Een redactielid van Circusmagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wonderlijke (circus)wereld. Klom deze keer in de pen: Rinus Samyn.
Op een circusfestival breng ik de helft van mijn tijd door in de zaal en de andere helft aan de bar. Beide plekken benader ik met een zekere professionaliteit, maar toch heel verschillend. Op scène declameer ik als technieker de zaken die ik weet en aan de bar luister ik naar wat ik nog niet wist.
Smalltalk voeren heb ik moeten leren, of toch het nut ervan inzien. Op circusfestivals hoor je telkens de standaard gespreksformule: wat heb je al gezien, was het goed en wat ga je nog zien? Liever voer ik meer directe gesprekken; waarom wil de maker dat tonen aan mij, is circus wel het juiste medium daarvoor en wat moet ik nu met die voorstelling in mijn leven doen? Blijkbaar heeft mijn hoofd het verlangen om na elke voorstelling een analyse te maken. Al blijkt een complete doorlichting van de relatie tussen het lichtontwerp van de derde scène en de levensvisie van de dramaturg niet de vlotste gespreksopener.
Mijn brein begreep lange tijd smalltalk niet, daarom dat ik altijd observeerde hoe mensen dat deden en dan deed ik hen na.
Met een aantal ongeschreven codes doe ik sowieso liever niet mee. Zo trakteer ik niet iedereen wanneer ik jarig ben en eet ik liever frieten met mijn handen dan met bestek. Ik geef ook graag ongefilterd mijn mening wanneer die gevraagd wordt.
Geen saaie ingehouden meningen. Dat levert de meest interessante nagesprekken op. Zelfs met de betrokken artiest. Die openheid merk ik bij veel circassiens. We zijn geen grijze muizen. Misschien daarom dat in het circus flou wordt omgegaan met hiërarchie.
Het erkennen van een meerdere nemen wij niet al te serieus. We kunnen makkelijk gesprekken en vriendschappen aangaan met programmatoren, recensenten, commissieleden, beginnende artiesten en levende legendes. Iedereen heeft zijn functie en die structuur is duidelijk. We beseffen heel goed dat we elkaar allemaal nodig hebben. Een artiest heeft een programmator nodig, de programmator heeft publiek nodig en dat publiek heeft op zijn beurt artiesten nodig. Een heel simpel systeem. Smijt daar nog een boeker, communicatieverantwoordelijke, productieleider en tal van andere functies achter de schermen bij voor het totale professionele beeld. Niemand staat echt boven de ander. In dat opzicht heeft circus de aanwezigheid van horizontale structuren met een afwezigheid van hiërarchie.
Zou breken met de verticale structuren dan de volgende logische stap zijn? Met onze circuscharmes gewoon andere kunstenwereldjes binnenwandelen en ons daar heel erg thuis gaan voelen. Dan krijgen we circusgezelschappen die samenwerken met bekende rockbands of met internationaal gerenommeerde architecten en laten we onze kostuums creëren door ontwerpers die vooral gekend zijn van de catwalks. Gewoon als goeie vrienden onder elkaar. Al die mensen zijn even aanspreekbaar als de mensen die we nu vragen om mee samen te werken.
De schoonste voorstellingen vinden nog steeds plaats in mijn hoofd.
Niemand in het circus moet zich onwaardig voelen. Laat ons daarom het individualisme toejuichen. Als je jezelf mag zijn, zal je nooit een laag zelfbeeld hebben. Het gevoel van onwaardigheid is het gevolg van het opleggen van onnatuurlijke eisen die door iedereen om je heen worden gesteld.
Enfin, ik zie jullie aan de bar na de voorstelling. Ik heb nog jetons en ben dorstig naar een nagesprek.
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #69 (december 2021) // Auteur: Rinus Samyn // Foto: Tom Van Mele // All rights reserved