Sinds januari 2021 is het Vlaamse circuslandschap een actor rijker: de circuswerkplaats. Een plek voor circusartiesten en -gezelschappen om zich artistiek te ontwikkelen, te verdiepen en te heroriënteren, zonder verplicht toe te werken naar een speelklare voorstelling. Circusmagazine belicht graag wat er zich achter de schermen afspeelt.
Gezelschap: Hendrik Van Maele/TENT
Regie & concept: Hendrik Van Maele
Assistent regie: Margot Jansens
Gespeeld en gecreëerd door: Maria Madeira, Shalom Gramiccioli en Hendrik Van Maele
Choreografisch advies: Hanna Mampuys
Creatieperiode: 15 weken
Residenties: PERPLX, CC Westrand, Theater De Waanzin, De Expeditie/Miramiro, CC De Warande, Vooruit, Cas-co/CIRKLABO, CC De Grote Post, Dommelhof
Met steun van: de Vlaamse overheid, CIRKLABO, PERPLX en Dommelhof
Première: mei 2022 op CIRKL
“De werktitel voor deze voorstelling was tot voor kort ‘TRIO’ – aangezien ik tegelijkertijd ook een solo- en duoproject maak onder de vleugels van het Nederlandse TENT – maar ondertussen hebben we dus een echte titel gevonden: 13 Harbinger Road. Ik ben er wel blij mee; het was een doorbraak voor ons creatieproces, het heeft er een belangrijke richting aan gegeven. Enerzijds is de ‘road’ bepalend voor onze scenografie: twee witte balletvloeren zullen van de ene coulisse naar de andere een lange smalle baan vormen over het podium. Anderzijds betekent ‘harbinger’ in het Nederlands ‘voorbode’: iets dat de komst van iets anders aankondigt. En dat past dan weer perfect bij het concept van de voorstelling: gooien en vangen. Zo kan je een worp zien als een ‘harbinger’ voor een vangst of voor een val, een vangst is dan weer de voorbode van een nieuwe worp, enzovoort. We gaan dit in de structuur van de voorstelling proberen te verwerken, een beetje zoals easter eggs in films: beelden die iets aankondigen, maar als kijker besef je dat pas wanneer het aangekondigde effectief verschijnt. Dan valt je frank: ‘ah, dat beeld daarnet was een verwijzing naar hetgeen ik nu zie.’”
***
“Bij het creëren geef ik graag aandacht aan zowel de praktijk als de performance. Voor deze voorstelling hebben we onze praktijk van quasi nul moeten opbouwen, ook al gaat het om iets heel evidents: gooien en vangen. Hierbij lieten we ons inspireren door partneracrobatie en jongleren, maar evengoed door verschillende sporten. We hebben veel geoefend en getest, om vervolgens te kijken welke acties en beelden relevant kunnen zijn voor de performance.
Aanvankelijk werkten we met alles wat we maar konden vinden. Dat was ideaal om te ontdekken hoe het gooien en vangen in elkaar zit, hoe verschillende materialen anders reageren op diezelfde actie. Maar na verloop van tijd zijn we beginnen focussen en momenteel spitsen we ons toe op slechts twee objecten: een houten bal van 6 kilogram en een houten stok. En onze eigen lichamen en lichaamsdelen, uiteraard. Een andere focus ligt in de acties die we met onze objecten doen, namelijk heel simpele geometrische figuren. Onze keuze om voor twee herkenbare houten objecten te gaan die we zo simpel mogelijk trachten te manipuleren, creëert een interessante spanning met de circuswereld, waar vaak met heel specifieke, erg vreemde objecten gewerkt wordt die dan nog eens op de zotste manier gemanipuleerd worden.”
***
“Ik zie het gooien en vangen als een voorstel om een discipline op een andere manier te categoriseren. Ik wil disciplines graag definiëren aan de hand van overeenkomsten – dat geeft je de kans om ook buiten circus te kijken – en vanuit die overeenkomsten toch iets unieks maken. Circus zoekt vaak de verschillen op, de exclusiviteit. Neem handstand: dat is supergespecialiseerd, maar daarom – wat mij betreft – ook erg gelimiteerd. Ik vind het gemakkelijker om mezelf te verhouden tot bredere identiteiten. Maar laat me duidelijk zijn: het wordt geen voorstelling over gooien en vangen, dat is ook nooit de bedoeling geweest. Hoeveel er effectief gegooid en gevangen zal worden, en hoe herkenbaar het allemaal gaat zijn, dat weten we zelf ook nog niet. Gooien en vangen is de praktijk, het startpunt om de voorstelling te laten ontstaan.”
***
“Ik ben erg geïnteresseerd in de deconstructie van de verschillende fases van gooien en vangen: de worp, de vliegfase en de vangfase. En die fases op zich kunnen ook nog eens opgedeeld worden. Een worp bestaat uit het opladen van energie, dan versnellen en vervolgens loslaten. In de vliegfase heb je het stijgen, het plateau en de val. In het vangen ga je eerst uitreiken, dan vertragen en uiteindelijk stoppen, of opnieuw opladen om een nieuwe worp te initiëren. In onze voorstelling spelen we met die verschillende fases, laden we bijvoorbeeld de hele tijd op zonder effectief te werpen. Ook dat creëert een spanningsveld met circus, waar het toch meestal draait om het ‘doen’ of bereiken van iets, terwijl wij in een soort van anticlimax blijven hangen. Die onderhandelingsfase – het moment vóór je effectief tot een resultaat komt – vind ik erg boeiend om te onderzoeken. Mijn ander project, een duet met Elliot Dehaspe, draait daar bijna volledig rond. Aandacht geven aan het onspectaculaire, het evidente: dat lijkt mij wel een fris gegeven binnen de circuskunsten. Iets waar veel poëtische kracht in schuilt ook. Hoe het publiek erop zal reageren, is natuurlijk een andere vraag. Ik ga er enerzijds van uit dat men gefrustreerd zal zijn omdat de voorstelling met hun verwachtingen speelt, maar anderzijds hoop ik dat ze geleidelijk aan inzien dat er ook iets moois kan ontstaan wanneer ‘het’ niet gebeurt.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #68 (september 2021) // Auteur: Maarten Verhelst – Foto: Giada Cicchetti // All rights reserved // Voor overname: contacteer info[at]circuscentrum.be