Wie geregeld circusvoorstellingen ziet, weet hoe bont het aanbod is, van vrolijke kolder tot diepzinnig auteurscircus en de wonderbaarlijke weelde ertussenin. Net zo uiteenlopend zijn de manieren waarop een voorstelling tot stand komt. De ene artiest gaat solo, de andere stapt in een collectief, een derde wordt uitgenodigd door (of doet auditie voor) een maker. Die maker komt vaak zelf uit de circuswereld – en is al dan niet medespeler op het podium – maar kan ook een theaterregisseur of choreograaf zijn. Hoe verscheiden het circuslandschap ook mag zijn, één ding hebben makers, medemakers, uitvoerders en bij uitbreiding een heel productieteam gemeen: aan elke voorstelling gaan maanden van zoeken, twijfelen, vinden, trainen, denken, nagelbijten, genieten, stilvallen, discussiëren, slecht slapen en goed slapen vooraf. Circusmagazine verzamelde een uitgelezen kwartet om daar dieper op in te gaan.
Het is diverse pluimage troef aan de debattafel! Wout Deneyer timmert momenteel aan zijn eigen straatshow, maar heeft talloze korte en langere opdrachten uitgevoerd onder makers allerhande. Camille Paycha creëert evenzeer eigen werk (Ice Skates And Other Cruelties) als het werk van makers zoals Janni Van Goor (The time of our singing) en het duo Aline Breucker/Quintijn Ketels (Portraits), beter bekend als Side-Show. Josse De Broeck kennen we best van het acrobatiecollectief Familiar Faces, waarvan de vier performers ook de vier makers zijn. Momenteel werkt hij aan zijn eigen voorstelling, met percussionist Jef Callebaut aan zijn zijde. Hanne Vandersteene zal je dan weer niet zo snel op de scène terugvinden. Hoewel ze gemazeld en gepokt is in dans, bewegingstheater en zelfs teksttheater, kreeg ze enkele jaren geleden door dat circus de wereld is waarin haar makerschap het best tot zijn recht komt. Samen met partner in crime Mahlu Mertens vormt Hanne de artistieke kern van Grensgeval, bekend van eigenzinnige kindervoorstellingen waar circusartiesten niet meer uit weg te denken zijn.
Kunnen jullie iets zeggen over het moment waarop het idee ontspringt voor een nieuwe show?
Wout “Ik vertrek meestal vanuit de goesting om te werken met een bepaald voorwerp of rond een bepaald thema, al kan dat nog heel vaag zijn. Voor mijn afstudeerproject aan Esac (Ecole supérieure des arts du cirque, Brussel, red.) wilde ik bijvoorbeeld werken met bomen. Ik spreek erover met anderen, maar eigenlijk is dat een vorm van hardop nadenken: aan het einde van een zin kan de voorstelling die ik voor ogen heb er heel anders uitzien dan aan het begin ervan. De ideeën kunnen nog alle kanten opgaan, maar als ik ze dan op papier zet en ik kan er een rode draad in vinden, ben ik vertrokken.”
Hanne “Ik heb een hoofd dat altijd overloopt van ideeën, waarvan slechts een fractie wordt uitgewerkt voor het podium. Ik stel vaak vol enthousiasme een idee voor aan Mahlu en dan zie ik al eens de twijfels in haar blik. Soms blijf ik aandringen en zoek ik de juiste manier om haar te overtuigen. Sowieso moeten we een devoted obsession delen alvorens een productie van start kan gaan. Zo hechten we allebei belang aan de achterliggende betekenis van de objecten waarmee de artiesten aan de slag gaan – dat moet corresponderen met het idee van de voorstelling zelf – maar ik zal sneller aan een object vasthangen, ook als ik de betekenis ervan nog niet heb gevonden. Bij mij vertrekt het vaak vanuit een gevoel, waar Mahlu direct de diepere betekenis wil kennen. Op dat vlak verschillen we van elkaar, maar dat is voor mij de reden dat Grensgeval zo goed werkt.”
Josse “Bij Familiar Faces is het niet evident om een basisidee te vinden dat ons alle vier genoeg aanspreekt om mee aan de slag te gaan, maar voor onze jongste voorstelling Surface is het concept ons bij toeval overkomen. We speelden onze vorige voorstelling Not sure where this came from op het festival Dansen in het Park in Gent, toen het hevig begon te regenen vlak voordat we klaar waren. Acrobatie in de regen is geen goed idee, dus we dachten vroegtijdig te stoppen, maar we zagen dat het publiek paraplu’s en regenjassen bovenhield en gewoon bleef zitten. We wilden dan toch onze voorstelling uitspelen, maar in plaats van te springen op de natte dansvloer, begonnen we erover te glijden. Daar hadden we zoveel plezier van dat we besloten om het verder uit te werken in een nieuwe creatie.”
