Vier circusateliers, vier projecten, één publicatie. In de brochure ‘IMPACT’ delen Circusplaneet uit Gent, Ell Circo d’ell Fuego uit Antwerpen, Circus Zonder Handen uit Brussel en Woesh uit Brugge hun ervaringen met hun eigen bijzondere circusprojecten. Bijzonder, want circusles dient hier niet om kunstjes aan te leren, maar om mensen een beter leven te geven. De vier uiterst verschillende projecten beschreven in ‘IMPACT’ verhalen daarbij niet alleen over geboekte successen, ook de valkuilen komen aan bod, zodat andere organisaties met soortgelijke ambities niet opnieuw het warm water moeten uitvinden.
Rond de tafel van Circusmagazine zitten Mathilde Renson van Circus Zonder Handen (op de foto: vrouw met muts), Karen Decoster van Circusplaneet (vrouw met krullen), Joris Herweyers van Ell Circo d’ell Fuego (man met brede lach) en Eve Zeghers van Woesh (vrouw met salopet). Joris steekt van wal over zijn project ‘MOEF’, waarin jongvolwassenen uit Antwerpen die moeilijk aan werk geraken anderhalf jaar lang circusles krijgen met als doel hen sterker te maken bij het vinden en vasthouden van werk. Dat vraagt alvast een woordje uitleg.
Joris Herweyers: “De jongeren waren tussen 18 en 25 jaar en al een tijdje werkloos. Ze werden door de VDAB doorverwezen naar MOEF, een extern traject met zowel individuele begeleiding als groepsdynamische sessies. Sport en circus waren in het pakket opgenomen, in het idee dat je de mensen letterlijk moet activeren – dus fysiek in beweging krijgen – als je ze ook figuurlijk wil activeren. De circusworkshops pasten daarenboven goed in de sollicitatietraining: je leert er met stress omgaan, communiceren, jezelf presenteren, een goede houding aannemen, enzovoort.”
In de publicatie blijkt inderdaad dat jij circustraining heel hoog inschat als het om het verwerven van deze competenties gaat. Zou je dan minder bereiken als je met dezelfde jongeren een koor zou vormen of zou voetballen?
Herweyers: “Ik wil niet zeggen dat circus de enige methode is om dat te bereiken. Ik heb zelf nog in koren gezongen en weet hoe waardevol dat kan zijn. Eén van de dingen die circus wel onderscheidt van veel andere sporttakken is dat er geen competitie aan te pas komt. Zelfs in de meest vriendschappelijke partij voetbal is er een zeker besef van winnaars en verliezers. Bij sport komt het ook vaak neer op techniek: als ik slecht voetbal, ben ik een slechte voetballer, punt uit. Dat heb je minder bij circus, daar ben ik zelf het bewijs van: ik heb lang niet de beste techniek, maar heb toch mijn plaats gevonden als lesgever bij Ell Circo. Ik word niet aan de kant geschoven, maar juist geholpen als ik technisch tekortschiet. Toch weet ik dat er bij de andere sporten die bij MOEF werden aangeboden ook heel wat bereikt werd.”
Mathilde Renson: “Het is natuurlijk al vaker gezegd, maar circus is ook heel divers: er zijn zoveel verschillende technieken dat het al moeilijk is om niet het ding te vinden waar je goed in bent. Bovendien werken circusleraars niet alleen technisch, maar zijn ze ook gevoelig voor sociale dynamieken. De leider van de groep, de clown, de creatieveling, dat zijn misschien niet altijd de beste artiesten, maar ze kunnen toch tot ontplooiing komen in de circusschool. En ik merk dat in die sfeer veel jongeren tot bloei komen waar dat in andere hobby’s minder lukt, al sluit ik niet uit dat dat andersom ook het geval kan zijn.”
Karen Decoster: “Wij hebben alleszins het motto van Circusplaneet veranderd van ‘circus voor iedereen’ naar ‘circus voor iedereen met goesting in circus’. Sommige kinderen passen nu eenmaal beter in de rigide structuur van bijvoorbeeld een dansschool dan in de creatieve zotheid van een circusatelier. Wat ik wel als een troef van de circusschool beschouw is de snelle succeservaring. Meestal kan je na één les al uitpakken met iets om trots op te zijn.”
