>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #24 (september 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bauke Lievens
Stockholm, maart 2010. De sneeuw ligt hoog in de straten van de buitenwijken van de Zweedse hoofdstad, waar een zestigtal circusartiesten, wetenschappers en mensen uit het veld zijn samengebracht in de University for Dance and Circus. In de programmabrochure lezen we: “Wanneer vandaag de vraag wordt gesteld aan circusartiesten wat ze willen vertellen (en dus onderzoeken) met hun voorstelling, luidt het antwoord vaak “Niets.” Waarop de vraag volgt: ‘Is het dan puur entertainment wat jullie doen?’. Wat dan op zijn beurt weer ten stelligste wordt ontkend.” Deze vreemde vaststelling was voor de Zweedse universiteit de motor om een tiendaagse workshop te organiseren rond de dubbelzinnigheden van het concept van artistiek onderzoek binnen de circuskunsten van vandaag.
Wat is artistiek onderzoek?
Het concept van ‘artistiek onderzoek’ maakt veel artiesten lichtjes nerveus omdat er twee kaders in besloten liggen die we traditioneel gezien sterk van elkaar scheiden. Onderzoek wordt namelijk geassocieerd met wetenschap en denken, terwijl artistieke activiteit vaak wordt begrepen als een spontane uiting van gevoelens als de voorwaarde voor kunst. En toegegeven, een teveel aan denken en afstand kan het creatieve proces zeker belemmeren. Aan de andere kant is het ook zo dat onze sector niet langer wil bestempeld worden als circus, maar als circus-kunst(en). En met uitzondering van de Art Brut heeft kunst altijd te maken met een zekere bedoeling, het aftasten van grenzen en het verkennen van nieuwe horizonten. Net als de wetenschap. Alleen gaat het in kunst om persoonlijke (of maatschappelijke) grenzen en doelen, terwijl wetenschap meer algemene, abstracte grenzen tracht te verleggen. Hieruit vloeit het onderscheid voort tussen artistiek onderzoek en wetenschappelijk onderzoek. Enerzijds is er het eerder wetenschappelijke onderzoek naar de circuskunsten als object, naar het circus als kunstvorm met haar geschiedenis, verschijningsvormen, verschillende esthetieken, specifieke condities, enz. Anderzijds is er onderzoek dat circus begrijpt als een medium waardoorheen mensen, circusartiesten, (hun) verhalen vertellen. Dit is wat ik graag ‘artistiek onderzoek’ wil noemen. Voor een circusartiest kan dit betekenen dat hij zijn creatieve verlangens tracht te verbinden met de exploratie van de kunstvorm zelf. Voor mensen die artistiek onderzoek binnen het circus voeren zonder zelf artiest te zijn, ligt de uitdaging in het verbinden van een algemene reflectie over de kunstvorm met de ervaring, de ontmoeting en het werk met circusartiesten, en uiteraard ook met de uiteindelijke artistieke producten. Deze vorm van onderzoek is echter veel complexer, omdat zij minder afstand neemt van het creatieve proces en dus zelf nauw aanleunt bij de artistieke activiteit.
Onderzoek en vernieuwing
Rest ons natuurlijk de vraag: hebben het circus, de artiesten en het publiek nood aan artistiek onderzoek? Toen circus nog circus heette (en niet circuskunsten), was de ring vaak de plek waar nieuwe dingen en uitvindingen naar de mensen werden gebracht. Denk maar aan cinema of elektrisch licht. Bijgevolg is het circus altijd een zeer flexibele en veranderende entiteit geweest, niet in het minst omdat het steeds van plek naar plek trok. In een tijd waarin technologische vernieuwing voor het merendeel van de bevolking toegankelijk is geworden, ligt de vernieuwende kracht van het circus eerder in de creativiteit van de artiesten en in hun specifieke blik op de wereld. Circus staat gelukkig nog steeds voor het wonderbaarlijke, het ongewone, het nieuwe. Aan de andere kant blijven de commerciële wortels onuitroeibaar, samen met de tendens die het circus altijd al reduceerde tot spektakel en Cirque du Soleil-achtige kitsch, waarin hapklare esthetiek het wint van echte poëzie die ons iets wil vertellen over de wereld. Wil het circus blijven vernieuwen en verkennen, dan is het van belang om te blijven zoeken. En dan is artistiek onderzoek noodzakelijk.
De vis en het fossiel, of hoe te schrijven in de piste
Uiteraard start onderzoek in het circus wanneer iemand danst, trampoline springt, koord loopt of jongleert. Het geschreven woord kan dit onderzoek op zijn beurt zichtbaar en bewust maken en bewaart het voor anderen of voor later, steeds met het doel om de creativiteit van de sector te doen groeien. Maar die overgang van de piste naar papier is niet zonder gevaar.
