‘C’est la drache nationale’ is een populaire uitdrukking voor het tragische lot van vele Belgische feestelijkheden: gietende regen die de pret komt bederven. Het Waalse jongleursgezelschap Cie Scratch vond de uitdrukking gepast voor de crisis die ons nog steeds in de greep houdt. Alsof je elke dag wakker wordt en het maar blijft stortregenen. Hoe de zon doen schijnen te midden van deze ellende?
Over deze vraag buigt het circustrio Gaëlle Coppée, Denis Michiels en Tom Boccara zich tijdens hun residentie in Cultureel Centrum Wolubilis, waar ze de eerste bouwstenen van hun nieuwe creatie Drache Nationale stapelen. Het constructiemateriaal? Jonglerie, clownerie, techniek, muziek en tekst. Zo gedoseerd en uitgebalanceerd dat je het in een plastic zakje zou kunnen stoppen. Want je weet maar nooit of het straks gaat regenen…
Of ze de statistieken van de afgelopen nationale feestdagen bekeken hebben (zie kaderstuk, red.), vraag ik hen aan het begin van ons gesprek. Ze schudden van nee.
Denis: “Wat we er mooi aan vinden is het beeld van iedereen die zich opmaakt voor festiviteiten, maar dat het feest geannuleerd moet worden omwille van de regen. Wat doe je dan? Dat moment willen we vatten in deze voorstelling. En hoe leef je samen met de mogelijkheid van plotse regen?”
Tom: “Het gaat over het onvoorziene. Hoe reageer je wanneer iets onverwachts je overkomt?”
Gaëlle: “Zeg tegen eender wie in België dat het een dag van ‘drache nationale’ is, en iedereen denkt: wat vervelend, nu moeten we binnenblijven, wat kunnen we nu doen?”
Wat doen jullie als het giet?
Gaëlle: “Goeie vraag, eigenlijk. Als ik geen plannen heb, dan blijf ik binnen. Maar als je aan het fietsen bent en het begint te gieten… dat vind ik zo’n dramatisch maar ook tragikomisch beeld.”
Tom: “Als je al buiten bent, dan accepteer je het gemakkelijker.”
Gaëlle: “De stortbui is een metafoor om het te hebben over de ‘merde’ die ons overkomt in het leven en hoe we daar op reageren.”
Zoals corona?
Denis: “Het is zeker ingegeven door de coronacrisis en hoe wij deze beleefd hebben. We nemen het als uitgangspunt en verbinden het aan kleine, dagelijkse tegenslagen, zoals regen op een feestdag.”
Gaëlle: “Toen we niet meer mochten spelen, was in residentie gaan het enige dat we konden of mochten doen. Om toch in vorm te blijven, zijn we beginnen praten over een nieuwe creatie. Het wordt geen voorstelling over het coronavirus, maar het is wel ingegeven door hoe ik me op dat moment voelde: hoe moeten we nu doorgaan? Kunnen we doorgaan?”
En?
Tom: “Samen zijn met ons drie is alvast een heel goed antwoord gebleken. Ik heb de indruk dat het idee van delen belangrijk wordt in de voorstelling. Het is een goede manier om de confrontatie met de ellende aan te gaan. Maar ik weet niet of we antwoorden gaan vinden. Wat ons interesseert is de vraag stellen: wat is ons overkomen? En op welke manieren kan je daarop reageren? We kunnen veel leren uit de manier waarop kinderen tijdens het spelen oplossingen kunnen bedenken dankzij hun verbeeldingsvermogen, en hoe makkelijk die oplossingen soms zijn. Tegenslagen met creativiteit het hoofd bieden.”
Hoe vertaalt zich dat op scène?
Tom: “We vertrekken van dingen die we zelf moeilijk vinden en hoe we daar voorbij geraken. Daar zoeken we beelden bij.”
Gaëlle: “Zo is er bijvoorbeeld een scène die we ‘la boum’ (de fuif, red.) hebben gedoopt. Het gaat over je allereerste fuif als je jong bent, en je weet niet hoe je moet dansen, of je hebt niemand om mee te gaan, of je mag niet gaan. Een moeilijk moment in je leven (lacht), waarbij je je erg oncomfortabel voelt, en wat er dan met je gebeurt: dat proberen we te verbeelden.”