Is dat echt zo? Je moet maar eens dat ene kind zijn waarbij het net even niet lukt.
Decoster: “Ik vind van wel, maar dat is niet per se een moeilijke truc of zo. Het kan ook iets heel kleins zijn.”
Renson: “Vaak moeten leerlingen samenwerken om iets te leren, soms letterlijk op elkaar leunen. Als je als circustrainer ziet dat iemand ‘goed helpt’ of zelfs ‘een stevige vuist heeft om op te leunen’, dan moet je dat zeker benoemen. Op die manier geef je iedereen de kans om te blinken.”
Herweyers: “Met een aantal jongeren van MOEF hebben we vliegende trapeze gedaan. Een van hen durfde zelf niet springen, maar stond mee boven op het lanceerplatform om de veiligheid te garanderen en de andere deelnemers te motiveren om wel te springen. Terug beneden zei die persoon tegen mij: ‘Amai, ik kan eigenlijk echt goed mensen geruststellen.’ Dat was er boenk op voor mij, en dat kwam dan van iemand die verder niet blaakte van zelfvertrouwen!”
Ik geloof mijn oren niet. Hebben jullie vliegende trapeze gedaan met jongeren die nog maar net hebben kunnen proeven van circus?Herweyers: (doodgemoedereerd) “Ja, natuurlijk. Eigen aan circus is dat je vaak over drempels moet, uit je comfortzone treden, soms zelfs tot op het randje van de paniek gaan. Circusleraars waken constant over de fysieke veiligheid van de deelnemers, en als vanzelf ook over hun emotionele veiligheid. Zo krijgen de cursisten altijd pauze nadat ze iets spannends hebben moeten doen. Dan kunnen ze direct bij elkaar terecht om stoom af te blazen.”
Behalve stoom afblazen en gerichte complimenten geven, blijkt uit jullie projecten ook het belang van reflectiemomenten in groep. Hoe vermijd je dat die gesprekken vermomde zedenleerlesjes worden?
Herweyers: “In het begin pak je het voorzichtig aan. Je gaat niet direct in gesprek, maar triggert met een vraag. Komt er geen antwoord, is dat ook goed. Ik probeer die reflectie zo ‘tussendoor’ als mogelijk te doen, soms zittend, soms actief. Eens de jongeren elkaar wat kennen, komen ze vanzelf meer los.”
Zeghers: “Groepsreflectie is niet gemakkelijk, in het project van Woesh hebben de deelnemers het echt moeten leren. Bij ons bleek de autorit terug naar huis de ideale setting voor een evaluatie, waar een georganiseerd gesprek voor te veel druk zorgde bij de groep. Desondanks moet je de situatie altijd goed aanvoelen en weten hoever je kan gaan in de evaluatie.”
Ideaal bruggetje naar Brugge, waar Eve Zeghers de circuslessen voor mensen met een beperking wilde uitbreiden met het project ‘Circusassistenten op maat’. Zes bewoners van een lokale instelling gingen de uitdaging aan om lesgever te worden en hun nieuwbakken pedagogische skills op verschillende doelgroepen uit te proberen. In de woonzorgcentra bleek de mayonaise alvast te pakken, getuige de korte maar geslaagde videoreportage van Jakob Rosseel.
Zeghers: “Doordat de zes assistenten bewust kozen voor deze opleiding, was de intrinsieke motivatie groot. In de vijf circusworkshops die elk woonzorgcentrum kreeg, nam ik aanvankelijk het voortouw, maar namen zij het geleidelijk aan meer en meer over van mij. Aan het einde was de vriendschap tussen de rusthuisbewoners en de circusassistenten zo groot dat ze overal op koekjes en snoepjes werden onthaald.”
Het circus dat je ziet in het filmpje van Rosseel is natuurlijk ook op maat gemaakt. Met gepensioneerden zal je niet zomaar een salto mortale draaien. De trucs die de assistenten vaak zelf bedacht hebben, zijn niet alleen creatief en speels, maar doorgaans ook gemakkelijk uitgelegd en haalbaar. Dat nijpt de interviewer tot een bekentenis.
