Een redactielid van Circusmagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wondere wereld van het circus. Vandaag is Ine Van Baelen aan de beurt.
Ik heb de afgelopen maanden buiten doorgebracht, met een voorstelling in openlucht. In het weer dus. ‘Ik wen niet meer aan vier muren,’ dacht ik, maar het gebeurde vrijwel meteen. Hoewel ik bij thuiskomst meelwormen had aangetroffen in de voorraadkast en muizen onder de planken vloer.
Terwijl ik het binnenleven weer op gang probeer te trekken met een soort van inlezen – buiten was alleen het weerbericht belangrijk – doorkruist een muis het appartement. Niet schichtig langs de muren, maar onbevreesd dwars door de kamer. Ze verdwijnt al snel in een gat in de vloer, maar komt verschillende keren terug, hoewel ik naar haar schreeuw en met kranten gooi. Ik was de hele zomer weg en nu voelt zij zich thuis en ik niet meer. De rest van de avond breng ik door met mijn benen opgetrokken op een stoel, terwijl ik surf naar efficiënte bestrijdingsmethodes. Bijna twintig jaar vegetarisme aan het wankelen gebracht: ik overweeg om ze allemaal tegelijk uit te testen. Zij is tenslotte mijn veilige haven binnengedrongen.
Na een week samenleven met de muis begin ik haar aanwezigheid te verdragen. Nog een week later vraag ik me af waar ze blijft wanneer ze op een avond niet komt. Of ik misschien te goed gestofzuigd heb. Het is stiller tussen de vier muren wanneer zij niet aan de vuilniszak knabbelt. Toen ik buiten was verlangde ik soms naar binnen, en nu ik binnen ben wil ik weer naar buiten; zoiets moet haar nu ook overkomen zijn, denk ik.
Het inlezen gaat verder met het waardevolle van het waardeloze nieuws te scheiden. Het waardeloze wint het vaak. ‘Vroeger speelden kinderen nog buiten,’ lees ik bij een boterham. ‘Ja, en nu komen ze op straat om dat buiten te redden,’ wind ik me op. Verspilde energie. Niet meestappen in duaal denken. Ik laat bewust een kruimel op de grond vallen, nieuwsgierig of die er bij het ontwaken onaangeroerd bij zal liggen.
De muis keert terug. Zij en ik weten intussen niet meer wie hier nu het meest thuis hoort. Wie van buiten kwam of naar buiten wil. En het meel in de voorraadkast is voor wie er eerst om maalt, ik of de wormen.
Ik zal een brief schrijven, bedenk ik op een avond. Want straks is er een nieuwe minister van Cultuur en het is leuk als er post is wanneer je thuiskomt. ‘Ik weet niet van hoe ver het voor u thuiskomen is,’ zo hef ik aan, ‘maar u zal de muren leren kennen, de oude meubels afstoffen, herschikken, wie weet zelfs vervangen. Dan zal u in de voorraadkast kijken en besluiten of u deze grondig leeg wil maken. Mogelijks stoort u zich aan het gat in de vloer dat een voorganger heeft nagelaten. U zal gaan zitten, uw werk op de tafel schikken. U wil er aan beginnen. Maar wacht eens, er ritselt iets. Shhht. Nee, toch niet… of? Een muis ontsnapt uit het gat in de vloer en loopt dwars door de kamer, onbevreesd. Ze kent de niches, de holtes, de spleten, de achterpoortjes. Is het gewend om te hopen op een kruimel, maar van u verlangt ze meer.’
De muis en ik zijn één geworden, besef ik, terwijl ik de brief als tienuurtje bij het oud papier onderbreng. Ik doe nog een poging om de achterstand van de voorbije maanden bij te lezen, terwijl in de keuken de brief ritselt. De laatste geleende zinnen verdwijnen onder haar tanden. ‘Het zal nog even duren voordat de oude manieren verdwijnen, maar in de niches en de holtes beginnen hele delen van het systeem zich in een ander ritme te bewegen. We gaan een nieuw tijdperk in, één waarin de verbeeldingskracht kritisch zal worden. Ik ben hier, opdat geen gedachte, debat of droom nog verspild mag worden.’*
Dat ze nog leeft. Dat ze goed eet. Dat ze zich niet ongewenst moet voelen.
* Paul Mason, Postkapitalisme
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #60 (september 2019) // Auteur: Ine Van Baelen // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be