Op dit moment legt Post uit Hessdalen de laatste hand aan hun nieuwe voorstelling Man Strikes Back. In dit technisch staaltje vernuft leiden geprogrammeerde driehoeken op scène meer en meer een eigen leven. Ballen worden in een pijlsnel tempo teruggekaatst door robots die functioneren als evenwaardige tegenspelers. Verhoudingen worden in vraag gesteld. Mens wordt robot en omgekeerd, zo lijkt. Met de samenwerking valt of staat alles, zo ook de muzikale choreografie.
We ontmoeten elkaar in de Loods in Antwerpen. Het is bloedheet, en Ine Van Baelen, Stijn Grupping en Frederik Meulyzer zijn er aan de slag in een zelfgebouwde ruimte binnenin de gedeelde werkplek. Op de achtergrond wordt de muziek overstemd door het opdringerige geschreeuw van een ijverige slijpschijf.
Hoe zijn jullie op het idee gekomen om te werken met robots?
Ine Van Baelen: “In de voorstelling PAKMAN wilden we verbeelden hoe de mens verondersteld wordt zich aan te passen aan de snelheid van de technologische ontwikkelingen, en daardoor soms in een onmogelijk werkregime wordt gedwongen. De aanleiding daarvoor was een documentaire over de pakjesdienst Amazon. Werknemers getuigden er hoe ze elke zeven seconden een pakje moesten weten te lokaliseren in een gigantisch magazijn, en daarmee bijna ontmenselijkt werden. Zoveel jaar later dreigen diezelfde werknemers hun werk te verliezen aan robots. We merkten op dat de term robot bijna altijd met een dreigende ondertoon komt, kijk maar naar hun vaak vernietigende rol in science fiction. Met de voorstelling Man Strikes Back wilden we op zoek gaan naar de symbiose tussen mens en machine. De vraag die we ons stellen is tot op welk punt wij hén de voorstelling aanleren, en op welk punt ze betere kunstenaars worden dan wij. We zoeken naar het punt waarop beiden evenwaardig worden.”
Voor de voorstelling Poolnacht tastten jullie letterlijk een maand in het duister. Jullie trokken naar noordelijk gebied waar de zon nooit opkomt en onderzochten er het verlangen naar meer tijd en minder prikkels. Ging aan Man Strikes Back ook een dergelijk onderzoek vooraf?
Stijn Grupping: “De studie zat deze keer vooral in het leren omgaan met de robots en het aanvaarden dat die soms andere dingen doen dan we hopen. Het creëren van Man Strikes Back is een werk van lange adem geweest, vier jaar om exact te zijn, en is een samenwerking met de universiteit van Twente. In totaal hebben ze er twee jaar lang aan de onderliggende techniek gewerkt. Tijdens het creatieproces wilden we de vrijheid behouden om aanpassingen te doen, en het geheel moest geschikt zijn om op tournee mee te gaan. Al die parameters maakten het voor hen erg complex. Ugo Dehaes is nu met de robots aan de slag, de eigenlijke voorstelling krijgt vorm.”
Van Baelen: “De eerste zoektocht was er een naar objecten, geschikte vormen waar we jongleer-technisch mee aan de slag konden gaan. Daarna zijn we met de vormen, driehoeken, naar de universiteit getrokken met de vraag om er robots van te maken. Voor Stijn komt het er op aan dat die op de millimeter juist bewegen, anders komt geen enkele van die patronen nog juist uit. Die vereiste precisie was voor hen een enorme technische uitdaging. Onder leiding van professor robotica Edwin Dertien hebben twee studenten er hun volledige thesis aan gewijd. Gertjan Biasino hielp met de juiste programmeertaal. Intussen verzorgde Theater op de Markt het decor en zijn er mensen bezig met het licht- en kostuumontwerp. In september spelen we onze première, die aanvankelijk gepland was in mei. Toen de lockdown begon waren we dus eigenlijk net aan onze eindsprint begonnen.”
Hoe hebben jullie deze uitzonderlijke periode beleefd tot nu toe?
Grupping: “In het begin was ik onrustig, maar van zodra ik dacht ‘we gaan gewoon die voorstelling afwerken en dan zien we wel weer’, ging het beter. Het kwam me ook ergens wel bekend voor. We deden die maand in het donker al eens een soort vrijwillige lockdown. De omgeving was toen wel een pak interessanter, moet ik zeggen.”
