Tent. Voor de echte circuskenner verwijst deze term zonder lidwoord ervoor al lang niet meer naar het traditionele onderkomen van een circusvoorstelling. TENT, voluit TENT circustheater producties, is een Amsterdams circuscollectief. Het is het eerste ‘productiehuis’ voor circus in Nederland, een plek waar hedendaags circus mogelijk gemaakt wordt. TENT, dat zijn Rosa Boon, Cahit Metin en Hanneke Meijers. Met een aantal mooie projecten op de agenda, eindelijk wat meer financiële steun en het vooruitzicht op een nieuwe uitvalsbasis ziet de toekomst er veelbelovend uit. CircusMagazine keek samen met Cahit en Rosa achterom en vooruit. ‘We willen in de toekomst nog meer worden wat we al zijn.’
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #52 (september 2017). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Hanna Mampuys. Foto: Bart Grietens.
Jullie bestaan sinds 2010, hoe ontstond het idee voor TENT?
Cahit Metin: “TENT was ons antwoord op de veranderende circusscene in Nederland. Wij werkten toen allemaal voor Circus Elleboog (het Amsterdams jeugdcircus, vergelijkbaar met een Belgisch circusatelier, red.), waar we amateur- en jeugdproducties organiseerden. Hierdoor kwamen we regelmatig in contact met speelplekken en gezelschappen uit het buitenland die ons inspireerden. Rond die tijd werden ook de Nederlandse circushogescholen opgericht, eerst Codarts in Rotterdam en een jaar later ACaPA in Tilburg. Er ontstonden van alle kanten mogelijkheden voor het circus in Nederland: er kwamen artiesten en speelplekken, er was interesse en heel af en toe een klein budget. Wat er volgens ons nog miste was een organisatie die dat allemaal samen bracht en professionele producties op poten zette om dit plaatje af te maken.”
Rosa Boon: “Ik programmeerde een tijdje voor Elleboog en moest voorstellingen uit België en Engeland naar hier halen omdat er bij ons nog niets was. We vonden de opkomst van het nieuwe circus die we daar zagen ontzettend spannend en wilden dat dat ook een plaats kreeg in Nederland. Intussen studeerden verschillende leerlingen van Elleboog aan een hogere circusopleiding en we beseften dat als er hier geen mogelijkheden gecreëerd werden, ze allemaal na hun studie naar het buitenland zouden trekken. Je zou dus kunnen zeggen dat TENT ontstond vanuit een praktische en een artistieke noodzaak.”
Hoe vertaalt die visie zich in jullie werking? Wat doet TENT precies?
Boon: “Onze corebusiness is het ondersteunen van talent via het maken van producties. Die twee onderdelen zijn voor ons even belangrijk. We willen circustalent in Nederland kansen bieden en om hun werk zichtbaar te maken, doen we dat door het creëren van voorstellingen. Naar buiten toe is dat vooral wat je ziet: TENT maakt circusproducties. Intern werken we op drie sporen: we maken eigen producties, we gaan samenwerkingen aan in de vorm van coproducties en we doen aan talentontwikkeling middels masterclasses, labo’s en open podia.”
Metin: “We scheppen als het ware een kader waarbinnen makers en artiesten aan de slag kunnen: planning, budgetten, verkoop, accommodatie, promotie, … Alles wat er komt kijken bij de creatie van een circusproductie.”
Boon: “Een bijzonder en erg recent project is het ‘Nieuwe Makers-traject’ dat we zojuist startten met Zinzi (Oegema, de helft van het duo Zinzi & Evertjan, red.) en waarvoor we een mooie subsidie kregen via het Fonds Podiumkunsten. De bedoeling van zo’n traject is een nieuwe maker de kans geven om te experimenteren met verschillende manieren van creëren binnen de structuur van een gevestigde organisatie, met als resultaat twee of meer producties. Het is de eerste keer dat deze subsidie werd toegekend aan een circusorganisatie.”
Zijn jullie zelf circusmakers?
Metin: “We zijn zelf geen makers, maar we hebben wel bij elke productie een artistieke vinger in de pap.”
