Vorige zomer – toen festivals nog gewoon festivals konden zijn – beleefde circus- en theatermaker Ief Gilis zijn vuurdoop als regisseur van het sociaal-artistiek project De Circustuin. Gerealiseerd in opdracht van het circusfestival Cirque Plus en in samenwerking met circusatelier Woesh, bracht De Circustuin mensen van verschillende generaties en achtergronden samen. Het project viel danig in de smaak dat de drie partners in zee gingen voor een nieuwe editie in 2020. Helaas gooide Covid-19 roet in het eten – bij het ter perse gaan van dit artikel is Cirque Plus geannuleerd en staat het ganse project on hold. Gelukkig is er stof genoeg om over te praten. Alles begon met een telefoontje van Brugge naar Borgerhout.
“Ik heb de neiging om te snel ja te zeggen,” aldus Ief Gilis. “Daarom heb ik in de loop der jaren geleerd om eerst even na te denken. Dat was ook zo toen Cirque Plus belde. Het is niet dat ik daar kind aan huis ben, maar we hadden er wel al met Circo Ripopolo en De Wenkbrauwerij gespeeld. Ik was gecharmeerd door de vraag. Het idee om een sociaal engagement aan te gaan sprak me aan. Uiteraard besefte ik dat ik twee weken in juli moest blokkeren en dus mogelijks interessante boekingen misliep. Maar als je kiest om dit project te doen, moet je ook niet flauw doen. Op mijn leeftijd doe je soms dingen omdat je weet wat ze waard zijn. Dat dit nu net viel in een belangrijke periode in het seizoen, was dan maar zo.”
Met Circo Ripopolo maakt Ief clownerievoorstellingen waarmee hij al meer dan 20 jaar toert in binnen- en buitenland. De afgelopen jaren werkte hij ook als coach/regisseur voor een aantal circusartiesten en -gezelschappen. Als maker en speler was hij niet bezig met sociaal-artistieke projecten. Alleen privé gaat hij elk jaar als kok mee op een kamp voor kinderen met een moeilijke thuissituatie. “Ik ben daar een helpende kracht en troostende schouder indien nodig, maar ik trek die boel niet. Ik smijt me volledig en stel me ten dienste van de anderen. Ik wil daar vooral niet in the picture lopen. Dat staat mijlenver van mijn eigen werk. Ik heb ooit op zo’n kamp opgetreden, dat doe ik nooit meer. Voor mij werkt dat niet. Binnen die vereniging zijn er genoeg mensen die dat graag doen en die dan de kans krijgen.”
Voor De Circustuin kreeg Ief carte blanche. Hij koos ervoor om niet met één bepaalde organisatie te werken, maar om mensen van verschillende generaties en met zo divers mogelijke achtergronden samen te brengen. Die groep samenstellen had wel wat voeten in de aarde. Maar Ief had daar zo zijn redenen voor. “Je wil sociaal circus brengen. Waar stopt de term ‘sociaal’? Stopt dit bij een instelling voor mensen met een fysieke of mentale beperking? Aan de ene kant is het makkelijker om te werken met alleen maar mensen uit dezelfde organisatie. Dat is nobel en tof, maar wat is er voor hen extra aan behalve dat ze een uitje hebben gehad? Oké, misschien is dit wat kort door de bocht, maar nu hebben ze er veel meer aan gehad. Drie volwassenen uit dezelfde organisatie zaten plots tussen een hoop andere mensen. Ik weet niet in hoeverre zij daar ’s avonds met elkaar over praatten, maar ze hadden in elk geval iets te vertellen.”