Frederik Meulyzer: “Aanvankelijk leek het hebben van meer tijd een voordeel. Maar hoe meer tijd, hoe minder snel je beslissingen maakt, denk ik. De rust die ik oorspronkelijk ervaarde is weg intussen. Het sleept te lang aan. Keer op keer gecanceld worden, dat begint door te wegen. Maar we zien wel. Ik ga blij zijn als de première er is. Op een bepaald moment moet je gewoon dat ei kunnen leggen.”
Van Baelen: “Soms heb je een soort ‘dwingendheid’ nodig om in de volgende fase te geraken, maar dat hebben we losgelaten. Nu creëren we dag per dag. Op grotere schaal heb ik er uiteraard wel andere bedenkingen bij. Als mens in de maatschappij, als burger, stel ik mij toch veel vragen. Maar die onzekerheid die er nu heerst, is altijd wel ietwat aanwezig. We werken met projectsubsidies, waarbij we onszelf toch elke keer opnieuw moeten uitvinden. Alleen zitten we nu in een soort eindspurt naar de finish waarvan we niet weten waar de eindstreep ligt. Dat is een heel nieuwe ervaring, en niet gemakkelijk. In juni hebben we een maand in Hetpaleis kunnen werken, gevolgd door een toonmoment voor publiek. Dan voel je ineens ook weer waarom je je vier jaar lang op zoiets toelegt.”
Van die robots krijg je niet veel feedback, veronderstel ik.
Grupping: “Je moet er vooral zelf veel in stoppen. (lacht) Met mensen op het podium zou het allemaal veel sneller gaan ook. Een robot een andere beweging laten doen, kost al snel een halve dag. We moeten dus telkens goed op voorhand nadenken waar we naartoe willen.”
Zou je het opnieuw doen?
Grupping: “Heel veel mensen hebben ons gewaarschuwd dat het ontwikkelen van de robots langer zou duren dan oorspronkelijk gezegd, en dat is ook effectief gebleken. We hadden ze ook door een bedrijf kunnen laten ontwikkelen. Dan was het sneller gegaan, maar dan was het natuurlijk ook een pak duurder geweest. Ik ben nog altijd heel blij met de ingrediënten die er nu zijn. Ik vind het nu vooral fijn om die samen te voegen.”
Werd er vanaf het begin ook al aan de muziek gewerkt?
Meulyzer: “Niet elke dag, maar toch vaak. Sommige jongleerpatronen zijn indrukwekkend, maar ongeschikt om muzikaal iets mee aan te vangen. Met andere lukt het dan weer net wel. Het is een balans vinden tussen visueel sterk én ritmisch goed, vandaar de vroege afstemming.”
Grupping: “Wanneer ik een patroon gooi, vraagt Frederik me dan bijvoorbeeld om dat drie keer snel en één keer traag te herhalen, omdat dat qua ritme beter uitkomt. Daar kan hij dan met zijn drums op inpikken. Ik zou op iets kunnen trainen, maar als hij dan achteraf zegt dat we daar muzikaal niet veel mee kunnen doen, dan heb ik vooral tijd verspild.”
Van Baelen: “Die ervaring deden we op tijdens het repeteren van PAKMAN, toen Frederik er pas later is bijgekomen. Er komt trouwens bij dat afstemmen ook veel gedril aan te pas. Stijn gooit dan ballen op het ritme van een metronoom, of er wordt geroepen en geklapt. Kleine details maken dan het verschil, alles moet precies in het ritme vallen.”
Meulyzer: “Het muzikale gedeelte is niet enkel live. Ook elke robot maakt via een ingebouwd soundsystem klanken die worden uitgelokt door de inslag van de botsballen. Om dat te kunnen verwezenlijken maakte ik af en toe opnames van wat Stijn gooide, en trok ik de studio in om daar muzikaal iets mee te doen. De vooraf opgenomen muziek beweegt zich dus ook letterlijk over het speelvlak, want elke bewegende robot is ook een speaker. We werkten dus van bij het begin op alle vlakken nauw samen.”
Hoe is jullie samenwerking ooit begonnen?
Meulyzer: “Hoe zij twee elkaar leerden kennen, dat weet ik eigenlijk niet.”
