In 1768 was het dat een zekere Philip Astley, ex-cavalerist uit het Britse leger, besliste om in een weiland even buiten Londen met een koord een cirkel te leggen. In die arena deed hij paardrijnummers en engageerde alras ook een schare clowns en acrobaten om de show op te leuken. Zo ontstond het circus zoals wij dat thans kennen, luidt de geschiedenis en Wikipedia. Redactielid Liv Laveyne schreef een ode aan de relativiteit van de geschiedschrijving en onze drang tot vieren.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #55 (juni 2018). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
>> Auteur: Liv Laveyne
250 jaar later vieren de Britten dit jubileum met veel toeters en bellen en de onvermijdelijke badges waarbij ze zich – niet gespeend van enig chauvinisme – opwerpen als de uitvinders van het circus. “Euh, en de Romeinen dan?” vraagt u, die wel eens een geschiedenisboek openslaat? Op de verjaardagswebsite www.circus250.com doen ze de invloed van die pizzadraaiers als een detail af: “Yes, ‘circus’ does come from Latin, where it was adapted from the ancient Greek word ‘kirkos’, but in those times it simply meant ‘circular’.” Van daar gaat de tekst – pardonneer me voor het Latijn – linea recta verder op de romantische versie zoals hierboven in de inleiding vermeld. Dit is natuurlijk op zijn zachtst gezegd kort door de bocht.
Want al is er tegenwoordig van het Circus Maximus in Rome weinig meer over dan een ellipsvormige grasvlakte met een stukje tribune, ruim elf eeuwen lang (van 600 v.C. tot 500 n.C.) was het een plek waar de Romeinen bijeenkwamen voor hun entertainment. Ze juichten er niet alleen voor de gekende wagenrennen waarbij rijtuigen getrokken door vier, soms wel acht paarden, met elkaar raceten (voor wie liever geen geschiedenisboek opendoet, zie ook de film The Hunger Games), maar joelden er ook voor meer acrobatische vormen van paardrijden waarbij ruiters vanop het ene rennende paard op het andere sprongen. Of ze keken er vol verwondering naar de wilde dieren zoals olifanten en kamelen, die er geshowd werden en kunstjes deden.
We hadden dit het ontstaan van het circus kunnen noemen, maar dan zijn we dit jaar natuurlijk wel wat laat om een 250-jarig jubileum te vieren. En dan vergeten we in deze geschiedenis nog de paardenraces in de hippodromen van de Oude Grieken, of farao Ptolemeus II die de gewoonte had exotische dieren aan het grote publiek te tonen tijdens festiviteiten, of wat te denken van de acrobaten die we nog afgebeeld kunnen zien op Egyptische aardewerk (van de topless acrobate uit 1300 v.C. naar ANECKXANDER uit 2015 is uiteindelijk ook maar een relatief kleine stap). Of de bloei van de commedia dell’arte in het Italië van de zestiende eeuw waar met de zanni de clownerie en het jongleren ingebed werden in een verhalend kader dat de oorsprong van het huidig circustheater vormt. Of wat met de tradities in het verre Oosten en de Arabische wereld waarmee onze Eurocentrisch georiënteerde geschiedschrijving geen uitstaans heeft?
Valt er dit jaar dan niets te vieren? Natuurlijk wel. Het is dankzij Philip Astley dat het circus in de achttiende eeuw terug opleefde als spektakel voor het grote publiek. Zeker na de Middeleeuwen waarin jongleurs, acrobaten, dierentemmers en narren alleen of in kleine groepjes rondtrokken en speelden op straat, op kermissen of aan de hoven, terwijl ze – veroordeeld door de Kerk als heidens vertier – meteen ook gebrandmerkt werden als onbetrouwbare schooiers en dieven. (Een weetje voor de liefhebbers van fauna en flora: ‘circus’ is ook de wetenschappelijke benaming voor de roofvogelsoort ‘de kiekendief’. Inderdaad, ook een dief). In die zin is het zelfs een ironische knipoog van de geschiedenis dat net vanuit militaire hoek – ‘military’ is binnen de paardendressuur trouwens de oude benaming voor het huidige ‘eventing’ – het circus nieuw leven werd ingeblazen in de figuur van Philip Astley (1742-1814), de man die we dit jaar vieren.
