Een redactielid van CircusMagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wondere wereld van het circus. Neemt ditmaal de pen ter hand: Bauke Lievens.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine#51 (juni 2017). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bauke Lievens
In 1945 bedenkt de Zweedse schrijfster Astrid Lindgren een stoer, rebels en eigenwijs personage dat breekt met de betuttelende meisjesnormen van die tijd. Haar naam: Pippi Langkous. Pippi is “alles wat kleine meisjes niet horen te zijn: financieel onafhankelijk, assertief, zelfredzaam en onconventioneel. Bovendien is ze zo sterk als een paard en heeft ze lak aan goede manieren.”[1] Ook het circus belichaamt graag een andere, rebelse manier van leven. Het zet, zogenaamd, de bestaande orde op zijn kop. In het circus wordt het onmogelijke plots mogelijk. Het circus is, volgens velen, een plek van vrijheid.
En toch. Toch zie ik in de piste van datzelfde circus bijna uitsluitend vrouwen die worden rondgezwierd als ware ze passieve poppen zonder eigen wil of verstand. Solotechnieken als trapeze, koord of contortie doen dan weer denken aan mainstream porno waarin het vrouwelijke lichaam in de eerste plaats gepresenteerd wordt als lustobject: lange naakte benen, spannende maillots die de borsten en de poep accentueren, perfect onthaard. Hier presenteert het vrouwelijke lichaam zich vooral als iets om verlekkerd naar te kijken. Of als de incarnatie van engelachtige maagdelijkheid. In circusdisciplines waarin kracht een belangrijke rol speelt (Chinese mast, bascule, straps), wordt het vrouwelijke circuslichaam dan weer vaak ‘vermannelijkt’ onder lagen van baggy trainingskleren. Alsof een vrouw met spieren op een man moet lijken.
Vaak is wat mannen en vrouwen doen in de circuspiste eveneens normbevestigend en passé. De vrouw wordt gedragen door de man. Alsof ze eigenlijk niet op eigen benen kan staan. Of ze is de spil van een gevecht tussen een stelletje gespierde macho’s. Alsof ze enkel bestaansrecht heeft als (heteroseksuele) geliefde. Ook de man is zelden meer dan het omhulsel van een overontwikkelde sixpack. Beiden worden in het circus veel te vaak gereduceerd tot een aantal clichématige indicatoren van mannelijkheid, dan wel vrouwelijkheid. De ene reductie kan ook moeilijk zonder de andere, maar net omdat het vrouwelijke lichaam al eeuwenlang het slagveld is waarop verschillende vormen van seksuele en culturele onderdrukking worden uitgevochten, is de nood aan andere vrouwelijke lichaamsbeelden in het circus zo mogelijks nog hoger.
Uiteraard, de wetten van de zwaartekracht maken het onmogelijk voor een lichaam van 55 kg om een ander lichaam van 80 kg op te heffen en door de lucht te gooien. Net zoals diezelfde natuur nu eenmaal heeft bepaald dat een vrouwenlichaam kinderen kan baren en een mannenlichaam niet. Maar vrouwelijkheid (en mannelijkheid) zijn niet louter fysiek bepaald. Er is een verschil tussen sekse en gender: vrouwelijkheid en mannelijkheid zijn in de eerste plaats culturele constructen. In dat licht leerden schrijfsters uit de tweede feministische golf van de jaren zestig ons dat ‘het persoonlijke politiek is.’ Daarmee bedoelden ze dat feminisme niet alleen een zaak was verandering in de grotere, onderliggende machtsstructuren. Het kleine en persoonlijke zijn evengoed politiek: hoe de verhoudingen liggen op de werkvloer of in het gezin, wie de afwas doet, wie voor de kinderen zorgt, of een vrouw kan kiezen of ze kinderen wil of niet. In het circus ligt het persoonlijke grotendeels besloten in het fysieke: niet alleen hoe iemand omgaat met zijn of haar lichaam, maar ook hoe dat lichaam gepresenteerd wordt in een piste of op een scène. Het gaat om het besef dat die fysieke presentatie niet in een vacuüm bestaat, maar steeds ingebed is in een netwerk van sociale, historische en culturele relaties die je blind kunt herhalen, in vraag stellen of waar je iets kunt tegenover stellen. Het circus staat immers ook met beide voeten in de samenleving, de zelfverzonnen mythe van een leven in de marge ten spijt.
Een leven als circusartieste betekent vaak een grote zelfredzaamheid, fysieke kracht en een soms felbevochten keuze om het ‘anders’ te doen. Maar waarom zien we daar zo weinig van in de piste? Waar blijven die andere lichaamsbeelden? Waar is het hilarische empowerment van Lena Dunhams Girls? Waar zijn de acrobates die ook in de piste verschijnen als geëmancipeerd, vrouwelijk en sterk? Of nog, waar is de Rihanna van de circuswereld?
[1] Purnelle, B. (2016). Baas in eigen boek! In Rekta:Versa, oktober-november 2016