>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #49 (december 2016). Voor overname contacteer maarten[at]circuscentrum.be
>> Auteur: Hanna Mampuys – Foto: Brecht Van Maele
Juni 2007. Vier frisse knapen studeren af aan de Ecole Supérieure des Arts du Cirque (ESAC) in Brussel. Gert De Cooman met doek, Kenzo Tokuoka met eenwieler, Luca Aeschlimann met baljonglerie en Vladimir Couprie met diabolo. Diezelfde maand nog richten ze de compagnie Carré Curieux op. Hun eerste voorstelling ‘Le Carré Curieux’ toert in heel Europa en daarbuiten. Ook de projecten die daarna volgen, waaronder ‘le Passage’, ‘Petit Frère’ en ‘Entre Nous’, mogen een succes genoemd worden. Bijna tien jaar later is het viertal nog steeds even fris en ambitieus, en daarenboven gewapend met een doorleefde visie op circus en hun werk als artiest. CircusMagazine sprak met Gert en Vladimir over de zelfgekozen familie, een eigen circustent, ‘l’esprit de cirque’ en intellectueel gewauwel.
Jullie leerden elkaar kennen op ESAC, waar jullie in hetzelfde jaar zaten. Maar hoe kwamen jullie samen als compagnie?
Couprie: “Wij waren de werkers van de klas. Terwijl anderen al eens een les durfden overslaan waren wij vier altijd aanwezig. Luca en ik kregen samen les van dezelfde jongleerdocent (Philippe Vande Weghe) en Gert en Kenzo begonnen vanaf het tweede jaar met Chinese mast als complementaire techniek. De werkmentaliteit van toen hebben we nog altijd. Als er iets moet gebeuren, dan pakken we het meteen aan.”
De Cooman: “We zijn ook echte speelvogels. We amuseerden ons op school al spelend, de onnozelste dingen eerst. Maar het werd ook een manier om technische en artistieke ideeën te ontwikkelen, vanuit het spel. In de zomer na ons tweede jaar aan ESAC zijn we een maand op tournee vertrokken door Bretagne. Gewoon wat gaan optreden op pleinen en voor cafés. Daar ontdekten we dat ook dat goed werkte met ons vier, en ontstond het idee om samen verder te gaan.”
Couprie: “We hebben zelfs voorgesteld om ons afstudeernummer, onze ‘EXIT’ (zo heet de eindvoorstelling van elk afstudeerjaar van ESAC, red.) samen te maken. Maar dat zag de school niet zitten. Alleen Luca en ik maakten een duet voor EXIT, Kenzo en Gert werkten solo. Op zich was dat niet slecht. Zo werkten we elk ons eigen ding uit, en na school vlogen we er in als collectief.”
Was het vooral vriendschap die jullie samenbracht? Of gedeelde artistieke wensen?
Couprie: “We kwamen samen omdat het klikte, omdat we elkaar vonden in het spel en in een gemeenschappelijke manier van werken. Artistiek gezien hebben we elk een zeer verschillend universum. Die diversiteit is een kracht van de compagnie, maar maakt het samenwerken niet altijd even simpel. Na dat eerste project zijn we allemaal onze eigen weg gegaan, er ontstonden solo’s en duo’s, projecten voor in de zaal en voor op straat. Juist omdat we alle vier eigen voorkeuren hebben en verschillende wensen op dat moment.”
Jullie slagen erin om binnen het collectief ruimte te maken voor persoonlijke wensen en projecten en toch heel nauw te blijven samenwerken. Hoe moet ik me die samenwerking voorstellen?
Couprie: “Voor mij is het superbelangrijk dat iedereen doet waar hij zin in heeft, zodat hij zich persoonlijk kan ontwikkelen. Je goesting doen is een levensfilosofie. Heb je zin om een solo te maken? Om samen te werken met andere mensen buiten Carré Curieux? Wel, doe dat dan alstublieft! De rest volgt die projecten van dichtbij of iets verder op, maar het is niet de bedoeling dat we de creatie mee vorm geven. De eindbeslissing ligt bij de persoon die het initieert, wij dragen bij waar nodig: helpen met de scenografie, dossiers nalezen, inhoudelijk of praktisch advies geven, … In die zin zijn wij een collectief: we omringen elkaar, we stellen elkaar in vraag. Zo gaan we vooruit.”