Tom: “Iedereen heeft zo’n ervaring gehad en is daar op een verschillende manier mee omgegaan. De eerste fuif, maar evengoed andere gelegenheden waarbij je verwacht werd je goed en blij te voelen, maar door verschillende omstandigheden was dat niet zo. Vaak is het moeilijk om erover te praten en voel je je geïsoleerd met je ervaring. Je houdt het binnen. Maar dat doe we nu niet: we praten erover, delen zulke ervaringen met elkaar. En dat doet deugd, om te horen hoe anderen ook worstelen. Het gaat ook over geloven in de relaties die je hebt en hoe je je – door je zwakke momenten te delen – minder alleen gaat voelen. Durven toegeven dat je geen superheld bent.”
Een voorstelling van losers?
Denis: “Oui.” (lacht)
Gaëlle: “We zijn al een aantal jaren bezig om ons te ontwikkelen als clowns. Wat mij interesseert aan clownerie is dat je eerlijk en transparant bent over je emoties. Dat je niet liegt, je nergens achter verschuilt. Je niet anders voordoet dan je bent.”
Is het moeilijk om eerlijk te zijn?
Gaëlle: “Het is vaak makkelijker om iemand anders dan jezelf te zijn. Ik vind het heel moeilijk om een clown te zijn, maar eens je de goede toon vindt, is het heerlijk om daarin te stappen. Dan hoef je niets meer te forceren en kan je gewoon zijn.”
Tom: “Het hangt ook sterk van de context af. In het dagelijkse leven word je vaak gedwongen om een bepaalde rol te spelen. Je kan of mag niet zeggen wat je echt denkt of voelt. Op de scène kunnen we daar een platform voor creëren, een veilige plaats scheppen om dit te verbeelden en bespreekbaar te maken. Als je het masker laat zakken, zit er daaronder iets menselijks dat iedereen herkent. Je niet goed voelen in een bepaalde situatie, misschien omdat je honger of pijn hebt, of wat dan ook. Als je niet deelt wat er speelt in je hoofd, dan gaat iedereen er aan voorbij.”
Je moet erover praten. Jullie hebben het over ‘un jonglage qui parle’. Wat kan je met jongleerballen zeggen?
Gaëlle: “Ik wil het jongleren anders inzetten dan puur performatief. In de scène over de fuif, bijvoorbeeld, vraag ik me dan af hoe ik zoiets kan verbeelden met jongleerballen. Hoe laat ik zien dat ik bang ben, me onzeker voel? Het jongleren is niet indrukwekkend, maar krijgt een bepaalde kleur mee. Het is verder kijken dan de techniek.”
Tom: “We vertrekken niet vanuit bepaalde jongleerroutines om daar dan betekenis aan te gaan geven; we vertrekken vanuit de inhoud en zoeken hoe we dat met de ballen kunnen uitdrukken.”
Denis: “We improviseren, praten erover, werken er op verder. We zoeken op welke manier woorden en taal een plaats kunnen krijgen. Zo construeren we stukje bij beetje de voorstelling.”
Tom: “Net zoals je met jongleerballen kan praten, kan je bijvoorbeeld door het over chips te hebben meer existentiële thema’s aanraken.”
Chips en jongleerballen. Nog andere dingen waar jullie graag mee werken?
Gaëlle: “Ik hou erg van K-Ways. Elke keer als ik er een zie, wil ik die kopen. Soms heb je van die obsessies waarvan je niet weet waar ze vandaan komen.”
Denis: “Het helpt wel goed tegen de regen.”
Tom: “Er zijn bepaalde motieven die in elke creatie van Scratch terugkomen: de K-Way, maar ook haarborstels, kapsels maken, Franse chansons, een spel met de microfoon. Dat geeft het gezelschap een identiteit mee, maar tegelijkertijd moet je ook opletten dat je jezelf niet herhaalt. Je moet je gewoontes herkennen, losknippen en andere manieren van vertellen vinden.”
Denis: “Op dat vlak zijn we goed omringd in deze creatie. Zowel voor regie, dramaturgie als clownerie hebben we klankborden. Die terugkoppeling vinden we erg belangrijk.”
Tom: “We vinden het ook belangrijk om mobiel te zijn en licht te reizen. Daarom houden we de scenografie beperkt. Alles wat we gebruiken in de voorstelling, nemen we zelf mee de scène op in een zakje. Zo kunnen we gemakkelijk overal gaan spelen. Maar het verwijst ook naar het spel van kinderen: vanuit bijna niets kan je veel dingen laten ontstaan. Dat prikkelt ons meer dan een immens decor waarin je verloren loopt en dat je uren kost om op te bouwen.”
