dat stuntwerk op de bascule te onderhouden en vervolmaken?
“We trainen gemiddeld 2 à 3 uur per week en nog eens enkele dagen extra voor elk optreden. Dat is eigenlijk veel te weinig, zeker als je dat vergelijkt met de grote circusgroepen als Cirque du Soleil. Het is echter een praktisch probleem van repetitieruimte: de prijzen om in Vlaanderen een sportzaal af te huren – als ze al beschikbaar is – zijn enorm hoog. Gelukkig kunnen we soms in de loods van het Antwerpse circusatelier Ell Circo d’ell Fuego terecht.”
Betekent dit dat er nog werk aan de winkel is aangaande het Vlaamse circusbeleid?
“De afgelopen jaren is er in Vlaanderen enorm veel in beweging gezet. Het Vlaamse Circuscentrum begint eindelijk goed te draaien, er zijn de goede contacten met het Franstalige Maison du Cirque in Brussel, en momenteel zijn ze samen een visie aan het ontwikkelen om het Belgisch circus in het buitenland te promoten. Dankzij het Vlaamse circusdecreet komen er ook behoorlijke budgetten vrij voor nieuwe creaties. Dat is nog niet te vergelijken met de enorme productiebudgetten in Frankrijk, maar het decreet is wel een stap in de goede richting.
Waar het in Vlaanderen vooral aan mankeert is een fysiek platform. Je hebt Dommelhof in Neerpelt dat jaarlijks enkele creaties productioneel ondersteunt, maar er is nood aan meer ruimtes waar gezelschappen kunnen repeteren en trainen, ook nadat een voorstelling in première is gegaan. Veel van ons budget gaat nu op aan de huur van een zaal want vind maar eens een repetitiekot van 6,5 meter hoogte!”