Boon: “Dat gaat uiteraard in dialoog, eerder in een coachende rol. We willen de artistieke signatuur van de maker respecteren, maar we dragen natuurlijk mee de eindverantwoordelijkheid voor het project. Liever dan van bovenaf instructies te geven, proberen we zo nauw mogelijk betrokken te blijven bij het proces op de vloer.”
Metin: “Als we merken dat er keuzes gemaakt worden waar wij ons niet meteen in kunnen vinden, dan gaan we in gesprek. We bevragen de maker, gaan samen op zoek naar het waarom van die keuze. Als die beslissing daarna nog steeds overeind blijft, dan is dat oké voor ons. Maar dan hebben we tenminste onze bedenkingen ter sprake gebracht en de achterliggende gedachte duidelijk gemaakt, zodat we er als TENT naar buiten toe ook achter kunnen staan.”
Boon: “In eerste instantie stellen we ons ten dienste van de maker en het project.”
Metin: “We willen een goede opdrachtgever zijn. Voor ons betekent dat: correct betalen, streven naar een goed persoonlijk contact en de best mogelijke werkomstandigheden creëren. Die zaken zijn topprioriteit, zelfs belangrijker dan ons eigen loon.”
Jullie leiden TENT met z’n drieën. Wordt de artistieke leiding ook collectief gevoerd?
Boon: “Ja, we zijn alle drie artistiek betrokken bij elk project. Er wordt vooraf één projectverantwoordelijke aangesteld, die de directe communicatie en planning voor zijn rekening neemt, maar het uitzetten van de grote artistieke en zakelijke lijnen doen we met z’n drieën.”
Metin: Daarnaast heeft ieder van ons specifieke taken: ik hou me vooral bezig met het zakelijke, Rosa is de koningin van fondsen en subsidies en Hanneke doet alles wat te maken heeft vormgeving en promotie.”
Is een collectieve artistieke visie niet vaak een compromis?
Metin: “Ik zie vooral de kracht van het collectieve werk. Je moet constant je eigen standpunt verdedigen tegenover de anderen, waardoor je visie vanzelf sterker wordt, beter onderbouwd. Het vele vergaderen is weliswaar arbeidsintensief en misschien minder efficiënt dan gewoon uitvoeren wat één directeur beslist, maar het versterkt onze plannen.”
Boon: “Ik denk dat we allemaal wel eens gedacht hebben ‘was ik maar de baas’, maar evengoed ‘ik zou het nooit alleen willen doen, want dan ben ik ook alleen verantwoordelijk’. Zolang er ruimte is voor uitschieters, voor persoonlijke passie die niet wordt uitgehold door het zoeken naar een compromis, geloof ik heel erg in dat collectief. We kennen elkaar zo goed dat we de juiste vragen stellen en zo elkaars stem scherper maken.”
Metin: “Die collectieve gedachte is zeker een overblijfsel van ons jeugdcircusverleden.”
Boon: “De som van de delen is sterker dan het individu. Dat werd erin gestampt. Maar ik denk dat het ook echt eigen is aan het circus. Je kan het niet alleen. Zelfs de beste luchtacrobaat heeft iemand nodig om hem te zekeren, om het even heel beeldend te zeggen. Volgens mij zijn circusmensen daarom zelden grote ego’s of onsympathieke hufters. Het trekt een bepaald soort mensen aan.”
Metin: “In het circus zijn we veroordeeld tot samenwerken, dus je kan er maar beter van houden…”
Kunnen we intussen spreken van een TENT-stijl?
Boon: “Een rode draad in onze producties is toch wel het fysieke. We doen heel veel met partneracrobatie. Laat ons zeggen dat we eerder iets zullen maken à la Compagnie XY dan à la Gandini Juggling. Dat heeft natuurlijk vooral te maken met persoonlijke smaak. Daarnaast denk ik dat onze zorg voor de vormgeving een belangrijk kenmerk is. We proberen voor elke productie en voor TENT in het algemeen een eenduidige beeldvorming te creëren via de website, promotie, perscommunicatie, … In al ons werk zit volgens mij ook ergens die zoektocht naar hoe we het hedendaagse circus vorm kunnen geven: wat is nu dat circus en wat wil ik ermee vertellen?”
