>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #42 (maart 2015)
>> Auteur: Laura Van Bouchout – Foto’s: Tom Van Mele
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Dinsdagochtend, 10u. Brussel-Noord maakt zich op voor de dag. Het asfalt blinkt nog na van een natte nacht. Lichten knipperen aan in brasseries. In neonverlichte vitrines checken prostituees verveeld hun gsm. Op straat: veel volk. Een mix aan huidskleuren, uniform verpakt in donkere jassen. Kleurpunt in de wijk is jeugdwerking Ratatouille.
Ratatouille organiseert activiteiten, kampen en individuele hulpverlening aan voor kinderen, jongeren en ouders uit de Brabantwijk. Ismael Bouzammour (29) is er jeugdwerker. Samen met Brussels circusatelier Zonder Handen zorgt hij ervoor dat kinderen uit de wijk zich wekelijks kunnen komen amuseren – en ontplooien – in de circusles.
Het ganse team zit aan tafel voor de wekelijkse vergadering. Iedereen min een. “Het zijn altijd diezelfden die te laat zijn,” wordt gelachen. “Niet altijd,” corrigeert Ismael droogjes. “Eén op de tien keer is ze wel op tijd.” Een onmiskenbare positivo. Ismael heeft lange wimpers, lieve ogen. Kort haar, een trui met kap. En een groot sporthorloge. Hij is de enige man in dit vrouwelijk bastion van jeugdwerkers. Grappenmaker en koffiezetter van dienst. Hij knipoogt naar de kuiser. Twee uur lang gaat het over ouderbetrokkenheid, over halal appelsap. Over de juiste prijs voor een activiteit en over hoe je nooit een klein lepeltje vindt als je het nodig hebt. “Bon. Gaan we eten? Ik heb honger.”
Volledige kunst
Collega’s zwermen uit richting toilet en bureaus. En Ismael vertelt over zijn eerste aanraking met circus. Een suikerklontje plonst in zijn dampende koffie. Een gloed van eerbied glijdt over zijn gezicht. “Mijn kennismaking met circus heeft veel voor me betekend.” Hij pauzeert. Roert even. Wikt zijn woorden. “Het heeft een vuur in me doen branden. Veel naschoolse sport voelt aan als een fabriek, er wordt geen echte band nagestreefd met de kinderen. In de circusles zag ik plots een nieuwe dynamiek. Het ging er niet om klanten, maar over personen. Veel oefeningen zijn er één op één, dat geeft kansen om verder te geraken dan een eerste indruk. Om anderen te leren vertrouwen.”
We spreken drie jaar eerder. Ismael – opgeleid in de jeugd- en gehandicaptenzorg, ex-uitbater van videotheken en op dat moment sportanimator – geeft zich op als assistent tijdens een circusvakantie. En hij blijft plakken. “Ik jongleerde nog verkeerd (toont lachend met zijn handen hoe hij de ballen onderaan doorgeeft), maar gaandeweg heb ik de hele methodiek geleerd.” Vandaag is hij fervent aanhanger van circuspedagogie in het jeugdwerk. “Circus is echt een volledige kunst. Het kan individueel zijn maar ook heel sociaal. Het is ook geen frustrerende sport. Voetballen kun je ofwel wel of niet. Boksen: net hetzelfde. Het is iets voor jou of niet. Circus is heel breed. Als een grote boom met verschillende takken waar je aan kunt gaan hangen. Het is gewoon iets positiefs. Je denkt meteen aan veel volk, aan mensen die door de lucht vliegen.”
Proefkonijn
Op weg naar het sociaal buurtrestaurant komt zijn eigen jeugd ter sprake. Als achtste in een gezin van tien kinderen. “Ik was degene die nooit thuis was. Altijd aan het werk, aan het studeren. Ik was heel snel zelfstandig.” Als kind zat hij nochtans meer bij de dokter dan thuis. “Ik had zware astma en mocht nooit mee op bosklassen. Een beetje stof en ik lag in het ziekenhuis. Tot mijn tiende mocht ik helemaal niet sporten.” Tot hij geselecteerd werd als proefkonijn voor een nieuw medicijn. Dat ging goed. Sindsdien is sport een rode draad in zijn leven. Hij sipt bedenkelijk van zijn muntthee. “Ja. Misschien ben ik wel empathischer doordat ik ziek was als kind. Ik ben altijd optimist. Ik geloof dat de mens op aarde is om beter te worden.” En dat neemt hij zeer letterlijk. Na zijn uren is Ismael druk bezig met vrijwilligerswerk binnen zijn eigen vzw. Denk aan acties voor sans-papiers, soepuitdelingen voor daklozen, skireizen voor kansarme tieners en activiteiten voor weeskinderen. Welk moment enkel van hem is? Daar moet hij over nadenken. “Mijn douche? Weet je, zolang je twee armen, twee benen en hoofd hebt en je kunt ze gebruiken: doe het dan. Ik wil later geen spijt hebben dat ik niks gedaan heb. Natuurlijk neem ik mijn job mee naar huis. Maar kijk, ik geniet ervan om goed bezig te zijn. Alles wat ik doe – inclusief mijn job – doe ik met plezier. Dat is ook aan jezelf denken.”