Ik ben een grote fan van sociaal circus. Ik zag jullie groep optreden op Cirque Plus (circusfestival in Brugge, red.) en was ontroerd door hun eerlijkheid. En daarin zit misschien het probleem. Hoe hard ik ook zou willen van niet, mijn vertedering verraadt een ‘wij/zij-denken’. Is dat niet net wat jullie proberen te vermijden?
Zeghers: “Toch zoveel als mogelijk, ja. Uiteindelijk verschillen alle mensen van elkaar, zij niet meer dan jij en ik. Je moet wel waakzaam blijven en altijd rekening houden met hun noden, maar zelf heb ik ook mijn tekortkomingen en mijn noden, waar anderen dan weer rekening mee moeten houden. Zowel voor hen als voor mij geldt: het is niet verboden om dat te benoemen. Dat helpt juist om ermee te leren omgaan. Van de zes assistenten van ons project zijn er alleszins nog vier actief binnen het assistententeam van Woesh, en die worden geregeld betrokken bij workshopopdrachten als volwaardig deel van het team.”
Renson: “Een organisatie als een circusschool heeft vaak een werking ontwikkeld waaraan specifieke doelgroepen zich moeten aanpassen. Dat kan heel vermoeiend zijn voor die mensen, van wie dat al heel vaak wordt gevraagd. We moeten af van dat idee en gewoon zoveel drempels als mogelijk wegwerken.”
Decoster: “Dat is exact een van de conclusies die wij hebben getrokken met ons project.”
Inderdaad. Aan het woord komt Karen Decoster, en het project ‘Brede School’ is met haar tien jaar eigenlijk een onderdeel van de vaste werking van Circusplaneet geworden. Dit initiatief is trouwens in heel Vlaanderen bekend, en slaat twee vliegen in één klap: als alternatief voor de naschoolse opvang bereikt het alle lagen van de maatschappij met laagdrempelige vormingsactiviteiten als tekenles, sportactiviteiten of circusschool, en in het bijzonder de kinderen die het zich anders moeilijk kunnen permitteren.
Decoster: “Onze focus ligt op de wijk Brugse Poort in Gent, die ontzettend divers en kwetsbaar is. Na school wachten we de kinderen op en brengen ze naar de circusschool, als alternatief voor de opvang. De brugfiguur speelt daarin een cruciale rol. Die persoon werkt op de school en kent de kinderen goed, maar ook hun ouders, die vaak wel andere dingen aan hun hoofd hebben dan vrijetijdsbesteding. De brugfiguur staat dus mee aan de schoolpoort, en helpt niet alleen met de praktische organisatie, maar wekt ook vertrouwen.”
De inspanningen hebben zeker resultaat opgeleverd, lees ik in ‘IMPACT’, maar de Brugse Poort lijkt toch een wijk te zijn waarin je blijvend moet investeren, zowel tijd als geld. Het werk zal precies nooit af zijn. Word je daar niet moedeloos van?
Decoster: “Ik begrijp wat je bedoelt, al voelt het voor mij niet zo zwaar aan. Soms is het trekken en sleuren, maar je ziet en hoort telkens weer de kleine succesverhalen waar je het voor doet. Iets wat onmogelijk in ‘IMPACT’ kan beschreven worden, zijn al de verhalen van de kinderen die je hoort op weg van en naar de circusschool. Het geeft veel voldoening als je met hen al iets kleins bereikt. En je komt ook telkens nieuwe uitdagingen op je pad tegen. Zo werden we wel eens geconfronteerd met ouders die hun kinderen uitschreven voor de betalende circusles om ze vervolgens naar Brede School te sturen, toen nog helemaal gratis. Dat is dan ook weer niet de bedoeling, maar ik vind die onverwachte situaties wel boeiend. Het zorgt ervoor dat je als organisatie jezelf in vraag blijft stellen en de dialoog met de omgeving niet verslapt. Dat is ook de reden dat we, van al onze sociale projecten, uitgerekend Brede School onder de aandacht wilden brengen via ‘IMPACT’. Het gaf ons de kans om op langere termijn onszelf te evalueren en de vergelijking te maken: wat was onze aanpak tien jaar geleden en hoe doen we het nu? Zowel de stad Gent als onze circusschool zijn heel hard veranderd in die periode. We kunnen dus niet anders dan ons flexibel en dynamisch opstellen.”