Metin: “Het gaat ook over de mensen die op het podium staan: het persoonlijke, het menselijke: ik en het circus.”
Wat heeft het Nederlandse circus nodig om verder te kunnen ontwikkelen?
Metin: “Publiek…”
Boon: “… en kwalitatieve producties. Beiden gaan natuurlijk samen. We zien dat het circus in Nederland kampt met imago-issues. Voor het grote publiek is circus ofwel Cirque du Soleil ofwel traditioneel circus. De reguliere theaters pikken de ontwikkeling van het hedendaags circus wel op, vinden het zelfs interessant, maar weinigen durven het ook echt te programmeren. Het klimaat voor cultuur in Nederland is barslecht sinds de besparingen van 2011. Een onbekende naam programmeren in een weinig bekend genre is voor velen een te groot financieel risico. Met verschillende organisaties werken we keihard om circus meer op de kaart te zetten. We voelen wel stilaan dat het tij keert. Zo merk je bijvoorbeeld dat festivals zoals Circolo en Circusstad op steeds meer interesse kunnen rekenen en dat verschillende circusinitiatieven de voorbije jaren subsidies kregen.”
Metin: “Er beweegt dus wel iets, maar het gaat traag. Geduld hebben en doorzetten is de boodschap. Als wij kijken naar de Belgische scene, dan zien we een structuur waar wij toch wel wat jaloers op zijn. Wat dat betreft zijn jullie zo’n 10 jaar voor op Nederland: het loskoppelen van het Circusdecreet van het algemene Kunstendecreet, de werking van het Circuscentrum waardoor er een sterke lobby gevoerd kan worden, het netwerk van culturele centra waar residenties mogelijk zijn, de hoeveelheid kwalitatieve circusfestivals die ook op interesse uit het buitenland kunnen rekenen, …”
Ondanks het ongunstige klimaat in Nederland bestaan jullie intussen zeven jaar en lijkt het goed te gaan met TENT. Wat is jullie geheim?
Boon: “Doorzetten!”
Metin: “Een onwrikbaar geloof in waar we mee bezig zijn.”
Boon: “Het is niet altijd makkelijk geweest. Pas sinds dit jaar kunnen we onszelf iets uitbetalen voor het werk dat we doen. De jaren ervoor moesten we ons inkomen ergens anders zien te verdienen. Dat was in zekere zin een keuze, we spaarden bijvoorbeeld liever voor nieuwe gordijnrails in de studio dan onszelf te betalen. Maar dat hou je niet oneindig lang vol. Nu we een tweejarige subsidie ontvingen van de gemeente is er toch wat druk weggenomen. Ik weet eerlijk gezegd niet of we nog zouden bestaan als die ondersteuning er niet was gekomen.”
Metin: “We hebben inderdaad op een kruispunt gestaan. Op een bepaald moment gaat het wringen. Niet omdat je niet meer wil, maar simpelweg omdat je niet meer kan. Je geeft alles wat je hebt en geld op zich is geen drijfveer, maar het tekort eraan demotiveert op de duur enorm.”
Hoe is jullie werking geëvolueerd sinds de opstart in 2010?
Metin: “Het zit in zoveel kleine dingen. We begonnen hieraan als een stel naïeve jonge honden, maar intussen hebben we zo veel ervaring opgedaan.”
Boon: “De belangrijkste evolutie is volgens mij dat we proactiever te werk gaan. In het begin reageerden we op dingen die ons pad kruisten, terwijl we nu zelf de lijnen uitzetten: wat willen we doen, op welke manier willen we bijdragen aan het veld?”
Wat zijn op korte termijn jullie grootste uitdagingen?
Boon: “Een plek zien te bemachtigen binnen de reguliere programmatie van Nederlandse theaters. Zodat we ook daar tournees kunnen organiseren voor onze producties en niet enkel op de festivals. Dat zal ook resulteren in een grotere publieksopbouw, en een sterkere inbedding in het Nederlandse culturele veld.”
