>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #19 (juni 2009). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Anne-Marijn Somers
Hij werd tweemaal genomineerd voor internationale prijzen met zijn soundtrack van ‘Aanrijding in Moskou.’ Tuur Florizoone haalt nu de pers als gevierd muziekschrijver en jazzmusicus in binnen- en buitenland. Maar hij is ook nog zoveel meer. Als sociaal geëngageerd wereldburger is hij vooral zichzelf. Meteen ook de sleutel van zijn succes.
Wat versta jij als ex-pupil van de circusschool en artiest onder het woord ‘circus’?
Tuur Florizoone: “‘Het leven is ne cirque’, is voor mij een veelzeggende uitdrukking. Je komt in je leven allerlei dingen tegen en je moet steeds weer je plan trekken. Het circus zelf draait om plezier beleven. Het is sterk relativerend, maar tegelijk ook virtuoos en emotioneel. Mijn vriend Jonas troonde mij ooit mee naar de Leuvense circusschool. Een voltreffer. Ik kom uit hun eerste nest. We werkten intens aan de inkleding van onze act, want vaak gaat het niet om wie je bent of wat je precies kan, maar hoe je je profileert en hoe je het publiek kan boeien. We hadden goede leermeesters en ik heb zelf ook nog een tijdje les gegeven, zelfs in Brazilië. De dakloze kinderen worden in die maatschappij verjaagd als straathonden. Ineens realiseerden ze zich dat ze ook wat te betekenen hadden, dat men zelfs wilde betalen voor hun act. Daar deden we het dus ook voor. Een onuitwisbare ervaring.”
Doe je nu nog iets dat verband houdt met het circus?
“Niet echt. Ik was jongleur, zelfs een vrij goede. Maar er was toen zoveel dat ik wilde doen en dan ook deed. Ik was bijvoorbeeld nog een fervent skater en een (matig) acteur. Na een tijdje maak je een balans op, om uiteindelijk een zwaartepunt op iets te leggen. En ik koos muziek. Achteraf bekeken erg logisch, ik speel al sinds mijn zesde muziek. Het vraagt weinig moeite. Dus ging ik naar het conservatorium. Jongleren doe ik nu nog wel bijvoorbeeld om mijn bovenlichaam terug los te maken na het accordeon- of pianospel.
Je hebt op je dertigste al veel bereikt. Is dit ook een beetje te danken aan je circuslessen?
“Ik ben een performer. Leren optreden deed ik dus in die circusschool. Met ‘Trio Incredibilus’ met de ongelofelijke Steven Beersmans en Jonas Van Soom, deden wij al heel vroeg de mafste dingen. We beklommen het podium nog voor we echt iets konden laten zien. Dertien en overmoedig… (lacht). Het podium is nu wel mijn habitat, ik sta er tot vijf keer per week. Het voelt erg natuurlijk aan. Die naturel is meegenomen, want ik zie zoveel artiesten die onwaarschijnlijk goed zijn en toch niet staan waar ze zouden kunnen staan. Maar kansen genoeg; je moet ze alleen zien en durven grijpen. En je moet ook reizen, je laten respecteren, je behoorlijk laten betalen. Niettemin, ook ik heb in erbarmelijke omstandigheden opgetreden en ook dát vormt je.”
Maar je roots spelen vaak ook een voorname rol?
“Ja, ik ben er mij van bewust dat ik mijn eigen weg mocht zoeken. En mijn ouders brachten ons overal naartoe om ons ding te doen. We werden ook niet materialistisch opgevoed, daarom zijn we nu niet afhankelijk van geld. Die onthechtheid is belangrijk. En als je iets graag doet en je wordt daarin niet belemmerd, dan doe je dat ook goed. Ik reis in één week soms verscheidene malen naar het buitenland en toch vreet het geen energie, integendeel. De nodige drive haal ik uit het sociaal contact, uit mooie vriendschappelijke momenten, … De virtuositeit is eerder bijzaak. Je moet anderen niet kopiëren, maar je eigen ding doen. Dat heet je persoonlijkheid durven volgen.”