Om met zo’n diverse groep aan de slag te gaan stond Ief er niet alleen voor. Twee docenten van circusatelier Woesh introduceerden de deelnemers in de circustechnieken. Daarna sprongen ze bij waar nodig. Maar samen aan een creatie werken is niet altijd evident. “Ik denk dat het voor hen moeilijker was om in mijn wereld te stappen dan omgekeerd. Als je docent circustechnieken bent, heb je een methode en weet je waar je naartoe wilt. Ik gebruik een ander denkpatroon. Op een bepaald moment werkten we in de tuin bij Woesh met banken. Een bank wordt een trap omdat iemand die op een bepaalde manier vastneemt. Op zo’n moment moet je al het technische dat je kent, alle vanzelfsprekendheden, alle vooropgestelde en doordachte ideeën loslaten. Dit heb je nodig om te geloven dat je clownerie kunt doen. Alsook zelfvertrouwen. Dat komt met de jaren door te mislukken, eruit te kruipen en er toch iets van te maken. In het begin wil je je meer bewijzen en dan denk je veel sneller aan een concept. Maar ik ben geen enkele keer uit een repetitie vertrokken met het idee dat het niet goed zou komen. Terwijl ik op dat moment totaal geen idee had van wat het ging worden. Je gelooft erin en je geeft de mensen het vertrouwen. Het is belangrijk dat je hen overtuigt dat het goed komt. Op de eerste repetitie nam iemand een vuilblik vast om ermee te jongleren. Maar dat zouden we niet doen. Toen werden het ski’s en dan voel je dat hun frank begint te vallen. Dat werd door iedereen snel opgepikt. Laat de circusdocenten maar technieken aanleren terwijl je weet dat we die niet zullen toepassen. Maar je hebt die input wel nodig. Je weet trouwens dat je tegen een barrière aan zal lopen. Je moet geen straffe trucs verwachten. Het is geen kritiek, maar dit zag ik gebeuren in vorige sociaal-artistieke voorstellingen. Ik vond dat schoon en schattig, maar ook wel jammer. Ik denk vooral vanuit de clownerie: maak van uw klacht een klucht. Heb je een beperking, dan gebruiken we die.”
Er werd in eerste instantie verbaasd gereageerd toen Ief alle geleerde circustechnieken overboord gooide. Leren denken als een clown is iets wat niet vaak aan bod komt in circusateliers. “Clownerie is de enige discipline waar je niet voor kan trainen. Je kan voor een spiegel staan en wat onnozele gezichten trekken, maar dat brengt je niet veel verder. Het gaat over timing. Als je een goede jongleur wil worden, moet je 6 uur per dag jongleren. En je kan dit blijven doen tot het lukt. Maar ik kan niet zeggen: ik ga vandaag eens 6 uur clownerie doen. Zo werkt het niet. Ook niet tijdens een creatieproces. Ik heb al dagen op een bank gezeten en de hele dag niks gedaan, niks gevonden. Zoiets doe je soms drie dagen en dan is daar in één keer iets. Zo werkt dat. Gieters bijvoorbeeld worden gewoon gebruikt als gieter. Een jongleur zal met gieters jongleren. In mijn geval is techniek altijd bijkomstig. In alle bescheidenheid durf ik te beweren dat dit mijn sterkte is: ik kan niets, maar ik ben er wel heel goed in.”
Af en toe bleek het toch handig dat er ook deelnemers waren die een aantal circustechnieken beheersten, zoals de jongeren van de circusschool. “Hierdoor kon ik het verschil maken. Dat zo’n gast bijvoorbeeld op die plank kan staan… Af en toe kon ik zo een technisch wow-moment integreren. Bovendien kreeg ik er zo een paar assistenten bij, zowel op sociaal als circustechnisch vlak. Het was fijn om te merken hoe zij dit mee omarmden. Op lange termijn kunnen die gasten misschien zelf zo’n voorstellingen maken.”