Metin: “Intern is het een uitdaging om de mensen die met ons werken echt iets te kunnen bieden. De voorbije zes jaar liep het zo: je maakt iets, en daarna moet je maar hopen dat je een tourneetje gepland krijgt. Het zou fijn zijn als we vanaf nu aan de start van een project enig perspectief op verkoop zouden kunnen verzekeren.”
Boon: “Ook zijn we op zoek naar een nieuwe plek, want binnen een goed jaar loopt het contract af voor onze huidige studio. Jammer, maar die verandering biedt ook weer nieuwe kansen.”
Wat is jullie persoonlijke drijfveer?
Metin: “Bij TENT is geen enkele werkdag hetzelfde. Ik combineer hier alle dingen waar ik van hou in één job. De ene dag maak ik repetitieschema’s, de volgende dag sta ik zelf te repeteren, daarna doe ik de boekhouding, hang ik lampen op of schilder ik iets in de studio. Die afwisseling heb ik nodig. Toen ik gestopt was bij Elleboog liet ik me een tijdje begeleiden door een loopbaancoach op zoek naar een nieuwe invulling van mijn professionele leven. Na een gesprek of tien kwamen we tot de conclusie dat ik de ideale baan al had. Er stond toen nog geen structureel salaris tegenover, maar dat inzicht gaf me wel een boost om er alles aan te doen opdat ik met dit werk mijn geld kon verdienen.”
Boon: “Mijn belangrijkste drijfveer is zonder twijfel de liefde voor het circus. Het circus in zijn niet-taligheid, in zijn laagdrempeligheid. Ik hou heel erg van praten over kunst, maar ik hou er ook van als de dingen voor zich spreken. Iets wat ik soms vergeet, maar wat in gesprek met buitenstaanders geregeld naar boven komt, is hoe bijzonder de circuscommunity is. De manier waarop wij met elkaar omgaan, de ruimte die er is voor de ander/het andere, de gemeenschappelijkheid, het respect. Volgens mij is dat tout court uitzonderlijk in deze wereld.”
Waar staat TENT binnen tien jaar?
Metin: “We moeten blijven zoeken naar onze artistieke identiteit, nog meer zichtbaar worden op vele podia in Nederland en daarbuiten. Ik wil ons op een gezonde manier zien groeien zonder dat het boven ons hoofd stijgt, zodat we allemaal fulltime voor TENT kunnen werken. En we moeten in ieder geval eens in Japan gespeeld hebben.”
Boon: “Hij spreekt al van Japan sinds we begonnen zijn. Misschien leest een Japanse programmator dit interview wel en nodigt ons uit… Ikzelf hoop dat we binnen tien jaar zijn uitgegroeid tot een plek waar van alles mogelijk is: maken, trainen, technische en artistieke ontwikkeling… Maar bovenal wil ik de community van het hedendaags circus verder uitbouwen en een plek geven.”
Ik heb de indruk dat waar jullie van dromen, niet veraf staat van wat jullie al zijn.
Metin: “Ja, maar wat voor ons telt is dat we ook als zodanig worden erkend. Dat hetgeen we doen bestaansrecht krijgt en een stevige basis vormt voor de toekomst.”
Boon: “We willen alles wat we doen nog sterker verankeren. Bestendigen wat er is, voordat we groter gaan dromen.”
Metin: “Onlangs zei iemand tegen mij: op het moment dat je last krijgt van concurrentie, weet je dat je je werk goed hebt gedaan. Uiteraard willen we niet concurreren, maar eigenlijk heeft hij gelijk. We zitten in een markt die nog niet bestaat, dus op het moment dat er concurrentie is, betekent dat dat die markt groeit en dat is precies wat we willen.”
Hebben jullie vertrouwen in de toekomst?
Metin: “Ja hoor. Soms is het werk zo hoog opgestapeld dat we ze niet meer echt zien, die toekomst.” (lacht)
Boon: “Maar we hebben er vooral veel zin in.”