De in 1897 geboren Gentenaar Polly Bentos – echte naam Polydoor De Baets – was geen ‘star’, niet de beste in dit of de grootste in dat. Hij was een acrobaat, maar geen tafelspringer. Een muzikale clown, maar speelde nooit de eerste viool. Hij heeft nooit een eigen gezelschap of circus gehad. Wél had hij een circuscarrière van 50 jaar waar velen voor zouden tekenen: bijna altijd werk, met verschillende partners gespeeld, onder andere zijn vrouw, succesvol getoerd met de grootste en de beste circussen van hun tijd in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, twee oorlogen overleefd en op zijn 65ste met pensioen.
Nochtans kon niemand in de Gentse Blaisantvestbuurt vermoeden dat Polydoor De Baets in het circus zou terechtkomen. Geboren in 1897 als kind in een arbeidersgezin, gaat hij op twaalfjarige leeftijd al werken ‘van vijf uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds bij Vander Straeten aan de Minnemeersbrug’ zoals hij later zelf vertelt tijdens een interview voor de krant Het Laatste Nieuws in 1973. Zijn kansen keren wanneer acrobaat Henri ‘Bento’ Frans (1877-1948) hem spot in turnclub ‘Vrijheidsliefde’. Henri is eind 1912 net terug van Amerika, waar hij twee jaar toerde met Circus Barnum & Bailey. Hij is op zoek naar een nieuwe ‘cascadeur’ of ‘vlieger’. De Baets in datzelfde interview in Het Laatste Nieuws: “Met mijn 27 kg scheen ik de geschikte man en nadat ik een contract had getekend vingen de oefeningen aan in turnlokaal ‘Vrijheidsliefde’ en ‘Vooruitzicht’. Mijn loon bedroeg 25 frank per maand, plus kost en onderdak. Ik debuteerde te Sint-Niklaas en vandaar ging het naar Tourcoing, Parijs, Cannes, enzovoort. Ik was 14 jaar en stond aan de voet van een halve eeuw carrière. Een jaar later werkte ik reeds bij ‘Ringling Brothers’ in Amerika’.”
Op 13 maart 1913 vertrekken Henri Frans, Polydoor De Baets en Joseph La Porte met het Red Star Line schip ‘Kroonland’ van Antwerpen naar New York. Op het shipmanifest staat ‘Collisseum, Ringling Brothers, Chicago’ als eindbestemming ingevuld, het beginpunt van hun maandenlange tournee doorheen Amerika. Tussen 5 april en 1 november spelen ze ongeveer 181 dagen, in 144 steden en 32 staten, meestal twee shows per dag, behalve op zondag. Slapen doen ze op de trein, die ’s nachts rijdt. Als ze ’s morgens opstaan, staat de kooktent al recht voor hun ontbijt. Ondertussen zijn de werkmannen bezig met de opbouw van de verkleedtenten voor de artiesten waar hun koffers in steeds dezelfde slagorde opgesteld staan, de menagerie, de sideshowtent, de ‘big top’, tenten voor de werk- en showpaarden, etc. In de voormiddag staat de parade in de stad op het programma voor de artiesten. Op een paard, ander dier, een wagen, te voet, gehuld in exotische kostuums tonen ze wat het circus in petto heeft voor de soms duizenden toegestroomde toeschouwers. Na de lunch maken ze zich klaar voor de ‘spec’ of ‘spectacle’: een groot spektakelstuk of openingsparade van de show in de ‘big top’ waar alle artiesten, showgirls, dieren in vol ornaat de revue passeren op de muziek van de circus band. Het thema is meestal Bijbels of historisch. In 1913 beelden ze het leven uit van ‘Joan of Arc’. Na de middagshow hebben de artiesten een break, wat vrije tijd, om er dan opnieuw vol in te vliegen voor de avondshow van 20u.
Wanneer het publiek de ‘big top’ uitstroomt na de laatste voorstelling, zijn de menagerie en sideshowtent al ingepakt in de treinwagons. De Gentse acrobaten zijn drie van de 1200 anderen op tournee, die als radars meedraaien in een perfect geoliede machine, waar tijd geld is. Want de volgende dag moet de middagshow op een andere speelplek op tijd starten en het treinschema is hyperstrak uitgedokterd. De artiesten krijgen onderdak, eten, twee emmers water per dag om zichzelf en hun kleren te wassen, de zondag vrijaf en elke week is er ‘payday’. In ruil vraagt het circusmanagement twee perfecte shows per dag en je aan de regels te houden: correct gedrag op het circusterrein en in de stad, niet drinken, niet gokken en niet achter de vrouwen zitten. Of alle artiesten zich daar altijd aan houden, is een geheel andere kwestie.