Sociaal-artistieke voorstellingen zijn een goede leerschool, zelfs voor een ervaren maker. “Je leert omgaan met een creatieproces waarbij je een week voor de première niet weet op hoeveel mensen je kan rekenen. Je moet flexibel blijven tot het einde. Daarom is het voortraject erg belangrijk. Hier maak je korte losse stukjes en zoek je uit wie met wie het beste speelt. Op het einde leg je de puzzel. Maar dan nog is dit niet zonder risico. Als je werkt met mensen met een mentale beperking kan je vooraf moeilijk voorspellen hoe ze zullen reageren tijdens het optreden. Van één persoon vreesden we dat ze niet ging doen wat we afgesproken hadden. Daar hou je dan rekening mee in de enscenering. Als ze niet wilde opstaan om haar act te brengen, zouden we gewoon verdergaan. Maar ze stond telkens op. Al moesten we af en toe wel wuiven of trekken en duwen. Dat ze plots een publieksspeler bleek te zijn, was een verrassing. Een uur voor de voorstelling wou ze niet meer meespelen, maar zodra er volk was… En dan gaf ze tijdens de voorstelling ook nog eens commentaar op iedereen. Dat was een cadeau.”
De Circustuin is de derde sociaal-artistieke voorstelling die voor Cirque Plus werd gemaakt. Tot op heden is dit het enige Vlaamse festival dat bewust dergelijke projecten programmeert. Ief ziet er vooral voordelen in, maar heeft enkele duidelijke aanbevelingen. “Je verrast je publiek met iets heel anders dan alleen met de grote, chique, cleane en buitenlandse dingen. Als een festival een sociaal-artistieke voorstelling wil ondersteunen, moet het dit voor 150% doen. Er is een goede voorbespreking nodig over met welke mensen je zal werken. Idealiter maak je zoiets met een regisseur, een circusdocent en een sociaal assistent. Als bijvoorbeeld tijdens een repetitie iemand een offday heeft, dan heb je een sociaal assistent nodig die zich daarmee kan bezighouden. Ook is het belangrijk dat het festival samenwerkt met een circusschool ter plaatse. Je hebt die lokale link nodig. Op termijn kan je zo breder werken en kunnen de circusscholen onderling hun ervaringen uitwisselen. De plek die je krijgt op een festival is ook belangrijk. Ze moet afgeschermd zijn. Dat versterkt het voorstellingsgevoel. Dan wordt zo’n locatie een beetje je zaal. De deelnemers hingen rond op de banken totdat het tijd werd om op te treden. Het publiek kwam in een decor terecht, dat was meteen duidelijk. Je moet het soms ook niet moeilijker maken dan het is. Er wordt geen verhaal verteld, maar alles is verbonden door eenzelfde thema, de circustuin.”
Festivals zijn soms terughoudend om jonge, beginnende artiesten te vragen voor dergelijke projecten. Ook het feit dat ze willen uitpakken met een ‘naam’ speelt een rol. “Je moet er zeker over nadenken om beginnende artiesten die kans te geven. Als ik zie wat die manier van werken voor mij heeft opgebracht, heb ik spijt dat ik zoiets 15 jaar geleden niet gedaan heb. Hoewel ik er toen misschien niet klaar voor zou zijn geweest, omdat ik nog te graag zelf op een podium stond. Nu merk ik hoe fijn het is om andere mensen dat te gunnen. Ik heb die paar dagen harder genoten van het applaus dan wanneer ik zelf optreed. Het is een ander soort voldoening. Je gaat met een warmer gevoel naar huis. Als ik een eigen voorstelling maak, weet ik dat ik me goed geamuseerd heb en dat ik mensen een mooie avond heb bezorgd. Nu heb je ook nog eens gezorgd dat je deelnemers vrolijk naar huis konden gaan. Je deelt dat goed gevoel met een hoop andere mensen buiten je publiek. Wat mij ook rijker gemaakt heeft, is de zoektocht om er iets schoons van te maken zonder te weten waaraan ik begon. Als ik een voorstelling maak met Circo Ripopolo of solo weet ik ook niet waaraan ik begin, maar ik moet alleen met mezelf en mijn compagnon rekening houden. We kennen elkaar door en door. We kennen het materiaal. We weten wat we aan elkaar hebben. Nu werd ik ondergedompeld in een groot bad vol nieuwe mensen in een nieuwe omgeving. Daarbovenop kreeg ik de vrijheid om het creatieproces in mijn richting te sturen, zelfs op redelijk korte termijn. Ik weet dat het een moeilijk project was doordat ik het systeem een beetje had opengegooid. Toch ben ik blij dat we dit hebben kunnen doorduwen. Ik zou ook kunnen zeggen dat het schoon is dat we mensen hebben samengebracht, elk op zijn eigen manier. Daar heb ik keihard van genoten, maar dat was sowieso al de opzet. Het zou raar zijn als dat niet geslaagd was. Wat ik meeneem voor de volgende keer is dat ik er nog meer van moet genieten. Dit is eindig, terwijl eigen projecten langer doorlopen. Je krijgt een soort kampgevoel. Dan rij je naar huis en voel je je een vreemde in je eigen huis.”