We doen dit niet naar aanleiding van zijn 250ste geboorte- of sterfdatum, zoals dat doorgaans de geplogenheid is bij mensen van maatschappelijke waarde (maar dan hadden we in 1992 moeten vieren – en toen hadden we het te druk met Basic Instinct en de scheiding van Charles en Diana – of we moeten wachten tot in 2064 maar wie weet wat er dan nog van Groot-Brittannië over is na de Brexit, laat staan van Europa). Wel vieren we dit jaar 250 jaar circus naar aanleiding van een advertentie die op 6 april 1768 in een Londense krant verschijnt met de weinig wervende kop ‘Feats of horsemanship’ ofwel ‘activiteiten te paard’. De advertentie komt van Astley, een man met ferm postuur en nog fermere stem, die ooit de paarden ‘kraakte’ in het Britse leger en met de titel van sergeant-majoor op rust en een witte hengst Gibraltar als afscheidsgeschenk een paardrijschool begonnen is samen met zijn vrouw Patty (naar het schijnt een amazone eerste klas, maar zoals dat wel vaker gaat met de vrouwen in de geschiedenis is er weinig meer over haar geweten) op een stuk weiland in Lambeth, een buitenwijk bezuiden Londen.
Tot zover weinig opzienbarends, tot Astley dus in 1768 besluit als bijverdienste in de namiddagen shows op te voeren waarbij hij halsbrekende toeren uithaalt op de rug van zijn paarden. De cirkelvormige arena die hij als eerste afspant door een koord te leggen (althans volgens de romantische versie, naar het schijnt gingen heel wat anderen hem voor) is deels commercieel ingegeven – zo kan hij de ruimte beter afbakenen en het entreegeld controleren – en deels van praktischer aard: het geeft het publiek meer dan bij de langwerpige renbanen de mogelijkheid om alles goed te zien, en door de centrifugale kracht kunnen de ruiters beter recht blijven staan op de paarden. Het is een succes en een jaar later en een lap grond erbij bouwt hij een eerste houten amfitheater (weliswaar nog zonder dak, dat komt er pas in 1779) om de toeschouwers van wat meer luxe te voorzien, maar de shows beperken zich nog altijd tot louter paardrijnummers.
Astley, het adagium ‘stilstaan is achteruitgaan’ van een succesvol ondernemer indachtig, gaat neuzen in de Londense theaters naar wat populair is en merkt dat het brede publiek vooral warmloopt voor de visuele fysieke acts met jongleurs, touwlopers en acrobaten alsook de pantomimes met de clowns. Het is pas in 1770 dat hij die acts integreert in zijn paardenshow (dus als we echt eerlijk zijn, moeten we eigenlijk nog twee jaar wachten om 250 jaar circus te vieren). Astleys mix van paardendressuur, acrobatie en clownerie blijkt een schot in de roos. Overal in Engeland, maar ook op het vasteland (onder meer aan het hof bij Marie-Antoinette in Parijs), reist hij rond met zijn bonte troep en laat er (tijdelijke) houten ‘amfitheaters’ bouwen. Het levert hem de bijnaam Amphi Astley op. Zelf stilaan te oud stopt hij op zijn achtendertigste als ruiter maar neemt de rol op van ringmaster, de eerste circusdirecteur zou je kunnen zeggen.
Niet dat Philip Astley ooit zelf de naam circus in de mond nam voor zijn shows. Dat begrip kwam van zijn concurrent en een voormalig ruiter uit zijn shows, Charles Hughes, die in 1782 het Royal Circus in Londen opende. Wie dus graag de puntjes op de i zet: we kunnen ook nog eens de 250ste verjaardag van het circus vieren in 2032. Ere wie ere toekomt is immers ook relatief. Want de Engelsen mogen dan terecht trots zijn op Astley, die trots uit zich nog maar vrij recent. Pas drie jaar geleden kreeg hij een standbeeld in zijn geboortestad Newcastle-under-Lyme en het is pas sinds Pasen dit jaar dat er een plakkaat opgedragen aan Astley prijkt op de plek waar eens zijn amfitheater stond. Vrij laat voor een kleurrijk figuur die ons niet alleen vermaak maar ook verbeelding schonk.
In haar roman De onschuld beschrijft Tracy Chevalier (de auteur achter het verfilmde boek Girl with a pearl earring) de (fictieve?) ontmoeting tussen dichter, tekenaar en revolutionair William Blake en Philip Astley. Wanneer Blake hem bekritiseert het publiek met zijn kunstjes enkel illusies voor te schotelen, riposteert Astley: “U zegt dus eigenlijk dat u ideeën uit uw hoofd neemt en daar iets van maakt dat u kunt zien en vasthouden. Terwijl ik echte dingen neem – paarden, acrobaten en dansers – en daar herinneringen van maak. Nou, dan zou ik zeggen dat de wereld ons allebei nodig heeft.” Wat ons uiteindelijk bij de relativiteit van de geschiedenis brengt: ‘Geschiedenis is niet wat er gebeurd is, maar wat mensen zich herinneren’. Dus wat die viering van 250 jaar circus betreft? Gelukkig leeft circus in vele herinneringen. En zo is het alle dagen feest.