>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #51 (juni 2017). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
>> Auteur: Bram Dobbelaere // Foto: Tom Van Mele
Circus is samenwerken. Circus is samenleven. Circus is samen toeren, samen koken, samen eten en samen slapen. Af en toe zelfs in hetzelfde bed.
Elk uur op scène betekent onvermijdelijk een veelvoud aan uren samen creëren en repeteren, opbouwen en afbreken, wachten en reizen. Een beetje circusartiest kiest zijn collega’s dus beter met zorg uit. Je brengt die zeeën van tijd liever niet door met irritant ongetalenteerde aanmodderaars met kuren of dramaqueens met een opgeblazen ego en een voorkeur voor slaande deuren. Voor u het weet verknoeit één van voornoemde onverlaten uw circusdroomjob met zijn lijfgeur, zijn oudbakken artistieke inbreng of zijn stuitend gebrek aan humor.
Om dit te vermijden stelt de circusartiest zich best een paar belangrijke vragen. Is een menselijke of professionele ‘klik’ het geheim op succes? Zijn die wel uit elkaar te houden? Kies je beter een artistiek geniale onversneden klootzak of een uiterst sympathieke kunstzinnige onbenul? Een ambetant takkewijf met een onwaarschijnlijke podiumprésence of een vriendelijk muurbloempje waarmee het fijn toeren is?
Een langdurige circusrelatie groeit in elk geval het best organisch. Circusscholen durven dit uit het oog verliezen en toveren al bij de audities een basculecollectief en een acrobatiekwartet uit hun hoed. Veel van die instantgezelschapjes spartelen nog net hun opleiding door om al snel na de diploma-uitreiking te merken dat ze elkaar eigenlijk niet kunnen luchten.
Wie al deze beslommeringen wil vermijden kiest best voor een solocarrière. Een circusgezelschap maken en samenhouden is inderdaad een mijnenveld. Maar áls het lukt is het resultaat een zelfgekozen familie die samen creëert, speelt, triomfeert en af en toe afgaat als een gieter. Want één ding is zeker: gedeelde circusvreugde is dubbele circusvreugde, gedeeld circusleed is half circusleed.