Geïnspireerd door de hippe ‘Fuck Up Nights’ – avonden waar ondernemers eerlijk en met een kwinkslag vertellen over hun ‘epic fail’ project – leek het ons waardevol (en gewoon ook heel grappig) om een aantal artiesten rond een denkbeeldig kampvuur te zetten en elkaar te laten overtroeven met hun pijnlijkste verhalen. Dit artikel is dan ook een ode aan het mislukken, het ‘de sigaar zijn’ door tal van omstandigheden en meteen ook een bewijs dat de wet van Murphy even reëel is als de zwaartekracht.
>> Dit artikel verscheen in CircusmMagazine #50 (maart 2017). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Gwendolien Sabbe // Illustraties: Pieter Van Eenoge
“Een straatvoorstelling, enkele jaren geleden. Tijdens mijn ‘grand finale’ stond ik op de schouders van twee vrijwilligers uit het publiek. Ik deed mijn standaard grap van me aan hun haar vast te klampen, en bijna ‘hun hoofd eraf te trekken’. Bleek dat één van die gasten een toupetje droeg. Het publiek lag in een deuk, maar het enige waar ik aan kon denken was de arme man, en hoe nu iedereen zijn geheim wist.”
Moraal van het verhaal
“Ik heb geleerd niet meer zo onstuimig om te gaan met mijn vrijwilligers, of op zijn minst de toeschouwers van iets dichterbij te bekijken voor ik iemand uit het publiek haal.”
“Mijn slechtste optreden ooit was ‘Natalie kom!’ met Bram Brasseur. We waren veel te onvoorbereid. Te veel ideeën, en niet genoeg gerepeteerd om ze allemaal uit te werken. Blijkbaar hadden we wel genoeg zelfvertrouwen om ons in te schrijven op dat straattheaterfestival. Tot we aan het spelen waren… Er kwam geen kat kijken. We stonden ergens in een hoek in de schaduw. Onze show sloeg op niks en was veel te complex. Na tweemaal proberen gaven we het op. We zijn toen in een café gaan zitten, hebben twee of drie glazen wijn gedronken. We hadden niet echt meer de motivatie om nog te spelen. In een spontane opwelling wilden we het toch nog eens proberen. We hebben in een half uur de show herschreven, stukken simpeler gemaakt. We kozen een betere plek om te spelen. Half dronken, hop, let’s do it. Het was een succes! Er waren zelfs geïnteresseerden van festivals die achteraf hun kaartje kwamen geven.”
Moraal van het verhaal
“Simpel. Spontaniteit. Op je bek gaan is zo slecht nog niet, als je daarna maar terug probeert. (Het is nu geen boodschap dat er alcohol moet geconsumeerd worden om een goeie show te spelen. Ik denk nog een glas meer en ik zou niet meer op mijn handen hebben kunnen staan).”
“Het ‘Centre National Art de la Rue’ in Niort was één van de coproducenten van ‘Gehoornde Man’. Naast residentie en budget zorgden zij ook voor zes speeldata in Frankrijk. Waarvan een op de Foir’Expo in Niort. Een ware mislukking. Wij wisten niet wat een Foir’Expo was. Het is een handelsbeurs. Alle lokale zelfstandigen, groot en klein, hadden er een stand. Als gesubsidieerde organisatie in Niort moest de CNAR namelijk een animatieprogramma voorzien. Wij mochten onze voorstelling ‘Gehoornde Man’ opvoeren op een lege plaats tussen de stand met de camping cars en de toiletten. Daarboven kwam nog dat er op zo’n beurs overal luidsprekers hangen, waar muziek en aankondigingen uit schallen, en die ze om geen enkele reden uitschakelen. En er was geen volk. Dat laatste was ons geluk. Wij hebben twee uur wat muziek en tekstrepetitie gedaan. De vijf mensen die we hebben zien passeren, heb ik toch gedwongen om een kastanje achter hun rug te verbergen in een willekeurige hand. Ik wist dan te raden in welk hand die kastanje zat, waar ze niet meteen van opkeken. Ze wilden liever wat gratis hapjes foie gras van de beenhouder aan de overkant gaan proeven.”