De Cooman: “Het is ook tekenend voor onze manier van samenwerken dat we pas nu, voor het eerst sinds onze eerste voorstelling ‘Le Carré Curieux’, opnieuw met een collectief project zijn gestart. We hebben het hiervoor een aantal keer geprobeerd, maar het lukte ons niet om de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Tot nu.”
Couprie: “Ja! We zijn gestart met de creatie van een voorstelling met ons vier, in een circustent. Onze eigen circustent.”
Waarom kiezen jullie als hedendaags circusgezelschap voor een creatie in een circustent?
De Cooman: “We hebben zin om ons een plek eigen te maken, om ons publiek uit te nodigen bij ons en niet in een of andere theaterzaal waar wij ons elke keer moeten aanpassen. We willen de plaats waar we spelen zelf vormgeven.”
Couprie: “Een circustent heeft ook iets vluchtigs, magisch bijna. Ze verplaatst zich van de ene plek naar de andere, staat er enkele dagen en is dan plots weer weg. Voor mij is deze creatie de synthese van wat we de voorbije jaren gedaan hebben en waar we nu staan in ons persoonlijk en professioneel leven. We zijn gestart met een zaalvoorstelling, daarna hebben we vooral projecten gedaan voor op straat. In een circustent kan je de focus van de zaal combineren met de nabijheid van de straat. De mensen zitten min of meer comfortabel, er is belichting die zorgt voor een bepaalde focus. Maar wij zien de mensen nog zitten, we kunnen hen in de ogen kijken en met hen in interactie gaan zoals op straat. Intussen hebben we ook allemaal kinderen en weegt het soms zwaar om lang weg te zijn van je familie. Door te reizen met een circustent en caravans kunnen we onze gezinnen gewoon meenemen op tournee.”
Op welke manier beïnvloedt de tent jullie creatie?
Couprie: “Alvorens het project effectief in gang te zetten, deden we uitgebreid research bij andere compagnieën met een eigen circustent. Iedereen zei ons hetzelfde: Het kiezen van een tent en alle praktische organisatie daarrond neemt enorm veel tijd in beslag. Dat ondervinden we nu inderdaad zelf, maar we hebben er wel rekening mee gehouden binnen de timing van de creatie (de Belgische première is voorzien in april 2018, red.). De tent wordt ontworpen op maat van de voorstelling: het ontwerp ervan staat ten dienste van wat we willen uitdrukken. Er zijn dus al een aantal belangrijke artistieke keuzes gemaakt in die eerste fase. Het is niet zo dat we een tent kopen en dan pas gaan nadenken wat we erin zullen doen of wat het voor ons betekent om in een tent werken. We creëren de ideale tent – ons ideale huis – voor deze voorstelling.”
De Cooman: “We willen graag breken met de verwachtingen die verbonden zijn aan tentcircus. Door niet te kiezen voor een traditionele circustent gaat de eerste indruk van je publiek al een andere richting uit. We hopen zo een nieuw verwachtingspatroon te creëren, meer in de lijn van de inhoud van de creatie. Of we de tent mooi vinden komt op de tweede plaats.”
Couprie: “Hoe belangrijk de tent ook is, het blijft het omhulsel, het kader van de voorstelling. Uiteraard moet het omhulsel passen bij wat erin zit, in dit geval bij wat erin gebeurt.”
De Cooman: “De tent is dus ook niet het artistieke uitgangspunt. Het startpunt van de creatie is het idee van ‘la famille choisie’: hoewel we geen echte familie zijn, hebben we ervoor gekozen om samen te horen als groep, we zijn dus een zelfgekozen familie.”