Tijdens zijn eerste buitenlandse tournee speelt Polly meteen in de grootste circustent van heel zijn leven, de ‘big top’ van Ringling Brothers: tussen drie grote circuspistes twee podia en daarrond nog eens een hypodroom voor de openingsparade en ‘wild west’ paardenrenwedstrijden op het einde van de show. Het ‘Franz Bento Trio’ speelt op één van de twee podia, tussen de drie circuspistes. Ze treden tegelijkertijd op met vier andere acts. Ringling Brothers presenteert hen als ‘A Galaxy of Europe’s Most Famous Feature Ladder and High Balancing Perch Acts’. Al deze prikkels zijn nodig om de 12.000 à 15.000 toeschouwers het gevoel te geven dat er constant iets ongelooflijks te beleven valt. Tijdens de wintermaanden keert Polly terug naar huis. In maart 1914 vertrekt hij opnieuw met Henri ‘Bento’ Frans naar Amerika, voor een tweede seizoen bij Ringling Brothers.
Na het Ringling Bros seizoen keert Henri Frans begin november via Liverpool terug naar België, dat ondertussen volop in oorlog is. Hij begint een café in de Lammersstraat in Gent, een ontmoetingsplek voor artiesten vlak naast het Nieuw Cirkus. Polly toert als acrobaat anderhalf jaar in Spanje met ‘The Rivals’. “Het is geen morele leerschool om als vijftienjarige om te gaan met oude doortrapte circusratten zoals Rodriguez, die mij meenam naar Barcelona en Madrid. Als ik die kerels ’s nachts in het artiestenkwartier zag binnenvallen, vreesde ik dat ze mij op zekere dag zouden verongelukken tijdens ons nummer. Ik kreeg zo erg de schrik te pakken dat ik ervandoor ging met mijn hebben en houden in een margarinedoos, de valiezen van die tijd. In San Sebastian trad ik in mijn eentje op tijdens de foor waar ik mij Pablo liet noemen en Rodriguez – die mij nodig had voor zijn nummer – mij opnieuw ontdekte,” aldus De Baets in Het Laatste Nieuws. Na zijn tijd in Spanje vertrekt hij een half jaar met ‘The 3 Canadiens’ naar Zuid-Amerika (Mexico, Buenos Aires, Montevideo) en treedt hij vier jaar met ‘The Oriental Trio’ op in musical halls en theaters in Engeland, Schotland en Ierland.
Eind 1920 moet hij zijn legerdienst doen. Na tien maanden in Neuss, Duitsland, is hij terug in zijn thuisstad. “Geen werk, geen geld en een oude moeder op mijn kap,” vertelt hij in het Gents tijdens een radio-interview in 1976. Hij start weer vanaf nul met hier en daar acrobatennummertjes op een kermis.
Het is pas echt weer goed vertrokken als hij begint samen te werken met clown en acrobaat Babusio (Eugène Babusiau, 1886-1950). Op tournee in 1921 leert hij Polly de knepen van de clownskunsten. Zijn volledige transformatie naar muzikale clown moet nog even wachten, want eind 1923 trekt hij voor anderhalf jaar met Babusio’s gezelschap ‘The Otawa Troup’ naar Zuid-Amerika. Hun act is een mix van acrobatie, evenwicht en bascule. Ze toeren er met het grote Duitse circus Sarrasani. De Baets, nogmaals in Het Laatste Nieuws: “In het holst van de nacht scheepten wij te Hamburg in voor de lange reis. Het bleek alras dat wij op een versleten boot zaten en dan nog zonder eten. Uitgeput kwamen wij te Montevideo aan waar wij de tijd niet kregen om te repeteren. De voorstellingen genoten zoveel bijval dat de zeelieden gaten in de tent sneden om naar binnen te kunnen. Twee dagen later echter werd het ganse gezelschap op ‘quarantaine’ gezet wegens ziekte. Drie maanden lang trachtten wij in leven te blijven met boks- en worsteldemonstraties te geven en met de pet centen op te halen. Tot wij vertrokken naar Buenos Aires (…), waar we veertien maanden speelden voor uitverkochte tenten. (…) In Argentinië speelden we in Rosaria, Santa-Fé en Cordoba.”
