Na duizelingwekkende sprongen op bascule bij Circus Monti en Cirque du Soleil, het sterkere draagwerk met de barre russe bij 15ft6, en de regie van cabaretshows bij Palazzo en Circusplaneet verrast Jasper D’Hondt deze keer met een eigen pop-up rolschaatspiste. Mét koffiebar.
Rolschaatsen en koffie. Hoe kwam je in vredesnaam op het idee?
Jasper D’Hondt: “Als kind rolschaatste ik al. Vorige zomer maakte ik met Yolaine Dooms een rolschaatsact op een klein rond podium, Les Patineurs. We verlieten al snel het idee om die act van zes minuten uit te melken tot een volwaardige voorstelling, omdat daar vaak nodeloze opvulling mee gemoeid gaat. In die valkuil wilden we niet trappen. Door deze zomer op de Gentse Feesten rond te lopen, kreeg ik het idee van een pop-up rolschaatspiste in combinatie met workshops en acts. Daarnaast komt er een koffiebar en worden er tachtig paar rolschaatsen verhuurd. Door de combinatie met de koffiebar kunnen we het rolschaatsen betaalbaar houden voor iedereen. Maar ik drink ook gewoon graag koffie. De kans is reëel dat ik nog wel eens een opleiding tot barista volg en me daar verder in verdiep. Wanneer het geheel verhuurd wordt zal de organisatie die ons inhuurt, de kosten kunnen terug verdienen door de verhuur van de rolschaatsen en de koffieverkoop. Zo maken we het ook voor kleine festivals mogelijk om ons te boeken. In principe kan de piste ook zonder acts verhuurd worden, maar de uitbating doen we graag zelf.”
Hiermee ben je niet enkel uitvoerend circusartiest, maar vooral ondernemer?
“Ik heb mijn artiestenstatuut dan ook ingeruild voor een zelfstandig statuut. Met dit project kan ik nog moeilijk onder een vzw werken. Het zou erg oncollegiaal zijn om naast een andere koffiebar te gaan staan die aan andere regels onderworpen wordt. Nu gaat het over eerlijke concurrentie, en dat is meteen duidelijk voor iedereen. Het project komt er zonder subsidies. Maar ik wou dit heel graag doen, dus doe ik ook met plezier de investering.”
Hoe zie je de artistieke invulling?
“Het idee is niet om een voorstelling te maken, maar eerder een theatrale ervaring waarin we aan de hand van verschillende scenario’s het publiek meenemen in een andere wereld. Voor elke locatie worden individuele en collectieve verhaallijnen uitgedacht, die bij voorkeur twijfel zaaien bij het publiek. Zo zal de klungelige deelnemer aan de hoelahoepworkshop ineens veel méér in zijn mars hebben dan verwacht, en zullen er amoureuze scènes ontstaan op de piste. Of zal de ober van de koffiebar wraak nemen op een klant, een hedendaagse reprise van een scène met Charlie Chaplin. Of zal het publiek, dat denkt deel te nemen aan een workshop, worden meegesleurd in een heuse rollerderby. Ik zou het heel fijn vinden om ook kinderen van artiesten te betrekken. Op vlak van productie zal er tussentijds dus altijd wel nog werk aan zijn.”
Zien we je weer in retro rolschaatsoutfit?
“Nostalgisch, niet retro! Esthetisch waren de jaren tachtig helaas een ramp met al die fluokleren. Maar omdat de artiesten zich moeten kunnen mengen in het publiek is het sowieso belangrijk dat ze er hedendaags uitzien. Het mag best wel hip en eigentijds worden. Geen flashback naar de eighties dus.”
Hoe verloopt zo’n creatieproces?
“Alles start met één idee, waarna ik ga lezen, surfen, video’s bekijken. Zo ontwikkelt het concept vanzelf in een bepaalde richting en wordt het ook telkens beter. Sowieso is een creatiedag nooit gedaan. Ik moet ermee bezig blijven, anders blijft de inspiratie uit. Anderzijds kan een pauze van twee weken af en toe geen kwaad. Voor mij zijn er periodes van creëren en periodes van spelen. Georganiseerd te werk gaan leerde ik dan weer door het productiewerk dat ik deed in opdracht van anderen. Maar mocht er geen creatieve kant aan zijn, dan zou ik het niet doen. Louter het artistieke luik zou trouwens ook niet lukken. Ik heb ze beide nodig, dat houdt het interessant. Soms heb ik wel zelf de indruk iets té georganiseerd te zijn voor een project.”
Is dat meteen ook je meest remmende karaktertrek?
“Nee, dat is met zekerheid mijn perfectionisme! Omdat ik op details focus die in het geheel niet van belang zijn. Ik heb moeten leren dat het wel goed komt, en dat gaat beter dan vroeger. De afwerking blijft belangrijk, vooral voor mezelf dan. Maar ik ben tegenwoordig niet minder tevreden als het iets minder gedetailleerd is. Voor de lol eens een stukje uitproberen tijdens een open stage, daar ga je mij niet vaak op betrappen. Ik speel niet graag iets wat onaf is. Try-outen van een afgewerkt geheel, dat doe ik uiteraard wél. Ik heb geen schrik om op mijn bek te gaan voor publiek. Eens iets zijn definitieve vorm heeft, zal ik het ook zo houden. Je kan aan een voorstelling blijven sleutelen, maar op de duur doe je die aanpassingen enkel nog om het voor jezelf interessant te houden. De voorstelling wordt er nog zelden beter door. Aan een schilderij blijf je ook niet schilderen. Dan maak ik liever iets totaal anders. Ik heb op het podium trouwens een hoog ritme, ik sta er niet langer dan nodig. Ernaast ook, het moet vooruit gaan. Maar ik kan wel makkelijk vertrouwen op anderen voor de uitvoering, soms blindelings. Ik stop niet graag tijd in zeggen aan een ander wat die moet doen.”