Ergens in de zomer van 2014 begonnen we met Hopla Circus succes te hebben met de voorstelling ‘Face2Fake’. Ik was dan ook erg blij toen ik hoorde dat we in mijn stad, ’t stad, Antwerpen gingen optreden. Al mijn vrienden en familie waren uitgenodigd alsook mijn kameraden en collega’s van Ell Circo d’ell Fuego. Zelfs mijn grootmoeder was op het appel. Het beloofde ook nog eens mooi weer te worden. Iets te mooi weer blijkbaar. Op de speelplek konden we enkel in de vlakke zon opstellen en het ging zo’n 35°C worden. Ik had al eerder in de hitte opgetreden, maar nog nooit met een donkerkleurig Mexicaans catchmasker op. We begonnen de voorstelling vol energie. Aanvankelijk zat de sfeer erg goed dankzij de buurtjongeren die volledig opgingen in de acrobatische catch, maar al snel voelden we dat zowel wij artiesten als het publiek last begon te hebben van een zonneslag. Als we dus niet flauw wilden vallen moesten we ons inhouden, daar ging de goede sfeer. Onze computer van waarop de muziek werd gespeeld, dacht hetzelfde en sloot zich spontaan af. De volgende vijftien minuten hebben afwisselend een deel van de artiesten de show proberen gaande te houden terwijl anderen de computer terug probeerden aan de praat krijgen. Juist wanneer we dachten er de brui aan te geven en te stoppen voor technische problemen startte de computer terug op en hebben we de voorstelling min of meer kunnen uitpuffen.”
Moraal van het verhaal
“Maak altijd een back-upplan voor wanneer de muziek het begeeft. En uiteraard, hoe slecht je je ook voelt: the show must go on! Voor de rest leer ik niet graag uit mijn fouten. Fouten blijven maken leidt vaak tot prachtige kunst.”
“Het was winter, seizoen 2000-2001, denk ik. Ik zat in mijn derde jaar ESAC (Ecole Supérieure des Arts du Cirque, Brussel). Via via werden ik en mijn toenmalige basculepartner Manu geboekt voor een gelegenheidscircus op de parking van het provinciaal domein in Huizingen: Millenium Circus. Van repetities of briefing was geen sprake. Voor de muziek moesten we het doen met een cassettedeck. We snelden naar de plaatselijke GB om er cassettes te kopen. In mijn oude Bedfort mobilhome zetten we de muziek van cd over op de cassettes.
We zaten toen nog op ESAC, zijn nooit echt hoogvliegers geweest, en hadden nog niet echt veel vlieguren gemaakt met de bascule. Daarenboven lag de parking op een helling en sprongen we nog, old school, op een lichte, losstaande voet. In de voorstelling was er ook een clownsduo. Het is te zeggen: de organisator zelf en zijn Franstalige neef, die al graag eens aan de fles zat. Samen brachten ze een Nederlandstalige versie van de gekende clownsact ‘Bijtje, bijtje geef mij honing’. Tijdens een van de vertoningen was de august van dienst niet van dienst. Hij moest die avond werken in de fabriek aan de band. Zijn collega moest dan maar op z’n eentje de clownsacts verzorgen, maar heeft dat tijdens de voorstelling moeten afblazen omdat hij dat zo erbarmelijk slecht deed dat hij zelfs geen kind vrijwillig mee kreeg in de piste. Verder was er ook een Nederlander met klompen op een piepende koorddansinstallatie, Draculini de ontsnappingsprins en nog een aantal andere memorabele figuren. In de tent, waar plaats was voor zeshonderd man, hebben we dikwijls voor een twintigtal personen opgetreden. Wat was dat een trieste boel. Van Millennium Circus hebben we daarna niets meer gehoord.”
Moraal van het verhaal
“Wat heb ik geleerd van het fiasco Millenium Circus? Dat circusje spelen meer is dan een tent rechtzetten. Dat je beter bascule springt op een horizontale en vlakke ondergrond. Dat (met alle respect) mannen die aan de band staan, niet altijd heel goede clowns zijn. Dat een koorddanser met klompen niet het toppunt van elegantie is. Dat je met zo’n project/voorstelling/manier van werken geen tent gevuld krijgt. Dat viceplatineekes van een Bedfort CF2300 al wel eens afgesteld en vervangen moeten worden. Dat we dat allemaal zelf beter kunnen… Alhoewel.”