Grupping: “Dat is iets voor in een ander boekje.” (lacht)
Van Baelen: “Voor Poolnacht wilden we kunstenaars uit verschillende disciplines betrekken. We hadden al een team samengesteld, maar zochten nog een muzikant. Zo is Frederik in ons vizier gekomen. Het was zo’n intens proces dat we elkaar toen zeer goed hebben leren kennen. En dat was zowel op artistiek als op menselijk vlak een heel fijne samenwerking. We hebben daar in het donker veel tijd gehad om na te denken over wat we daarna nog wilden doen. Ik denk dat toen de basis van PAKMAN gelegd is.”
Jullie brengen ontzettend veel tijd samen door. Hoe red je zoiets als koppel?
Grupping: “Ik vind dat eigenlijk niet eens zo moeilijk.”
Van Baelen: “We voelen elkaar goed aan, maar hopelijk dagen we elkaar ook genoeg uit. Ik voel me heel vrij om te creëren als Stijn er is en we vormen ook echt een gezelschap samen. Het voelt niet compleet als één van ons ontbreekt. Daarnaast proberen we ook nog een ander leven te leiden en dat lukt best. Maar die twee werelden strikt scheiden, doen we eigenlijk niet.”
Grupping: “De interessantste ideeën komen wel eens wanneer we privé het hoofd proberen leegmaken. Een andere omgeving helpt soms om de dingen op een rijtje te zetten.”
Van Baelen: “Maar Stijn en Frederik hebben de afgelopen jaren eigenlijk ook heel intens samen geleefd. Ze hebben intussen meer dan vijfhonderd keer PAKMAN gespeeld.”
Ging jij zelf niet mee?
Van Baelen: “Sinds wij een dochter hebben is dat moeilijker, maar het is wel een gemis. Frederik heeft ook een jong gezin. Daarom hebben we besloten om met deze nieuwe voorstelling als echt familiecircus rond te trekken. We kijken ernaar uit om, naast het spelen, ook zoveel tijd met de kinderen door te brengen.”
Meulyzer: “En met elkaar.”
En je vrouw zag dat ook meteen zitten?
Meulyzer: “Ja! De job is al opgezegd. Van maart tot augustus gaan we op tournee met de volledige karavaan: drie kinderen, één hond, vier volwassenen en vijf robots.
Hebben jullie producties doorheen de jaren een evolutie doorgemaakt?
Grupping: “Ik denk dat we Man Strikes Back nooit hadden kunnen maken vóór PAKMAN. Dat is bijna een muzikale voorstudie geweest. Als we het andersom hadden geprobeerd, dan was het niet gelukt.”
Meulyzer: “Er komen nu extra factoren bij, waardoor het een huzarenstuk is om ineen te steken. Vroeger speelde ik vooral mijn eigen instrument, nu maak ik ook de muziek die straks door de robots wordt gespeeld. Alles is vooral een pak intenser.”
Jongleren met botsballen lijkt me ook niet van de poes. Hoe ben je tot hier geraakt?
Grupping: “Op de Steinerschool volgde ik al circusles, maar verder leerde ik vooral autodidactisch. Op jongleerconventies besefte ik al snel dat ik niet de zevenhonderdste jongleur wou zijn die zoveel mogelijk ballen op de grond botst. Mijn interesse ging toen vooral uit naar onderzoek over wat deze techniek nog te bieden had. Toen ben ik tegen objecten beginnen gooien, maar ook in gangen. Later stond ik mee aan de wieg van Ell Circo d’ell Fuego, waar ik heb lesgegeven en voorstellingen heb gemaakt. Mijn ouders hadden trouwens een hooizolder waarop ik trainde, en de ballen rolden daar nooit ver weg. Maar ik heb ook al veel kapot gegooid. Vooral het begin is frustrerend. Nu heb ik gewoon heel veel ballen, waardoor ik die pas achteraf moet gaan zoeken als ze weg zijn gebotst.” (lacht)
Hoe los je dat op tijdens het spelen?
Grupping: “Bij PAKMAN maken we dat een onderdeel van het geheel. Ik wil liever niet het soort voorstellingen maken waarin we op veilig spelen door enkel te gooien wat ik feilloos beheers. Ergens vind ik het leuk om de grens op te zoeken van wat ik aankan. En het publiek voelt die concentratie óók.”