Heb je anderen nodig tijdens het creëren?
“Ja ja, zeker! Mijn ideeën groeien door ze af te tasten bij bepaalde mensen. Daar komen dan telkens nieuwe ideeën uit voort. Voor de piste heb ik onder meer overlegd met Matthias Vermael omtrent haalbaarheid en transport. Mijn hele circusnetwerk is ontstaan vanuit Circusplaneet, en ik grijp er nog vaak naar terug. Ik bouw momenteel aan de piste in De Clinch, een circuswerkplaats in Clinge, waar ook een aantal artiesten wonen.”
Hoe ben je bij Circusplaneet terecht gekomen?
“Ik turnde, maar het concept ‘competitie’ was echt niks voor mij. In Lede, mijn hometown, waren er niet direct opties, maar ik ging met mijn ouders vaak straattheater zien. Het boeide mij, ik leerde mezelf jongleren met blikjes, en zocht naar instructievideo’s op jongleerwebsites. Uiteindelijk ging ik elke zaterdag met de trein naar Gent. Ik was toen 12 en kreeg les van Goedele Dauwe. Ik heb altijd zowat alles graag gedaan. Enkel acrobatie liet ik, wegens overdosis door het turnen, wat links liggen tot ik zicht had op ESAC, de circushogeschool in Brussel.”
School is nooit echt je ding geweest. Je haalde je diploma secundair onderwijs via middenjury. Hoe kijk je daarop terug?
“Het stoppen met de middelbare school werd uiteraard niet door iedereen even goed onthaald. Maar ik kijk niet ontevreden terug op mijn keuze. Ik heb veel getraind in die periode, en ben op tournee gegaan. Ik was toen 16 en heb daar veel uit geleerd.”
Hoe heb je de circushogeschool dan ervaren?
“In de theaterlessen had ik pas door wat we deden wanneer ik in het laatste jaar samenwerkte met iemand die de dingen vanuit een andere invalshoek bekeek. De balletlessen waren er voor mij ook een beetje zinloos, vooral omdat de lenigheid ontbrak. Maar ik leerde er door bascule en trampoline de motorische vaardigheden die ik nodig had. Ik leerde er bewegingen analyseren en visualiseren. Dat kon ik daarvoor allemaal niet. In ESAC was ik dan ook minder kritisch. De voornaamste reden daarvoor was dat veel medestudenten dat óók al waren. Dat was best vermoeiend. Ik wou toen vooral vooruit. Mede door kwetsuren heb ik mij na ESAC telkens in een andere techniek verdiept, maar ik heb ook echt nood aan die afwisseling. Het bijleren op zich is interessant, en dat gebeurt sowieso. Tenslotte baatte ik nooit eerder een rolschaatsbaan uit. Maar de kans is reëel dat ik alsnog fouten maakte in het ontwerp bijvoorbeeld. We zien wel.”
Voor wie ben je graag een inspiratie?
“Ik speel graag op straat omdat ik daarmee mensen bereik die anders nooit zouden komen kijken. Gezinnen met kinderen die vijf keer terugkomen omdat ze zoiets nog nooit gezien hebben, dat heeft wel iets. Voor mezelf was Circus Ronaldo dan weer heel erg inspirerend, maar dan vooral omdat zij een totaalgebeuren brengen dat helemaal af is.”
‘Jasper heeft geen hobby’s’, las ik op je website. Hoe ontspan je je?
“Ik heb een probleem met niets doen. Daarnaast zijn mijn hobby’s doorheen de tijd beginnen samenvallen met mijn job, zoals nu met houtbewerking. Het is geen traditioneel leven. Maar als ik zie wat mensen soms allemaal moeten doen om uit te sleur van hun reguliere job te geraken, en dingen moeten uitvinden om naar uit te kijken, dan ben ik daar best tevreden mee. Ik vind het wel erg belangrijk om contact te houden met vrienden buiten de circuswereld, daar krijg ik ook inspiratie van. Tenslotte gaat het anders alleen maar over circus. Maar ik blijf het lastig hebben om mij aan te passen aan bepaalde verwachtingen. Zo ben ik een ramp in het beantwoorden van sms’jes of het opstellen van een planning om af te spreken. Tussen artiesten is het normaal dat we elkaar soms maanden niet horen of zien. De verwachtingen naar elkaar toe liggen daar anders, denk ik. Wat alvast niet ontspannend werkt voor mij, is circusvoorstellingen gaan zien. Daar komt mijn beroepsmisvorming nogal door naar boven. Lopen ontspant dan weer wel, maar daar heb ik, of maak ik, geen tijd voor.”
Waren er al momenten waarop stoppen de beste optie leek?
“Nog niet. De kans zit erin dat ik ooit iets helemaal anders doe, alhoewel ik denk dat ik de circuswereld nooit volledig zal verlaten. Het fysieke aspect speelt natuurlijk wel een rol, dat stuk houdt op termijn niemand vol. Het hangt ook allemaal af van wat er mijn pad nog kruist.”
“Alles waar Jasper aan begint, daar wordt ie ook goed in”, liet ik mij vertellen. Zijn er dingen waar ze je vooral niét voor moeten vragen?
“Luchtacrobatie. Dat naar boven klimmen elke keer is er te veel aan. En dansen.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #62 (maart 2020) // Auteur: Sarah Vanheuverzwijn // Foto: Tom Van Mele // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be