In het prachtige boekje ‘Pelèrinage sur soi’ beschrijft danser/choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui zijn aarzeling om de dingen in woorden te vatten als een angst om de gedachte vast te leggen, alsof het een zeldzame vis betreft die plotsklaps versteent. En toegegeven, woorden zijn vaak als fossielen. Dit is de tragiek van de literatuur, van het geschreven en gesproken woord: zij scheppen een afstand tot het oorspronkelijk gevoelde of gedachte en wissen die soms zelfs helemaal uit. En het is niet anders in artistiek onderzoek dat tracht te schrijven binnen de podiumkunsten. In circus en dans gaat het daarenboven niet enkel over gedachten/gevoelens, maar vaak over lichamelijke gebeurtenissen die in se vluchtig en ongrijpbaar zijn. Daar waar het teksttheater ons nog het houvast van het (her-)schrijfbare woord biedt, ontsnapt de onmiddellijke aanwezigheid van het circuslichaam al helemaal aan de taal, die prothese van het geheugen.
Want wat anders is schrijven – zeker in het artistieke landschap – dan een poging tot herinneren? Een kunstenaar, criticus of dramaturg schrijft niet met het ‘voorspellende’ verlangen van de exacte wetenschapper. Zij schrijven zoals archeologen historische objecten opgraven: als een manier om een genomen route te reconstrueren en de gezette voetstappen te traceren. Het gaat hier dan niet zozeer om een schrijven dat probeert te verklaren of voorspellen, maar eerder over het bewust maken van onbewuste dynamieken. Vaak is er nog een bijkomende moeilijkheid: daar waar de archeoloog de afstand van de geschiedenis bezit, trachten wij te schrijven in en over de hedendaagse en vaak heel persoonlijke tijd.
Terug naar het fossiel. Is het wonderbaarlijke aan fossielen niet net dat de afwezigheid waarvan ze een spoor zijn (of de aanwezigheid waaraan ze herinneren) mooier is dan de vis die is verdwenen? Of: hoe kunnen we schrijven binnen de hedendaagse circuspraktijk, wetende dat schrijven afstand impliceert, maar pogende om het lichaam en de creatieve risico’s niet te doen verdwijnen? Hoe kan schrijven het beschrevene herinneren in plaats van het uit te wissen?
Schrijven voor het circus zelf
Als eerste stap in dit avontuur is het belangrijk om te herinneren dat we minder nood hebben aan geschreven onderzoek over circus, maar wel aan onderzoek in en doorheen het circus. Concreet betekent dit dat artiesten en niet-artiesten proberen te schrijven in eenzelfde context en volgens dezelfde dynamieken. Geschreven artistiek onderzoek ontstaat dan ook niet op een zolderkamertje, maar op de werkvloer. De ideeën noch de taal waarin deze ideeën gevat worden, zoeken niet naar stabiliteit en antwoorden, maar naar verdere pistes, vragen en naar een evenwicht dat slechts tijdelijk is. Dit betekent bijvoorbeeld dat je schrijft zonder te weten waar het schrijven je zal brengen. Als circus lichamelijk is, wordt er gezocht naar een viscerale en levende taal. Als een circusartiest onderzoek voert met het oog op een voorstelling en dus voor een publiek, doet ook het schrijven dat. In dat geval schrijft men dus niet voor de overheid of de universiteit, maar voor de gemeenschap van circusartiesten en hun publiek.
In dit spanningveld wordt het duidelijk dat schrijven in het circus gaat om kleine nuances en om het bewustzijn van de gevaren en de begrenzingen van de taal. Steeds lonkt het gevaar van intellectualisering, vastpinnen en het doodmaken van de levendigheid en onmiddellijke kracht van het circus. Maar is het nemen van risico’s niet net wat circus tot iets wonderbaarlijks maakt?
Ontmoetingen zoals die in Zweden zijn perfecte gelegenheden voor deze zoektocht, omdat mensen met heel verschillende culturele en professionele achtergronden er worden samengebracht met een gemeenschappelijk doel: het zoeken naar een juiste en gemeenschappelijke taal in de overgang van lichaam naar woord. Doorheen het wederzijds kijken en schrijven kan dan een pad worden getraceerd, wat op zijn beurt kan leiden tot een bewustwording van de creativiteit en vernieuwing binnen een gezelschap en breder gezien, binnen de sector. Zo wordt er stap voor stap gebouwd en gesleuteld aan een Europees, nomadisch platform voor artistiek onderzoek in de circuskunsten.