Eenmaal terug tekent hij enkele maanden later in Berlijn een contract om opnieuw naar Zuid-Amerika te vertrekken, deze keer met Circus Dunbar & Schweijer. Samen met Jozef Storms en René Frans, de oudste zoon van Henri ‘Bento’ Frans, brengen ze als ‘Los 3 Bentos’ muzikale clownnummers. Ze toeren in Argentinië, Chili, Peru, Ecuador, Columbia, West-Indië, Venezuela en Brazilië. Twee jaar zijn ze weg van huis (1925-1927).
The 4 Bentos, ca 1929. Vlnr: Chela Nelson (Renés vrouw), Polly Bentos, René Frans en Jenny Moreels (Polly’s vrouw). Foto: Huis Van Alijn.
“In 1928 liet ik mij dan eindelijk in vrouwennetten vangen Op 10 maart 1928 trouwde ik met Jenny Moreels, die 3 jaar op mij had gewacht. Het bleek alras dat zij mij te veel geld kostte als ik haar overal meenam, dus leerde ik haar een nummer.” Zo begint voor Jenny Moreels (1907-1971), een meisje uit Gent zonder enige circusachtergrond, een heel nieuw leven als muzikale clown en altijd onderweg. In de jaren dertig spelen ze samen met verschillende artiesten en toeren ze met Carmo Circus in de UK, Circus Gleich in Europa, Circus Van Bever in Nederland en Circus Semay en Circus Demuynck in België.
“Tijdens de oorlog weigerde ik op te treden in Duitsland, dus ik was verplicht werk aan te nemen in een garage. Nu en dan kon men mijn nummertjes zien in ‘Les Yeux Noirs’ aan de Kuiperskaai. En in 1944 herbegon het met Gust De Muynck, met Semay, met Van Bever en drie jaar bij Carola Williams in het ‘Cirque Royal’ te Brussel.” (De Baets in Het Laatste Nieuws, 1973).
Na de oorlog blijft Polly met verschillende partners optreden in de grootste en meest prestigieuze circussen in Europa. Zijn laatste buitenlands contract is met Circus Kröne in Duitsland, in 1955. Vanaf 1956 speelt hij voor kleinere circussen in België, zoals Circus Demuynck en Circus Semay. “Die vrouw van mij wou niet meer op reis, hé. Dus zijn we naar huis gekomen. Ik wou hier niet blijven zonder te werken. Dan ben ik maar overgestapt naar die kleinere circussen hier in België, zoals Demuynck. Ik heb er gespeeld in ’57, ‘58, ’59 en ’61, het jaar dat ze failliet gingen,” aldus De Baets in een tv-interview in 1974.
In 1962 gaat Polly met pensioen. Samen met Jenny woont hij in de Brugse Poort in Gent. In de buurt noemen ze hem ‘het clownsken’. “Clownsken of niet, ik heb altijd gezegd: ik ben een clown, maar ik word er voor betaald ook. Zodus mochten ze dat zeggen,” vertelt hij tijdens het radio-interview in 1976, drie jaar voor zijn dood. De journalist vraagt of hij altijd goed zijn brood heeft verdiend. “Ik heb er toch altijd goed voor gezorgd. Het was een vrij beroep. Je moet voor jezelf zorgen, in geval dat het zover zou komen. De meesten sterven in armoede, hé. Mijn collega Babusio zei altijd: ‘Pol, ge moet altijd zien dat de kerk in het midden blijft staan.” Ik heb dat gedaan, en daarmee. Ik moet het mij niet beklagen. Ik trek mijn plan.”
Het verhaal van Polly Bentos maakt deel uit van een reeks artikels die Gwendolien Sabbe schrijft voor Circusmagazine op basis van haar historisch onderzoek ‘Belgische circusartiesten in Amerika (1900-1940)’. Enkele van deze artiesten vind je ook terug in de expo ‘Circus Onderweg’ van Huis van Alijn (juli 2020 tot augustus 2021).
www.circusnomads.com – www.huisvanalijn.be
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #63 (juni 2020) // Auteur: Gwendolien Sabbe // Beelden: archief Huis van Alijn // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be