>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #49 (december 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bram Dobbelaere
Het is 7u30 ’s morgens, de hersenen slapen nog en het lijf is maar half wakker. De halflege tassen koffie staan overal verspreid en de blikken Red Bull stapelen zich op. Iemand pleegt wat halfslachtige yoga-oefeningen. De opwarming trekt zich slepend op gang. Er wordt wat muziek opgezet om de laaghangende ochtendhumeuren te verdrijven. Tevergeefs.
Nauwelijks anderhalf uur later is het zover. Het gejoel achter de deuren neemt toe. 250 ongeduldige en uitgelaten schoolkinderen staan te drummen. Het geluid van naderend onheil. De leeftijdslimiet van deze voorstelling is 8+, maar het feit dat ontelbare dreumesen, in gigantische theaterstoelen gezeten, met hun voetjes de grond niet raken doet vermoeden dat de juffen ook deze keer een lading kleuters hebben binnengesmokkeld.
Wanneer het zaallicht uitgaat breekt de hel los. Al het ingehouden enthousiasme zoekt lawaaierig een uitweg en het duurt even voor de kalmte terugkeert. Er is altijd wel een of andere onverlaat die probeert ‘als laatste’ te klappen. Nog net iets irritanter is de onderdrukte “Ssssst!” van een goedbedoelende juf. Ze zal het de ganse voorstelling volhouden.
Na de bewogen start verloopt alles prima. Het is een verrassend aandachtig maar ook doodeerlijk publiek. Wanneer het gevreesde 45-minuten-punt nadert, neemt de aandacht zienderogen af. De kleuterblaasjes zijn volgelopen en algauw zijn de eerste twee rijen halfleeg.
Het eindapplaus is kort en zwakjes. Kleine kinderhandjes maken nu eenmaal niet zoveel geluid. Na de verplichte giechelige vragensessie staan alle artiesten nog voor de middag gedesoriënteerd terug buiten, de ogen knipperend tegen het zonlicht. Een trans-Atlantische jetlag is er niets bij.
“Parels voor de zwijnen,” zegt de één. “Belangrijk werk, en goed voor de voorstelling,” vindt een ander. “Wat eten we straks?” merkt een derde terecht op.