De Circustuin was niet het eerste buitenbeentje in Iefs carrière. In 2017 maakte hij samen met Steven Wouters de voorstelling Post. Ief bracht brieven van België naar Italië en vice versa, handmatig afgeleverd in een typisch Italiaans voertuig. De reactie die dit teweegbracht verwerkte hij tot een vertelling. Dergelijke zijstapjes heeft hij nodig. “Hierdoor zie je dat het goed is om ook eens iets anders te doen. Bij Ripopolo hebben we op een bepaald moment allebei onze cocon verlaten om onze eigen weg te zoeken. Maar wanneer de eerste vragen voor volgend jaar binnenkomen, zijn we blij dat we terug samen ons tentje kunnen opzetten. Post heeft niets te maken met wat ik ooit heb gedaan. Door met Ripopolo mensen samen te brengen in een tent ontstaat er iets gemeenschappelijks, maar Post en De Circustuin werken nog meer verbindend. Ik merk dat ik daar meer en meer nood aan heb. In mijn recentste solovoorstelling Pallet creëer ik een grotere verbondenheid zonder daar al te veel nadruk op te leggen. Het sluipt erin. Op een gegeven moment ben je dingen aan het maken en stel je dit vast. Mensen moeten bijvoorbeeld samenwerken om een bankje te maken om op te zitten. Ik smeed geen grote vriendschappen tussen mensen, maar je voelt het wel. Ik denk dat ik dit vroeger minder durfde. Je kon naar Ripopolo komen kijken en weggaan zonder meer. Het publiek lachte en wij kregen applaus, zonder diepere bodem of verwachting.”
Sociaal-artistieke voorstellingen hebben het weleens moeilijk om naar waarde geschat te worden. Meestal ziet iedereen de sociale meerwaarde, maar zijn dergelijke projecten ook artistiek kwalitatief? Ief lacht. “Moet ik nu mijn eigen voorstelling bewieroken en zeggen dat het fantastisch was? Ik kan dit niet als buitenstaander bekijken. Ik ben nog nooit zelfzeker aan een voorstelling begonnen. Dat komt omdat ik clownerie doe. Dat blijft voor mij koorddansen zonder vangnet. Als je fout begint, is je voorstelling naar de knoppen. Nu stond ik daar een uur voor aanvang van de voorstelling als de meest gelukkige en zelfzekere mens. Voor mij was dit een voorstelling en geen toonmoment omdat het zo werd aangekondigd. Bij toonmomenten zie je vaak een opeenvolging van trucjes door de verschillende deelnemers. Ik denk dat we erin geslaagd zijn om een mooi geheel te creëren. Steek je er dan al die tijd in om maar vijf keer op te treden? Natuurlijk! Mijn vader zit in twee amateurtoneelgroepen en die repeteren ook drie à vier maanden om dan drie weekends te spelen. Wij zijn gewoon om voorstellingen te maken die vier jaar lopen. Misschien is dit iets waar we naartoe kunnen met onze sociaal-artistieke voorstellingen? Iets moois maken voor Cirque Plus en er daarna mee op toer gaan.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #63 (juni 2020) // Auteur: Els Degryse // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be