“Ik moet er instant weer mee lachen. Het zal in het jaar 2000 geweest zijn, in mijn beginperiode als straatartiest/muzikante, in het noordoosten van Brazilië. We hadden een job binnengehaald voor een performance op een luxeresort. We repeteerden een week met de groep Alta Tensao. Het stuk ging over de onderdrukking van de vrouw. Feministisch en vrijdenkend als we toen waren, zouden de danseressen het stuk in ontbloot bovenlijf (wel met rokken en maskers) spelen. Net klaar om ons optreden te beginnen, ontstond er opschudding en grote paniek onder de hotelmanagers: de vrouwen mochten absoluut niet met blote borsten op toneel! Dat was (in een land waar vrouwen altijd met enkel tepelbedekkers rondlopen) een grote schande en ongezien. Na overleg met de regisseuse werd er dan maar een witte doek om de borsten geknoopt. Omdat het natuurlijk al zo’n heftig begin was, liep tijdens het eerste deel echt alles fout: het geluid leek nergens naar, het publiek stond helemaal verspreid een beetje raar te kijken en op de koop toe vielen de twee steltlopers tijdens hun spectaculaire acrobatie boem-patat op de grond. Aan het tweede deel moesten we niet eens beginnen.”
Moraal van het verhaal
1) Af en toe op je bek gaan hoort bij het leven (en niet enkel als artiest).
2) Er toch in blijven geloven en het telkens opnieuw proberen (beter te) doen ook.
3) Eens goed om je eigen fouten (of foute shows) lachen is heel gezond en werkt relativerend!
“Het is intussen enkele jaren geleden. We speelden ‘Fazzoletto’ tijdens een of andere festiviteit georganiseerd door een gemeentebestuur waarvan ik de naam niet zal noemen. Belangrijk om te weten is dat we deze korte voorstelling zes keer na elkaar spelen. Nog voor we aan de tweede beginnen, merk ik dat er een flauwe plezanterik tussen het publiek zit. Geen probleem, daarvoor hebben we wel onze ervaring mee. Wanneer we in de tent zitten, vult deze zich niet alleen met publiek maar ook met een overdosis alcoholwalm. Inderdaad, afkomstig van… Vanaf het begin maakt hij er een spel van om ons spel te saboteren met commentaren. Ik maak me een beetje nerveus, maar negeer de man. Hij is er ook nog steeds van overtuigd dat wij echte Italianen zijn en niet verstaan wat hij allemaal uitkraamt. Ik tracht hem met wat truken van de foor tot rust te brengen om onze voorstelling verder te zetten, maar niets lijkt te werken. Hij blijft ‘de show stelen’, keer op keer.
En dan verlies ik voor het eerst mijn controle. Ik stap volledig uit mijn rol als Gabriele di Ripopolo en word een Ief Gilis waar ik nadien zelf van geschrokken ben. In één seconde: muziek uit, licht aan, iedereen buiten (waar het publiek voor de volgende vier voorstellingen al nietsvermoedend staat te wachten). Daar vraag ik aan iedereen om deze man een groot applaus te geven, want de voorstellingen voor deze dag zijn afgelopen. Ik speel niet meer. Intussen zit Stef, de andere helft van Ripopolo, met open mond het tafereel gade te slaan. Ook hij staat aan de grond genageld door mijn uithaal en reactie. Er volgt nog een onderhandeling met de organisatie (ah ja, want onderhandelen doen ze in een gemeentebestuur). Mijn besluit staat vast, we bouwen af en vertrekken. Maar wel eerst onze centen graag.”
Moraal van het verhaal
“Je mag een mislukte voorstelling nooit op je publiek steken, maar toch kan het dat één rotte appel het voor iedereen naar de botten helpt. Sindsdien ben ik extra op mijn hoede om zulke individuen snel op te merken en ze in mijn personage subtiel op hun plaats (of zelfs buiten) te zetten.”