Renson: “En uiteindelijk heb je als circusatelier ook niet de sleutel in handen om alle problemen van een wijk op te lossen.”
Herweyers: “Maar als circusschool kan je een heel waardevolle partner zijn van de buurtwerking. ‘Start small, dream big’. Als je in al die jaren het leven van één kind fundamenteel hebt veranderd dankzij circus, heb je iets fantastisch gedaan. Dan is het al geslaagd. Je mag ambitieus zijn. Ik denk soms: als Macron, Merkel en Johnson samen naar de circusschool waren gegaan, was de Brexit er nooit van gekomen. Dan hadden ze geleerd om samen te werken in plaats tegen te werken. Allez, je weet nooit, hé?” (lacht)
Decoster: “Het is alleszins een oefening waar we ons tegenwoordig geregeld over buigen. Je geeft ‘gewoon’ circusles maar je krijgt alle problemen van een buurt er gratis en voor niks bij. Hoever kan je als circusschool daarin iets betekenen? Waar trek je de lijnen? Wat doe je bijvoorbeeld bij een vermoeden van huiselijk geweld? Welke rol neem je op in een wijk? Ook die vraagstukken vind ik razend interessant.”
Wat opgaat voor Gent, gaat vast ook op voor Brussel, waar Circus Zonder Handen zijn thuis heeft. Zoals bekend zitten diversiteit en inclusie ingebakken in het DNA van het Brusselse circusatelier. Mathilde Renson leidt een op het eerste gezicht bescheiden maar toch relevant project genaamd ‘Handlangers’. Dat zijn leden van de circusschool van minstens vijftien jaar die op termijn willen doorstromen naar het lerarenteam van Zonder Handen, maar voor wie de stap naar een externe opleiding, of dat nu een animatorcursus is of de BIC (‘Begeleider in de Circuskunsten’, red.), om welke reden dan ook te groot blijkt. Hoe pakken ze het dan aan?
Renson: “De handlangers krijgen een coach toegewezen met wie ze een jaar lang samen lesgeven in de circusschool. Daarnaast krijgen ze ook de kans om deel te nemen aan de vormingsmomenten die in onze eigen structuur zijn opgenomen, zoals het lesgeversweekend, krijgen ze begeleiding op maat en mogen ze net als onze trainers gratis naar andere circuslessen in onze school. Maar vanaf de eerste week staan ze dus al voor de kinderen van een lesgroep. Daarom beginnen we met de vraag: ‘Hoe kan ik helpen zonder pedagogische voorkennis, maar vanuit mezelf?’ Meer dan je misschien eerst zou verwachten, merken we telkens. Tijdens het jaar werken we dan ook relatief weinig aan circustechnieken met de handlangers. Dat ze met plezier komen helpen in de les, dat ze met kinderen kunnen communiceren, dat ze kritisch kunnen nadenken, is minstens zo belangrijk als dat ze een bordje op een stok kunnen draaien. Zo maken we de stap naar het trainersteam zo klein mogelijk. Eigenlijk zitten ze er al in.”
Herweyers: “En hoeveel trainers hebben jullie nu in dienst die uit dat traject komen?”
Renson: “Je bent eerst een jaar handlanger bij ons, en dan word je junior trainer. Zo hebben we er momenteel zo’n 25. We bekijken op dit moment hoe we die kunnen laten doorstromen naar hoofdtrainer, de volgende stap in hun carrière waarin ze niet meer ondersteunen, maar de leiding nemen over de groep en dus zelfstandiger te werk moeten gaan. Ook daar zijn drempels te overwinnen: de Gymfederatie heeft bijvoorbeeld heel specifieke en zinvolle opleidingen, maar die zijn erg duur en talig, met een dikke cursus en examens en zo. Dat is voor veel van onze junior trainers een brug te ver, terwijl ze in onze werking wel tot bloei komen. Er zijn maar weinig kandidaten gestopt onderweg. We zetten nu in op een vlotte doorstroming naar hoofdtrainer en kunnen spijtig genoeg pas daarna terug handlangers aannemen.”