Wat stemt jullie hoopvol en optimistisch?
Gaëlle: “De vraag is of je de ellende wel moet verbloemen, of het gewoon de ellende kan laten zijn. Je hoort het zo vaak: ‘kop op, het is niet zo erg, alles komt goed.’ Voor mij ligt het antwoord veel meer in het kunnen delen van de merde.”
Tom: “De coronacrisis heeft heel goed aangetoond hoe snel we in staat zijn elkaar te veroordelen. We moeten de relatie met elkaar weer aangaan. Daarin hebben wij een rol te spelen als artiesten.”
Hoe vaak (stort)regent het eigenlijk op 21 juli? Gelukkig zocht weerman Frank Deboosere het uit. Op zijn website vinden we het volgende terug:
“In de Ukkelse waarnemingen ben ik op zoek gegaan naar de neerslaghoeveelheid op 21 juli. Voor de periode 1880-2021 (142 jaar) zijn er tien nationale feestdagen met meer dan 10 mm neerslag. 29 nationale feestdagen met neerslaghoeveelheden tussen 1 en 10 mm. 28 nationale feestdagen met neerslaghoeveelheden tussen 0,1 en 1 mm. 75 droge nationale feestdagen. Conclusie: het is een fabeltje dat het op 21 juli altijd giet. Er is ongeveer 70% kans dat het niet of nauwelijks (<1 mm) regent. In feite regent het helemaal niet zo vaak in België. Er zijn weliswaar veel regendagen, maar het aantal regenuren blijft beperkt.”
Tom: “Ik herinner me mijn eerste fuif niet echt, want ik heb de indruk dat ik altijd al danste als er muziek was. Maar mijn eerste herinnering aan een slow weet ik wel nog: het was tijdens een schoolreis naar het waterzuiveringsstation van Basse-Wavre. Ik was verliefd op een meisje genaamd Laura, ik weet niet of ze er van wist, maar op vrijdagavond was er een bonte avond en samen met haar vriendinnen deed ze een dansje op ‘Au soleil’ van Jenifer. Ik zat op de eerste rij en op een gegeven moment kwam ze naar me toe om me uit te nodigen op het podium. Ik klampte me vast aan mijn stoel, iedereen duwde me om te gaan maar ik ging niet, hoewel ik wel wilde. Na de show was er een fuif, ik zat op een stoel toen het liedje ‘Au soleil’ begon te spelen. Een beetje verderop zag ik Laura dansen, het was het uitgelezen moment om haar te vergezellen. Dus ik raapte al mijn moed bij elkaar, stond recht en… ik liep de zaal uit, de nacht in, stopte onder een boom, sloot mijn ogen en beeldde me in hoe ik met Laura danste. En toen begon het te regenen…”
Denis: “Mijn eerste fuif was in het dorp, bij mijn buren. Het begon gewoon met een spaghetti bolognaise en zonder dat ik het doorhad transformeerde de avond in een dansfeestje. Ik herinner me vooral het moment van de slow. Plots werd je geacht een meisje uit te nodigen om te dansen. Ik zat op mijn stoel en iedereen kwam me zeggen dat ik een meisje moest vragen. Ik was doodsbang, iedereen keek me aan en ik durfde niet van mijn stoel komen. Ik heb er dus geen fijne herinnering aan.”
Gaëlle: “Ik was 12 jaar bij mijn eerste fuif. Mijn nichtje Sarah was het mooiste meisje van de school en erg cool. Ze werd altijd uitgenodigd op feestjes. Ik denk dat ik mocht komen omdat ik de nicht van Sarah was. Op één van die fuiven was er een jongen die niet bij ons op school zat en met wie niemand wilde dansen. Dus zei iedereen dat hij met mij kon dansen. We hebben geslowd en ik weet nog hoe ongemakkelijk ik me er bij voelde. Ik wilde zoals Sarah zijn en dansen met de coole jongens.”
Drache nationale gaat in première op 4 april 2023 tijdens La Piste aux Espoirs in Doornik. www.ciescratch.be
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #69 (december 2021) // Auteur: Ine Van Baelen // Foto’s: Michiel Devijver // All rights reserved