Couprie: “Die idee van zelfgekozen familie kan je ook doortrekken naar de brede circuswereld: het is een gemeenschap, een klein wereldje waar iedereen elkaar kent en samen hoort. Het basisidee van de voorstelling zijn wij, onze relaties, onze menselijkheid. De tent is een weerspiegeling van wat wij zijn. Ze zal dan ook carré (vierkant) én curieux (bijzonder) zijn!” (lacht)
De Cooman: “We vroegen Titoune van Cirque Trottola om ons te begeleiden tijdens de creatie. Onze paden kruisten al enkele keren en het klikte, blijkbaar in beide richtingen. Waarom Titoune? Omdat ze een straffe madam is met ideeën die nauw aansluiten bij onze artistieke visie. Ze is in staat om de verlangens van vier sterke en verschillende karakters te verenigen en ons samenwerken wat te vergemakkelijken. Én ze heeft ervaring met circustent-creaties.”
Voelen jullie je verwant met het traditionele circus?
De Cooman: “Neen. Het is niet omdat we voor een tent kiezen dat we traditioneel circus willen maken. Het verschil zit hem in de manier van creëren. Wij maken deel uit van de stroming binnen circus waar de techniek een medium is om iets uit te drukken, en niet een doel op zich. Of er doek, eenwieler, diabolo of jongleren in de voorstelling zal zitten, weten we nog niet. Dat zal de creatie moeten uitwijzen.”
Couprie: “Er zijn vandaag geen grenzen meer, alles is mogelijk binnen circus. Je kan het combineren met eender welke andere kunstvorm. Je kan het op eender welke plaats brengen. Maar aan de basis ligt een bepaalde instelling, ‘l’esprit de cirque’. Die instelling, die manier van denken en doen ontwikkel je door een circustechniek te trainen. Daar begint het mee, maar daarna kan je die circusinstelling toepassen op eender wat. Ik kan een luchtacrobatienummer maken met een boom, of een jongleeract met dit schrift (wijst naar een schriftje), dat maakt niet uit. Het blijft circus. Het leven is vol begrenzingen, dit mag niet, dat kan enkel op die manier, … het gaat erom hoe je daarmee omgaat, hoe je oplossingen vindt om beperkingen om te zetten naar iets nieuws om ze op die manier te overwinnen. Zo ontdek je soms dingen die een beetje magisch zijn, geflipt of bijzonder. Het is die manier van denken, het omzetten van je circustraining naar iets anders, dat volgens mij typisch is voor het hedendaags circus. Terwijl het traditioneel circus toch vooral de nadruk legt op trucs: je traint de moeilijkste technische trucs die je nadoet van artiesten die je zijn voorgegaan, je zet ze achter elkaar en het wordt een straffe act.”
De Cooman: “Het is gewoon een andere manier van denken. Het een is niet minder waardevol dan het ander. Het doet me altijd plezier om naar een traditioneel circus te gaan. Deze zomer nog hebben we twee voorstellingen gezien omdat we zelf in de buurt optraden. De show, de artiesten, het gigantische konvooi van woonwagens, … ik vind dat fantastisch. Maar het is niet waar ik naar op zoek ben voor mezelf.”
Zou je durven zeggen dat wat jullie doen ‘kunst’ is en het resultaat van een artistieke visie, en het traditioneel circus niet?
Couprie: “Absoluut niet! Voor mij is het een evidentie dat alle vormen van circus kunst zijn. Het is misschien geen hedendaagse kunst, maar het is een voorstelling, een spektakel, dus het is podiumkunst. Als je een messenwerper bezig ziet, die precisie en die spanning, dat communiceert ook iets. Elke handeling op een podium drukt iets uit. En voor mij is dat kunst. Ik kan even hard geraakt worden door een act van een messenwerper als door een hedendaags theaterstuk. Waarom willen we altijd alles vergelijken en benoemen? Het zijn gewoon verschillende stijlen. En het traditioneel circus is het fundament van het hedendaags circus. Zoals klassiek ballet en Molière fundamenten zijn van respectievelijk dans en theater. Sommige van die stukken zijn al duizenden keren opgevoerd. Maar daarvan vraagt niemand of het wel kunst is. De hedendaagse vorm van alle kunsttakken ligt in de geschiedenis, in een bepaalde ‘traditie’. (denkt even na) Ik wil nu geen stommiteiten zeggen, maar voor mij heeft dat debat rond circus en kunst vooral te maken met geld. Alsof het antwoord op de vraag of wij evenzeer kunst zijn als theater en dans moet bepalen of we evenveel ondersteuning verdienen. Wel, mijn antwoord daarop is simpel. Natuurlijk verdienen we dezelfde ondersteuning! Net als gezelschappen in andere takken van de podiumkunst maken circuscompagnieën kosten voor productie, administratie, spreiding, materiaal, … Als het over geld gaat, dan moet je geen vragen stellen over de inhoud, maar over het functioneren van een compagnie. En dan is het antwoord snel gegeven: er is geen verschil. Circus is een podiumkunst zoals alle andere.”