Camille “Bij mij bouwen de ideeën altijd verder op elkaar, van voorstelling naar voorstelling. Ze worden gevoed door ervaringen in mijn professionele leven, door te werken met andere makers of met de studenten van ACaPA (Academy of Circus and Performing Arts, Tilburg, red.), waar ik ook in de artistieke raad zit. Maar evengoed verwerk ik ervaringen uit mijn persoonlijke leven. Ik merk dat dezelfde thema’s terugkomen in mijn werk, namelijk geweld en samen of alleen zijn, die in elke productie een andere vorm aannemen.”
Hopelijk zijn die thema’s niet al te autobiografisch?
Camille “Tuurlijk wel!” (lacht). Zie ook Circusmagazine #64.
Hanne “In de eerste voorstelling die ik met Mahlu maakte, Wafelwacht, stonden we zelf nog beiden op scène. Die creatie deden we in opdracht en onder de vlag van een theaterhuis (Stichting Het Laagland, red.). Het nadeel daarvan is dat je zelf weinig controle hebt over tourdata, investeringen of de keuzes voor mensen met wie je echt wil werken.”
Maar het voordeel is misschien dat je tijdens je creatie niet te veel last hebt van praktische beslommeringen?
Hanne “Nu we onze eigen compagnie leiden, betekent het dat we na de repetitie vaak nog uren bureauwerk voor de boeg hebben, waardoor je de repetitie niet echt kunt verteren. Soms is het ook goed dat je nog gedwongen wordt tot het behandelen van mails, of het schrijven van promotekstjes en dergelijke, want dat helpt bij het afschakelen. Dan kom je de volgende ochtend op de repetitie en vind je de oplossingen die je zocht, zonder er echt over nagedacht te hebben.”
Camille “Ik ben momenteel een subsidiedossier aan het schrijven voor een nieuwe creatie. Dat is niet altijd even leuk, maar het feit dat je moet nadenken over budget, logistiek enzovoort, helpt je ook om je concept te ontwikkelen. Het geeft inspiratie. Een ander kan dat niet voor jou doen.”
Je bent eigenlijk al aan het creëren?
Hanne “Zeker! En liefst van al kan je dan even ‘in je grot kruipen’, zoals wij dat noemen. Het moeilijke eraan is dat het vaak gaat om onbetaalde uren die je moet barricaderen in je agenda. Maar als je subsidies wordt toegekend, breekt de mooiste fase van het creatieproces aan: die tussen de goedkeuring van het dossier en de eerste repetitie.
Ik zou denken dat dat juist het meest rusteloze moment is?
Hanne “Integendeel, dat is het moment van de grootste rust! Je hebt de ideeën in je hoofd op papier gezet en gedeeld met mensen. Die hebben daar een positief oordeel over geveld en er worden middelen voor vrijgemaakt. Dat geeft mij een gevoel van helderheid en rust.”
Camille “Er is nog geen hoogdringendheid om keuzes te maken op dat moment. Alles mag nog.”
Josse “Alles mag nog, maar toch ben ik in die fase van de creatie al bezig met schiften. In mijn nieuwe voorstelling met Jef heb ik al afscheid genomen van een paar grote dromen, die puur praktisch en omwille van krappe timing niet mogelijk zullen zijn.”
Hanne “Dat is waar, dat doen wij ook, maar de angst slaat pas toe als je begint te repeteren. Dan verbrijzelt je gelukzalig gevoel samen met de meeste van je ideeën. Maar de ideeën die overblijven verwezenlijkt zien worden, maakt veel goed. Soms bereik je pieken in het repetitieproces, wanneer iedere betrokkene voelt dat het goed zit. Als maker ben je verslaafd aan die piekmomenten, in het besef dat je er morgen misschien heel anders tegenover staat en opnieuw kan beginnen.”
Camille “Als een idee in je hoofd naar concrete beweging wordt vertaald, verliest het ook een zekere romantiek.”
De mooiste voorstelling is de voorstelling die nooit gemaakt wordt?