“Ik heb al veel gefaald. Je blesseren in het midden van een optreden en hierdoor moeten stoppen, door een aanhoudende oorontsteking je evenwicht verliezen, decors laten vallen met een groot gat in het podium als gevolg, een losgekomen diabolo dat een blauw oog geeft aan een toeschouwer, … Maar de slechtste voorstelling die ik ooit speelde was ‘Le Carré Curieux’, de 21ste februari 2009 in La Castine in Reichshoffen, Frankrijk. We hadden een goed gevoel, de vorige opvoeringen werden positief onthaald. We waren heel blij met het enthousiaste publiek van de Eenwielerconventie in Neerpelt en het leuke interview met CircusMagazine. Na een week vrijaf kwamen we iets te zelfzeker aan in Frankrijk. Het publiek maakte duidelijk niet dezelfde reis als dat van Neerpelt en het ging van kwaad naar erger. Ons spel was er helemaal naast. Gelukkig waren we net afgestudeerd van ESAC en zat onze techniek heel strak, maar ik schaamde me toch om te komen buigen op het einde.”
Moraal van het verhaal
“Hier en nu beleef je je voorstelling. Blijf in het heden en probeer niet de geslaagde voorstelling van vorige week na te spelen. Enkel een emotie van dat moment zal juist overkomen. Accepteer een faceplant op het podium, dat is de enige manier om terug recht te komen. Afgaan is niet het einde, maar zorg dat je eerst een tiental keer je voorstelling opvoert voor een kleinschalig publiek zonder de druk van grote theaters en programmatoren. Je voorstelling zal meer kans hebben om te evolueren en effectief te toeren.”
“In 1998 speelde ik de voorstelling ‘Tobe2’ met mijn Canadese collega. Door het succes in Europa werden we uitgenodigd in Japan. We leerden heel de voorstelling in het Japans en ons lichaam compenseerde onze taalkundige gebrekkigheid. Na een tournee van drie weken was de voorstelling helemaal ‘ver-Aziët’: andere ritmes en timing maar vooral onze humor en grappen waren helemaal afgestemd op het Japanse publiek. Toen we terugkwamen, reden we gelijk door naar een Frans festival. Die eerste show werd helemaal een misser. Zoals we in Japan de eerste dag een Europese voorstelling speelden, brachten we nu een Japanse versie in Europa. Een ontgoochelde organisator en verward publiek als gevolg.”
Moraal van het verhaal
“Als je intercontinentaal speelt, bereid je voor op verschillende reacties. In Brazilië is het vanaf minuut één feest, in Korea reageren ze allemaal in koor, in Australië voel je ze genieten en op het einde losbarsten, en in oktober zullen we over de Chinezen kunnen vertellen.”
“Met ons vorige gezelschap Circlou gingen we optreden op een straattheaterfestival. Bleek de speelplek een zeer grote tuin te zijn van de pastoor. Geen probleem. Na de opbouw deden we een babbeltje met de organisatoren. Toen kwam de aap uit de mouw. Alleen wij mochten in de tuin komen. Dus niet het publiek. Rond de tuin stond een haag van anderhalve meter hoog. En wij stonden ongeveer twintig meter ver in de tuin. ‘Het publiek mag niet in de tuin? En vanwaar moeten ze dan kijken?’ vroeg ik. ‘Ah ja, vanachter de struik!” zei de organisator. Ik schoot keihard in de lach want ik dacht nog steeds dat het een grapje was. Neen, het was bloedserieus. ‘Dat zal toch niet gaan meneer, we hebben ook 14 vrijwilligers nodig in onze voorstelling,” zei ik. Hij ging het even verder bespreken. Hij komt terug en zegt: ‘Goed, ik ga op voorhand 14 vrijwilligers uit het publiek achter de haag halen en die mogen mee in de tuin.’ Ik weer helemaal van mijn stuk op zoek naar de verborgen camera’s. Geen camera’s te bespeuren. Is dit écht aan het gebeuren? Opnieuw probeer ik uit te leggen: ‘Nee dat is niet mogelijk, wij brengen een straattheatershow met publieksparticipatie en wij willen het volk dichtbij onze structuur, dus moeten de toeschouwers mee in de tuin komen.’ Na heel wat onderhandelen mochten er dan toch een stuk of vijftig mensen in de tuin en de rest moest achter de haag op twintig meter afstand kijken.”
Moraal van het verhaal
“Voet bij stuk houden.”