Van Baelen: “We hebben de voorstelling al talloze keren gespeeld. Als geen enkele bal valt, werkt de voorstelling eigenlijk een stuk minder goed dan wanneer het publiek ziet dat het menselijke falen er een deel van is. Stijn moet zichzelf dus blijven uitdagen.”
Meulyzer: “Op een gegeven moment begon de voorstelling zo goed te gaan dat we nieuwe dingen zijn beginnen doen om de kans te vergroten dat het zou misgaan. Maar dan nog denken kinderen soms dat er trucage mee gemoeid is, omdat het zo strak is allemaal.”
Moet je een bepaald karakter hebben om dit te kunnen?
Grupping: “Het vraagt vooral een enorme focus, zowel visueel als auditief. Daardoor staar ik soms een beetje (lacht). Het vermoeiende zit niet zozeer in de fysieke uitdaging, dan wel in het eindeloos concentreren. Een patroon dat ik al onder de knie heb, kan mislukken van zodra ik aan iets anders denk. Als Frederik zegt ‘doe nu dezelfde beweging gedurende acht maten’, dan loopt het soms al fout.”
Meulyzer: “Het heeft iets weg van jazzmuziek, waarbij de juiste noten, het ritme, en meerdere muzikanten op elkaar afgestemd moeten worden. Zo voelt dat voor mij, maar dan meer fysiek. De première verloopt altijd wel wat stressvol, maar na een paar keer optreden kan er meer met het publiek gespeeld worden. En dan wordt het pas echt leuk.”
Ine, hoe ben jij eigenlijk in de kunsten gerold?
Van Baelen: “Ik heb eerst politieke en sociale wetenschappen gestudeerd omdat ik algemene kennis miste en de nood had om dat stuk nog wat meer te voeden. En ik wou op kot gaan (lacht). Het schrijven heb ik altijd in mij gehad en ik ben erna theaterwetenschappen gaan studeren. Dat is een universitaire opleiding die niet per se het ‘creëren’ als focus neemt, maar waarin we wel een voorstelling gemaakt hebben. Die is toevallig op Theater Aan Zee beland, heeft een prijs gewonnen, en zo ging de bal aan het rollen. Daarna volgde ik een schrijfopleiding aan het Rits, maar onze voorstellingen zijn eigenlijk zelden verbaal. Dat is de verrassing die bij elk leerproces komt. In het begin denk je ‘ja, we doen dat met tekst’, maar gaandeweg puren we dat meestal uit tot iets waarbij dat niet nodig blijkt. Ik zag mezelf altijd als schrijfster, maar hoe meer ik me ontwikkelde, hoe meer ik me realiseerde dat ik heel erg in een beeldende taal denk. Dat is voor mij een persoonlijk proces geweest.”
Met jullie veelzijdigheid passen jullie qua programmatie in vele hokjes. Hebben jullie zelf een voorkeur?
Meulyzer: “We hebben met PAKMAN al in beide circuits gespeeld, zowel circus als theater. De reacties waren zeer gelijklopend. We werden zelfs al eens geprogrammeerd als concert op een jazzfestival.”
Van Baelen: “Soms hanteren we een leeftijdsnorm, maar een doelgroep hebben we niet voor ogen. Het is aan de cultuurhuizen om die inschatting te maken. Het toffe aan PAKMAN is dat we overal kunnen komen met onze camion, en we een heel breed publiek bereiken. Man Strikes Back is in een zaal, dat maakt de drempel iets hoger. Maar bij circus hebben mensen sneller de neiging om hun kinderen mee te brengen. Omdat alles heel visueel is, hopen we dat het voor hen ook goed zal werken. De reacties wanneer de robots ineens beginnen te bewegen, zijn trouwens identiek aan die van de volwassenen: ze schrikken geamuseerd op. Dan doen we zelf soms ook nog trouwens (lacht). Onze dochter van twee vindt de repetities momenteel vooral een beetje te luid. Ze denkt intussen dat werken gewoon met wat ballen gooien is. En mama die zegt hoe papa moet gooien.” (lacht)
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #64 (september 2020) // Auteur: Sarah Vanheuverzwijn // Foto’s: Joke Van den heuvel // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be