Niet enkel voor de elite
De chocolaatjes en kaarten op zijn bureau verrieden al iets. Het afgelopen weekend trouwde Ismael met Saana, zijn collega bij Ratatouille. Bij de thee worden foto’s getoond op de gsm. “Ik ben serieus gebleven hoor,” stoeft hij met de wijsvinger in de lucht. “Allez… ik heb wel eerst nee gezegd. En dan pas ja.” “Tja, als twee jeugdanimatoren trouwen…’ lachen de collega’s. “Ik vind het heel belangrijk om met iemand samen te zijn die snapt waar ik mee bezig ben. Die niet in systemen van medelijden vervalt, maar positief kritisch kan zijn. Iemand uit een andere sector denkt al snel: die arme kinderen. Waarom? Stop daarmee, daar help je niemand mee. Wie hier woont is zogezegd d’ office triestig, arm en kwetsbaar. Daar ben ik allergisch aan. Dat is bullshit. Kinderen voelen het als ze anders bekeken worden en kunnen dat nog niet plaatsen. Elk kind moet geloven dat hij dezelfde kansen kan pakken.”
Waarom hij dan voor deze doelgroep heeft gekozen? “Omdat ik geloof dat ze geen doelgroep zijn. Ik wil ze niet in een kotje zetten. Bepaalde mensen hebben kansen gemist of niet gekregen. Maar dat wil niet zeggen dat ze voor eeuwig tot een vaste doelgroep behoren.” Ismael hoopt dan ook dat circus geen elite activiteit wordt. “Het zou jammer zijn als een specifieke doelgroep zich circus zou toe-eigenen. Het is een kunst die ontstaan is met zigeuners die de wereld rond reisden. Het moet deze identiteit behouden. Iedereen laten dromen, iedere beoefenaar iets blijven bieden. Ateliers die enkel een blank middenklassepubliek bereiken… die missen heel veel. Er zijn veel gasten in zogezegde arme wijken die er een heel groot talent voor hebben. Die in zich het circusvuur hebben. En als je niet actief open staat voor iedereen, dan heb je de echte circussfeer niet begrepen.”
De geur van het bijna lukken
In de namiddag worden de kinderen opgepikt in twee scholen om de hoek. De weg ernaartoe is een lang parcours van handjes, high fives en proficiats. Twee straathoekwerkers doen lachend alsof hun handen geboeid zijn en vragen of hij al veranderd is. Slungelige tieners informeren naar zijn trouw. Hij is een bekend gezicht in de buurt. Een burenvriend, bijna familie. “De Brabantwijk is een transitiewijk. De huur is er goedkoper dan elders dus er komen veel groepen toe die vervolgens van hieruit een definitievere plek zoeken. Het gevolg: een fantastische culturele diversiteit.” Iets later rennen elf kinderen door de zaal. Ze zijn Belgisch. En ook een beetje Turks, Grieks, Congolees, Marokkaans en Guinees… Enkels en polsen worden losgedraaid. Lichaamsdelen worden gestretcht terwijl flowersticks en diabolo’s worden klaargelegd. “Onze oren zijn nog niet opgewarmd,” roept een meisje.
Ismael wil weten wie al ooit met een flowerstick heeft geoefend. Alle vingers schieten de lucht in. Dan vraagt hij wie dit al goed kan. Niemand laat zijn vinger zakken. Wat volgt is een chaotische choreografie van stokken en ongecoördineerde ledematen. Schattig. Enkel kinderen bezitten het talent te blozen van de inspanning van drie stokken vast te houden. Je ruikt het plezier van het bijna lukken. Hoort de humor van het vallen. En dat vallen, daar draait het hier om: “Op het einde van het schooljaar treden we mee op op de circusdagen van Zonder Handen. Ik ben dan echt heel fier. Je hebt je groep een jaar zien leren en worstelen. Vallen ze van de bal op het podium? Dan klauteren ze er weer op alsof er niks gebeurd is. Iemand die dit parcours niet had gevolgd, zou niet hetzelfde vertrouwen hebben. Ze zijn weerbaarder geworden. Zelfs als alles op het podium misloopt, hebben ze door dit traject nog het vertrouwen om verder te doen. Valt je jongleerballetje? Dat kan bij iedereen gebeuren. Dan raap je het gewoon weer op. Met een grote glimlach. Ze weten dat het kan mislopen, het hoort bij het leven. Op zo’n momenten weet je dat je je job hebt gedaan.”
Over de auteur:
Laura Van Bouchout is freelance journaliste en heeft een verleden bij Cirkus in Beweging. Samen met Rika Taeymans schreef ze ‘Nelsons Acrobatenboek’.