“Een aantal jaren geleden speelden we op tournee in Zweden met Ea Eo een middelbare schoolvoorstelling uit een rijke buurt in Kungsbacka. Het publiek bestond uitsluitend uit hippe pubers uitgerust met smartphones en tablets. Onze voorstelling kon hen, nog voor we begonnen waren, aan hun Zweedse reet roesten. Halverwege de voorstelling werden de eerste projectielen gegooid. Snoepjes en chips en andere shit landden net voor onze voeten op het podium. Ik vroeg Rinus het zaallicht aan te steken en blafte de zaal in het Engels toe, dat wie het nog waagde iets te gooien, ook verantwoordelijk was voor de annulering van de voorstelling. Bij het hernemen was het vijf minuten stil voor het rumoer opnieuw in crescendo ging. Totale, respectloze desinteresse van puisterige pubers. We worstelden ons naar het einde van de voorstelling. Ik smoorde het halfslachtig eindapplaus in de kiem door los te barsten in een zedenpreek-tirade en vertelde hen uiteindelijk ‘We don’t care, you can all fuck off’. We stapten met opgeheven hoofd naar de deur die ons van deze rotplek moest bevrijden, maar slaagden er helaas niet in die open te krijgen. Zestig eeuwige seconden afgang en plein public als perfecte kers op de taart.”
Moraal van het verhaal
1) Altijd eerst de uitgangen checken!
2) Zweedse pubers uit Kungsbacka zijn klootzakjes.
3) Mijn schoolmeesteropleiding van 20 jaar geleden speelt me nog altijd parten.
“In 2004, pas afgestudeerd van ESAC, speelden we met ons collectief in wording Hopla Circus onze act ’Banquinus Magnificus’, dat geïnspireerd was op een paardenact: de twee banquines waren de paarden en de twee vliegers de ruiters. We waren dolenthousiast toen we een van onze eerste goed betaalde opdrachten binnenkregen: spelen op een paardenevenement. De organisatoren toonden onze speelplek, de piste, met zand en vuiligheid als ondergrond. Je moet weten dat ik speelde op blote voeten en dat we nogal verloren liepen in die enorme piste. Het kon het publiek geen ene moer schelen dat we daar in ‘hun drek’ aan het optreden waren, want we waren zodanig ver van hen verwijderd dat ze alleen maar een paar mensjes zagen rond wiebelen. Los van deze absurditeit kregen we ook een reeks technische ongelukkigheden te verduren. Door die verdomd vuile grond, met de occasionele paardendrol hier en daar, hingen mijn blote voeten er vol van, kwam het op de banquine terecht en dus ook in de ogen van mijn dragers. Wat een hel. Zelfs mijn haar zat vol met drab en drek.”
Moraal van het verhaal
“Mmm, ik zou het zo opnieuw doen, als ze even goed zouden betalen als die keer!”
“Oktober 2012. We verblijven tien dagen in de modder en koude op het (toen nog) Circo Circolo festival in Nederland. We spelen er enkele ‘LOOP’-voorstellingen met TENT en ’s avonds in de spiegeltent in een programma met Sven Ratzke. Op onze ene vrije dag vragen ze om ons nummer in de foyertent te spelen. Waarom niet? We hadden ondertussen een massa achtereenvolgende shows gedaan met 7 fingers en die zomer op het SolyCirco Festival goud gewonnen. Vanuit een onoverwinnelijk gevoel vonden we het best heroïsch om met drie verschillende voorstellingen elke dag op het festival te spelen.
Zoals steeds bij een samengesteld programma heerst er chaos bij de techniek, die de honderden cues van de verschillende nummers door elkaar begint te halen. Kortom, de tijd snelt voorbij en plots is het zover, we moeten op. Een HD video-opname van onze act en de aanwezigheid van tal van bekende gezichten in het publiek (onder andere mijn oude schooldirecteur S. Jornot) zorgen voor extra stress. Ik moet eerst op, neem zo stijlvol mogelijk positie (die opname, nietwaar). Het lijkt een eeuwigheid voordat Zinzi haar intrede doet en daarmee de muziek begint.