Hanne “Bedoel je ‘de beste voorstelling is the one in your mind’? Ja en nee. Enerzijds ben ik maker geworden omdat ik prachtige beelden in mijn hoofd zie en het fantastisch is om die vertaald te zien worden naar de scène. Daarom verkies ik om zelf niet op het podium te staan, want dan kan je er niet op dezelfde manier van genieten. Anderzijds is de voorstelling in je hoofd een privéspektakel en geloof ik toch sterk in de dialoog die je aangaat met een publiek. Dat is het belangrijkste moment.”
Wout “Ik heb het moeilijker met de beelden in mijn hoofd. In mijn hoofd kan ik een concept niet uitbouwen zoals ik dat met mijn lichaam kan. Dingen uitproberen, errond improviseren, tegen de muur botsen en oplossingen zoeken, dat zijn voor mij de beste momenten. Op die manier kan ik beginnen bouwen.”
Josse “Wat ik daar mooi aan vind – en ik denk dat jij zo werkt – is dat elke ontdekking tijdens een repetitie een stap in de goede richting is, als je niet al te veel ideeën op voorhand in je hoofd vastzet.”
Wout “Maar het maakt het schrijven van een dossier wel veel moeilijker. Vooral de vraag waarom je werk relevant is, vind ik lastig. Ik wil graag een idee delen met de toeschouwers, in de hoop dat zij geraakt of verwonderd worden, maar of het relevant is wat ik maak?”
Hanne “Ik denk dat er vooral wordt gepolst naar je positie in het veld en wat jouw werk onderscheidt van dat van anderen. Het is niet zo slecht om met die vraag bezig te zijn.”
Wout “Ik heb eens gewerkt onder een choreografe die de reputatie had heel streng en moeilijk te zijn. Ik had materiaal voorbereid om haar blij te maken, maar ze vond het superslecht en zei dat ik hiermee haar en mijn eigen naam in diskrediet zou brengen. Het was dan aan mij om de rug te rechten en naar nieuw materiaal te zoeken. Dat was heftig, maar ik denk dat deze manier van werken beter is dan blind uit te voeren wat de maker voor jou heeft bedacht. De reden dat een maker voor jou kiest en niet voor een ander, in mijn ervaring, is omwille van jouw creatieve bijdrage aan het maakproces. Het risico om afgebroken te worden, neem je erbij.”
Hanne “Dat is een heftig voorbeeld. Ik vind het net belangrijk om een omgeving te creëren waarin iedereen het beste kan werken. Omgekeerd merk ik dat er soms argwaan is naar regisseurs toe in het circusveld, vooral als die zelf niet op het podium staan. Misschien omdat veel artiesten zelf maker zijn en vertrekken vanuit hun eigen lichaam en hun eigen materiaal? Die makers staan dan zelf op scène en vragen aan externen om vanaf de zijlijn mee te helpen, wat ik ook geregeld doe voor anderen. Dan is je functie om het idee van de ander zo goed mogelijk mee proberen te vertalen naar het podium. Dat is anders dan performers die meestappen in jouw concept om jouw idee naar het podium te vertalen. Misschien zijn er hier soms nog misverstanden over: wie op welke manier het idee mee verkent en vertaalt?”
De angst om al te veel geregisseerd te worden?
Hanne “Ik heb het sowieso moeilijk met het idee van ‘geregisseerd te worden’, dat klinkt wel heel passief. Het is niet omdat ik de maker ben van een voorstelling, dat ik de uitvoerders ‘maak’. We maken samen iets, en iedereen heeft een andere rol in het proces. Die rollen worden best op voorhand afgesproken, maar mogen elke dag opnieuw in vraag worden gesteld. Ze kunnen ook fluïde zijn: in een vroege brainstorm is de groepsdynamiek vaak anders dan in de fase van afmonteren.”
Camille “In mijn volgende voorstelling zal ik, naast een muzikant, ook het podium delen met een andere circusartiest. Ik heb wel het concept van die voorstelling bedacht, maar in het fysieke onderzoek ben ik zodanig afhankelijk van mijn medespeler, dat ik niet kan verwachten dat die gedachteloos gaat uitvoeren wat ik bedenk. Voor mij is het verschil tussen maker en uitvoerder niet binair: als uitvoerder ben ik ook maker. Dat was zo met Quintijn en Aline, en dat was zo met Janni.”
Wout “Ik heb enkele jaren geleden meegespeeld in een opera. Daar zijn de rollen juist heel afgebakend. Ik mocht niet helpen met het klaarzetten van het decor, niet mijn eigen haar doen en zelfs niet mijn eigen kostuumbroek aantrekken.”