Dat komt boven op het feit dat je voordien al noodgedwongen de groep handlangers moest inperken van vijftien per jaar naar zes.
Renson: “Ja, dat was al een moeilijke beslissing. Er waren kandidaten te over, maar met een kleinere ploeg handlangers was het gemakkelijker om kwaliteitsvolle ondersteuning te bieden, en dus moesten we helaas kiezen. Het lastige daarvan is dat je veel potentieel talent niet kunt ondersteunen, maar ook dat je riskeert de stillere zielen niet te selecteren. Doordat ik dat risico ken, trap ik er ook wel niet in. Van onze handlangers hebben we het gevoel dat ze écht gebaat zijn met de opleiding, en dat zijn niet per se zij die op artistiek vlak al sterk ontwikkeld zijn of al talloze andere hobby’s hebben.”
Hoe verklaar je het succes van de handlangers?
Renson: “De handlangers slaan een brug tussen de circuskinderen en de trainers. Zij waren zelf ooit circuskind en ze zijn dus een ideaal rolmodel waarnaar opgekeken kan worden.”
Sterker nog: doordat de handlangers zelf uit de circuslessen zijn opgepikt, representeren ze de superdiversiteit die eigen is aan Circus Zonder Handen. Jammer dat het project een jaartje zal moeten overslaan, maar hoe zit het met de toekomst van de andere initiatieven?
Herweyers: “Het project MOEF is afgerond, maar de ervaringen die we daar opdeden kunnen we nu gebruiken bij een nieuw initiatief dat we uitwerken samen met Circusplaneet. Het heet ‘TaRMaK’ en is voor mij bijzonder omdat het mijn vorige job in de hulpverlening en mijn huidig werk in de circusschool combineert. We zullen werken met kinderen en jongeren uit moeilijk thuissituaties, vaak met een achtergrond van intrafamiliaal geweld. Ik geloof er steevast in dat fysieke beweging vaak beter is dan rond de tafel gaan zitten en over gevoelens te praten, en daartoe gooien we circus in de strijd. Ik heb alleszins op mijn eigen manier de kracht van circus al mogen ervaren: het heeft me destijds uit een burn-out getrokken.”
Zeghers: “Ons project is door bachelorstudenten orthopedagogie beschreven en gebundeld in een draaiboek, dat als leidraad zal dienen als we het uitbreiden naar onze filialen in Oostende, Roeselare en Kortrijk, waarvoor we een bovenlokaal subsidiedossier zullen indienen.”
Decoster: “Enkele jaren geleden hebben we nieuwe wijken opgenomen in onze werking van Brede School, namelijk Nieuw Gent en Watersportbaan. We zullen ons in het bijzonder focussen op een grotere betrokkenheid van de ouders van de deelnemers, en onderzoeken hoe de kinderen die dat willen, zich kunnen inschrijven in een langlopend circusverhaal.”
MOEF (Ell Circo d’ell Fuego): circusworkshops als deel van een groter traject dat jonge Antwerpenaren die moeilijk aan werk geraken sterker moet maken bij het vinden en vasthouden van een job.
Circusassistenten op maat (Woesh): mensen met een beperking krijgen een opleiding tot assistent en geven zelf circusworkshops aan verschillende doelgroepen.
Brede School (Circusplaneet): kinderen krijgen vlak na of soms tijdens de schooluren de kans om op de meest laagdrempelige manier met circus in contact te komen.
Handlangers (Circus Zonder Handen): vijftien- en zestienjarige leden van de circusschool leren pedagogische vaardigheden, niet uit boeken, maar door actief voor een groep te staan.
De brochure ‘IMPACT: vier case reports uit het circus-educatieve veld’ is te verkrijgen bij de vier betrokken circusateliers en bij Circuscentrum.
Link naar de videoreportage ‘Uit de maat’ van Jakob Rosseel: https://www.youtube.com/watch?v=EeUhJnx0Qc8
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #68 (september 2021) // Auteur: Tom Permentier – Foto’s: Tom Van Mele // All rights reserved // Voor overname: contacteer info[at]circuscentrum.be