Heel vreemd, dat gevoel dat je meteen weet dat er iets mis is, maar geen idee wát precies. Ik heb geen tijd om er mijn hoofd over te breken, Zinzi is bij het einde van haar begin en ik moet aan de bak. Het lijkt wel een nachtmerrie, zo eentje waar je in de woestijn rent en rent en rent zonder ook maar een centimeter dichterbij te komen. Het gaat allemaal zo traag. We moeten alles rekken; het nummer dat normaliter een dikke zes minuten duurt, duurt er plots bijna tien. Wat bleek? De geluidstechnicus had in alle chaos aan de pitchknop gedraaid waardoor de muziek vertraagd werd afgespeeld.”
Moraal van het verhaal
“Check niet alleen het zaal/monitorvolume maar ook de pitchsnelheid. Salto’s komen gewoon met dezelfde snelheid naar beneden.”
“Ik heb geen herinnering aan die éne meest verschrikkelijke voorstelling ooit. Er schieten me eerder meerdere ‘epic moments of horror’ te binnen. Zo was er die keer dat we in volle zon, knal op het middaguur moesten spelen in het zuiden van Frankrijk in de zomer. Wegglijden uit de handen van mijn drager, niet meer kunnen zien omdat er constant zweet in de ogen drupt en een onwaarschijnlijk suf publiek van ongeïnteresseerde pubers waren het gevolg. Blijven geven.
Ik denk ook aan die keer dat ik vijf minuten voor aanvang, bij de opwarming, op de trekhaak van onze camion viel tijdens een acro-portéfiguur. Mijn scheenbeen was diep gekneusd met een open wonde. We verwijderden het bloed snel even en wikkelden een niet zo subtiel verband rond mijn been. Blijven gaan.
Of die keer wanneer er een fikse persoonlijke ruzie ontstond met mijn drager net voor het publiek binnenkwam. Hij zou mij even later bij een sprong met mijn hoofd eerst naar beneden opvangen. Blijven vertrouwen.
Ach ja, en die dag waarop we tijdens de voorstelling een elektriciteitspanne kregen en we gedurende de volle vijf minuten in het donker, met een beetje licht dat van buiten door de tent piepte en op ons gezicht viel, zonder verpinken naar ons publiek bleven kijken alsof het er allemaal bij hoorde. Blijven geloven.
En dan zijn er die keren dat er moet opgetreden worden nadat je net een familielid bent verloren… Blijven ademen.
Moraal van het verhaal
“Ik heb er gemengde gevoelens over. Uit sommige ervaringen heb ik iets geleerd, namelijk er het beste van maken, kracht putten uit kwetsbaarheid want kwetsbaarheid ís kracht, iets uit het diepste van jezelf naar boven halen om alsnog iets uit je ziel te kunnen delen, geloof, generositeit, relativeringsvermogen, humor, … Anderzijds vind ik het soms te ver gaan, dat ‘the show must go on’-principe. Dan spreekt niet de gemakzuchtige of bange acrobaat in mij. Integendeel, dan spreekt de mens in mij. Die in een piste of op een bühne tegenover andere mensen komt te staan. Die pretendeert iets waardevols, recht uit het leven gegrepen, te willen meegeven, van waaruit we iets kunnen leren of dat iets bijdraagt aan deze wereld. En daar wringt soms het schoentje. En wat willen we dan precies overbrengen als het ons zelf in onze dagelijkse realiteit niet altijd lukt? Mag dat dan niet bestaan, mislukken op en rond de scène? ‘Pardon, wat zei u, gewoon doordoen, pretend like nothing happened…?’ But something did just happen.
Wat is de relevantie, zowel voor spelers als publiek, van het koste wat kost moeten spelen van voorstellingen die enorm aan kwaliteit of betekenis inboeten? Wat is de relevantie van spelen met o zo veel pijn, peu importe of dat nu om een open wonde op je scheenbeen of een open wonde op je hart gaat?
Vallen en opstaan horen er zeker bij. Er het beste van maken is een schone levensinstelling tout court, mét de glimlach. Toch pleit ik voor de ruimte om nee te zeggen, om te vallen en éven te mogen blijven liggen, dankuwel, merci,… voor stilte, voor rust, voor leegte… die niet meteen wordt opgevuld met een pleister, een oplossing, met een waardevolle les of met een getransformeerde mislukking tot overwinning.”