Een redactielid van CircusMagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wondere wereld van het circus. Neemt ditmaal de pen ter hand: circusartieste Hanna Mampuys.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #55 (juni 2018). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Hanna Mampuys. Foto: Bart Grietens.
De voorbije jaren is de balans van mijn professionele leven geëvolueerd van lesgever-artiest naar artiest-lesgever, maar dat betekent niet dat het lesgeven me minder na aan het hart ligt. Akkoord, er zijn sexyer dingen dan in een tochtige trainingshal een groep pubers tot interesse voor de circuskunsten te verleiden, maar om de zoveel tijd – net genoeg om het vol te houden – overvalt me het besef van het belang en de schoonheid van die pogingen. In dit digitale tijdperk met als schijnbaar enige focus uiterlijke schijn en ‘on top zijn’ is het bijna exotisch dat jongeren ervoor kiezen om hun zwetende lijven in de strijd van een circustraining te gooien met gevaar voor ernstige beproeving van hun doorzettingsvermogen: er is geen onmiddellijk resultaat te zien, de weg naar slagen gaat langs een eindeloze lijst mislukkingen en twintig squats zijn echt altijd een bitch. Maar als de gedrevenheid zindert in de zaal, wangen gloeien na een mislukte poging en vastberaden ogen zeggen ‘nog es!’ dan weten we weer waarom we hier staan, mijn leerlingen en ik.
En eens in de zoveel tijd zie ik bij een leerling het circusvirus fataal toeslaan. Na een incubatieperiode van één tot drie jaar worden de eerste symptomen zichtbaar: vergroeid lijken met het meubilair van de circusschool, de ontwikkeling van verontrustend stevige biceps en een oncontroleerbare drang om op de handen te staan of met dingen te gooien. Het initiële vastbijten evolueert naar een obsessie om vervolgens door te slaan in een levensstijl. De overstap van circus doen naar circus leven. Circusleven.
Een ooit verlegen, onopvallende leerling die op haar vijftiende een kaarsrechte handstand heeft en met onverhuld enthousiasme komt vertellen dat ze geselecteerd is voor de ESAC-stage. Een twaalfjarige hyperkinetische stijve hark die acht jaar later de breedste van zijn jaar is in de circushogeschool. Daar doe ik het voor. Want door hun ogen ontdek ik circus opnieuw en voel ik weer de magie – hier mag dit woord wel eens, vind ik – van het begin.
Het is de kunst van de lesgever om te motiveren zonder te pushen, kansen te bieden zonder te betuttelen. Want we weten allemaal dat de eigenzinnige koppigaards het verst komen, zeker in de professionele circuswereld. Laat die gasten zelf ontdekken dat je na een nuit blanche niet je beste voorstelling speelt, en dat een zak chips niet de beste pre-trainingsnack is.
De jonge circusjunks vinden elkaar over de grenzen van de ateliers heen: op de ESAC-stage, de animatorcursus, conventies en stages. Ze zijn de kiem van een nieuwe circusgeneratie. Ze creëren hun eigen circusmoratorium waar de eerste ervaringen worden opgedaan en waar kan worden geproefd van het ‘echte werk’: het leven van een professioneel artiest of lesgever. Ook al zullen gaandeweg sommige circusdromen sneuvelen, door een blessure, de lokroep van het universitair diploma of tegenstribbelende ouders, het virus raken ze nooit helemaal kwijt.
Want of het nu gaat om een kortstondige flirt of een langdurige verbintenis met het circusleven, sommige levenswijsheden en -vaardigheden die je daar opdoet, blijven voor altijd plakken. Dit zou het uitgelezen moment zijn voor een bloemlezing van al die waardevolle levenslessen van het circus. Maar het is ook het einde van deze entree. Dus vul zelf maar in. Overdrijven mag!