Josse “In een collectief als Familiar Faces zijn de rollen organisch gegroeid. De ene zal meer de leiding nemen, de andere zal voortdurend nieuwe ideeën spuien enzovoort. Soms was het frustrerend dat er zoveel gediscussieerd werd, of dat we door een overdaad aan ideeën niet alles konden uitproberen, of dat we tegen een muur opbotsten en elk andere oplossingen zagen. Voor de creatie van Surface voelden we de nood aan guidance en hebben we de hulp ingeschakeld van Guillaume Martinet van Compagnie Defracto. Dat was verfrissend. Met hem hebben we uiteindelijk twee à drie weken langer gewerkt dan voorzien.”
Heb je het anders aangepakt voor je nieuwe, eigen creatie?
Josse “Bij Familiar Faces was het gebruikelijk dat we eerst het fysieke spel ontwikkelden en pas op het einde van de creatie ons bezighielden met muziek, kostuums, licht en dergelijke. Die aspecten probeer ik nu van in het begin mee uit te werken. Maar ik was in het geheel op zoek naar mijn eigen circustaal, die ik een beetje kwijt was geraakt door zoveel in het collectief te werken. Er was een pandemie voor nodig om die terug te vinden. Toen heb ik ook enkele ideeën, die al even in mijn hoofd waren opgeslagen zonder er iets mee te doen, opgerakeld en herontdekte ik mijn fascinatie voor balanceren, zowel op metaforisch als op circustechnisch vlak. Ik werk veel met objecten in mijn nieuwe creatie, zoals een houten balk, een kartonnen cilinder maar evengoed alledaags materiaal, wat tijdens corona handig was omdat je daar geen anderhalve meter afstand van moest houden. Nog een voordeel is dat objecten niet discussiëren (lacht).”
Hanne “Heb je die discussie niet gemist? Als je persoonlijk vastzit, kan het fijn zijn dat je medespelers oplossingen vinden?”
Josse “Zeker wel. Het was ook altijd prettig samenwerken met de medespelers van Familiar Faces, zelfs als het botst. Als ik nu in mijn eigen creatie vastloop, ben ik even gefrustreerd en zoek ik daarna verder. Bij Familiar Faces bleven we soms maar doorkauwen op een idee tot we ons goed voelden bij wat we deden, om dan op het einde van het creatieproces toch nog onze darlings te killen.”
Camille “Op dat vlak lijken alle creaties op elkaar, of je nu alleen, met vier of met tien werkt. Tijdens de zoektocht van mijn solovoorstelling Ice Skates And Other Cruelties ben ik vaak vastgelopen, en dat kan heel ontmoedigend zijn, maar zolang ik er toch nog plezier aan heb, zelfs in de slechtste momenten, kan ik verder.”
Hanne “Als je in een creatieproces nooit blokkeert, is er misschien iets mis met je idee. Het gevaar is dan dat je vooral evidente keuzes blijft maken en niet tot iets echt origineels komt.”
Josse “‘Trust the process’. Op de trein hiernaartoe bedacht ik me dat dat zinnetje zeker in het artikel moest komen.”
Camille “Het is trouwens niet omdat ik in Ice Skates alleen op het podium sta – afgezien van twee figuranten – dat ik de enige maker ben. Ik laat me bijstaan op alle mogelijke domeinen: van het licht en het geluid tot de dramaturgie. Ik kan een initieel idee bedenken, maar heb direct input van anderen nodig om er een voorstelling van te maken. Eigenlijk repeteer ik zelden op mijn eentje.”
Hanne, jij komt me over als iemand met het vertrouwen dat het altijd goedkomt.
Hanne “Ikke? Da’s mooi dat je dat zegt! Maar nee, ik ben een gigantische twijfelaar en sta doodsangsten uit bij iedere creatie. Ik voel me ontzettend verantwoordelijk tegenover de performers op het podium, tegenover de subsidiënten, tegenover het publiek dat ik heb uitgenodigd. Ondertussen weet ik dat die angsten deel zijn van hoe ik werk, en dat ik ze moet toelaten. Desondanks heb ik bij de première vaak verdriet, omdat je dan afscheid moet nemen van alle mogelijkheden die niet zijn benut, van alles wat er niet is gekomen. Dan geef je een voorstelling uit handen. Gelukkig kan ze nog veel groeien tijdens een tour.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #73 (december 2022) // Auteur: Tom Permentier // Foto’s: Tom Van Mele // All rights reserved // Voor overname: contacteer info[at]circuscentrum.be