De Cooman: “Circus heeft een achterstand op theater en dans, in die zin dat er nog maar weinig grote structurele gezelschappen zijn die politiek gezien waarde in de schaal kunnen leggen. Als artiest vinden we niet makkelijk de weg naar al die politieke spelletjes en commissies waar we kunnen vechten voor onze belangen. En daar hebben we nood aan: mensen die onze belangen behartigen op politiek niveau, die invloed uitoefenen op het beleid vanuit de circushoek. Het is niet het leukste onderdeel van ons beroep, maar wij vinden dit wel zeer belangrijk. Wij vechten dagelijks voor ons plaatsje rond de institutionele tafel. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de frustrerende scheiding tussen Wallonië en Vlaanderen wat betreft cultuur. Carré Curieux heeft vele partners en geniet erkenning aan de Franstalige kant van België. Dit sluit spijtig genoeg deuren aan de Vlaamse zijde. Voor ons hoeft dat niet zo te zijn, onze kunstvorm is grensoverschrijdend. Maar die onzichtbare politieke muur doorbreek je niet zomaar.”
Kan het debat rond circuskunst niet ook bijdragen aan de ontwikkeling van onze kunstvorm? Jullie zeiden het zelf al: door jezelf en elkaar in vraag te stellen ga je vooruit.
Couprie: “Elke kunstvorm moet zichzelf constant in vraag blijven stellen, akkoord. Maar in twijfel trekken of circus kunst is, dat gaat nergens over. Of je nu traditioneel of hedendaags circus maakt, dat maakt niet uit. Het is een stijl. Het gaat er niet om na te gaan of die vorm al dan niet kunst is. Het gaat erom wat je doet, hoe je het doet, hoe hard je ervoor gaat. En als het goed is, is het goed. Dan voel je dat er iets is. Circus is een levende kunst, je kan niet zeggen dat de ene vorm minder waardevol is dan de andere. Dat soort vragen, dat is alleen maar intellectueel gewauwel. Volgende vraag!”
De Cooman: “Wat wel zinvol is, is om mensen in de circuswereld samen te brengen, uitwisseling te creëren over de Vlaamse, Belgische en Europese grenzen heen. Er is vaak nog die eilandmentaliteit: iedereen is met zijn eigen ding bezig, zijn eigen compagnie en eigen creatie. Nochtans kunnen we veel van elkaar – en over onszelf! – leren door met anderen in gesprek te gaan.”
Couprie: “Toen ik pas startte als artiest was er een Frans magazine rond circus dat gezelschappen aan het woord liet over hoe ze werkten en dachten. Hun antwoorden inspireerden mij als jonkie: wat trekt mij aan, waar denk ik anders over? Meestal zat het in subtiele verwoordingen, een bepaalde manier van formuleren die bleef hangen en een diepe indruk naliet. Het heeft me in zekere zin mee gevormd tot de artiest die ik nu zelf ben.”
En nu is Carré Curieux zo’n gezelschap waarvan de woorden zullen blijven hangen… Misschien nog een laatste vraag: wat is volgens jullie het recept om te slagen als circuscollectief?
De Cooman: “Niet te snel denken dat je geslaagd bent…” (lacht)
Couprie: “Doen waar je zin in hebt.”
De Cooman: “Elkaar vertrouwen en vrijheid geven. Aanvaarden dat je het soms niet eens bent en elkaar daarom niet minder graag zien.”
Couprie: “Eigenlijk gewoon elkaar graag zien.”