>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #47 (juni 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Lene Van Langenhove
Na meer dan vijf jaar toeren rond deze aardbol acht compagnie d’irque & fien de tijd rijp voor een nieuwe creatie. ‘Sol bémol’ belooft een minstens even poëtische en ontroerende voorstelling te worden als voorganger ‘Carrousel des Moutons’. De website licht een tipje van de sluier: “We komen allemaal van ergens. Gestrand met een gevulde valies. Op zoek naar een betere toekomst.” Hebben Dirk Van Boxelaere en Fien Van Herwegen zich voor hun derde gezamenlijke creatie laten inspireren door de vluchtelingencrisis?
Dirk Van Boxelaere: “Dat kan je er in lezen, maar het was niet ons uitgangspunt. We wilden iets vertellen over ons leven dat voornamelijk bestaat uit onderweg zijn en waarbij onze enige houvast de taal van het circus is. Er is niet echt een verhaal, er zijn wel kleine hints maar we raken mensen liever op een subtiele manier. Eerst is er een idee en een setting, en dan bekijken we wat we daar allemaal mee kunnen doen: ik als circusartiest, Fien als muzikant. Gaandeweg sluipen elementen van ons dagelijks leven en onze karakters in de voorstelling.”
Fien Van Herwegen: “Wij schrijven gedichten in plaats van verhalen. Vanuit beelden die we schetsen zoeken we hoe we het publiek kunnen prikkelen en verwonderen. We zetten in op een heel direct contact met het publiek en merken ook dat het publiek openstaat om in een woordeloze voorstelling te stappen en er zelf dingen in te lezen.”
Is dat universele de kracht van jullie voorstellingen?
Fien: “Ik vermoed van wel. Aan ‘Sol bémol’ hebben we drie jaar met hart en ziel gewerkt. Nu we de voorstelling de eerste keren gespeeld hebben, beseffen we dat we er volledig onze eigen levenswandel in gelegd hebben. Wij zijn voortdurend onderweg met onze bagage, komen ergens aan waar we het niet kennen en gaan een relatie aan met de mensen daar. ‘Sol bémol’ gaat over samenwerken, elkaar steunen, botsen, …”
Dirk: “De première van ‘Sol bémol’ vond plaats op het festival van Le Boulon in Vieux-Condé, waar we ook in residentie waren. De allereerste keer moesten we ons ritme nog vinden en wennen aan elementen als de wind. De reacties van het publiek zijn ook onvoorspelbaar. Ik weet dat de voorstelling er pas zal staan als we ze 30 keer gespeeld hebben.”
Fien: “Deze voorstelling heeft drie jaar in onze buik gezeten en nu zijn we ze aan het leren lopen: we schaven ze bij, verplaatsen scènes en herbekijken het ritme. Over twee maanden staan we in de IN-programmatie van Chalon dans la rue, het belangrijkste straattheaterfestival van Frankrijk, en daarna trekken we naar Duitsland, Engeland, Zwitserland, Spanje en Frankrijk. In eigen land spelen we op Cirk!Aalst en Theater op de Markt in Hasselt.”
Houden jullie het ritme aan om ’s zomers op festivals te spelen en in de winter in theaters?
Dirk: “Ja, wij ontwikkelen onze voorstelling altijd eerst voor openluchtfestivals en daarna passen we ze aan voor de zaal. Andersom is moeilijk want dan creëer je al gauw een minitheater op straat, terwijl wij net die vierde wand willen doorbreken.”
Fien: “Spelen in open lucht is heerlijk want iedereen die maar een sprankeltje zin heeft, kan komen kijken. Mensen die niet vaak naar voorstellingen gaan kijken, kunnen echt genieten van iets wat niet meteen in hun wereld past. Een voorstelling lééft ook. Carrousel hebben we nu 850 keer gespeeld en we blijven details aanpassen.”
Zien jullie Leandre Ribera als een extern oog of toch eerder als regisseur of dramaturg?
Dirk: “Bij onze eerste creatie deden Fien en ik volledig ons ding en zorgde Leandre er vooral voor dat het ritme goed zat. Met onze tweede creatie was hij al meer betrokken en zijn aandeel in ‘Sol bémol’ is nog groter. Zonder Leandre zouden we niet staan waar we nu staan. Het blijft natuurlijk wel ons concept, hij schrijft niet mee. Wij geven input en Leandre tilt het naar een hoger niveau. Hij kan onze ideeën heel goed verwoorden en een logische opbouw maken met alle elementen die we aanreiken. Dramaturgisch is hij echt sterk. Leandre heeft zichzelf ontwikkeld via straatvoorstellingen. Wat hij doet, leer je niet op school of in het theater. Zulke artiesten raken me het meest.”
Fien: “Zijn werk is zo eenvoudig en oprecht, er zit zoveel emotie in. Om dat punt te bereiken moet je een hele weg afleggen, alle ballast overboord kunnen gooien.”
Dirk: “Vroeger zocht ik toch altijd naar het waarom in mijn voorstellingen. Leandre heeft me geleerd om meer open te staan, om van alles te proberen, na een tijd krijgt dat toch vorm.”
Fien: “Ja, maar je kan dat pas doen als je al wat bagage hebt. Een pas afgestudeerde circusartiest mag er niet van uitgaan dat alles wel in de plooi zal vallen.”
Vinden jullie dat er in circushogescholen te weinig aandacht wordt besteed aan de artistieke ontplooiing en de vorming van een eigen identiteit?
Dirk: “Ik volgde twintig jaar geleden een opleiding in Brussel en Montréal. Die scholen mogen absoluut fier zijn op wat ze aanbieden op technisch niveau, maar het creatieve werd er niet echt gestimuleerd. Ik koos ervoor om mezelf na mijn opleiding verder te ontplooien door op straat te spelen, door het directe contact met het publiek heb ik mezelf als artiest kunnen ontdekken. Circusscholen zouden meer kunnen inzetten op acteerlessen, maar daar moet je ook mee oppassen, vind ik. Voor mij draait circus om de relatie met het publiek. De circusschool Le Lido in Toulouse organiseert elke twee weken een open sessie waarbij de studenten work in progress presenteren voor iedereen die het wil zien. Dankzij de confrontatie met het publiek kan een jonge artiest echt groeien. En de studenten die aan Le Lido afstuderen stáán er echt. Als je jarenlang tussen vier muren op school zit te werken, waar ga je je dan ontwikkelen?”
Fien: “Je wordt geen circusartiest om een techniek te oefenen in een black box, uiteindelijk wil je dat toch bij een publiek brengen. Hoe kan je nu een opleiding afronden met slechts één presentatie op het einde van het schooljaar? Dat een school zo’n platform aanreikt is erg belangrijk omdat studenten de kans krijgen om uit te zoeken wie ze kunnen zijn op scène. Dat is een noodzakelijk leerproces. De relatie met een publiek leer je niet uit een boek of van een docent, dat leer je door op scène te staan.”
Dirk: “Even belangrijk is dat je op school wordt gestimuleerd om geregeld naar voorstellingen te gaan kijken – niet enkel naar circusvoorstellingen maar ook naar theater en dans – en om achteraf de analyse te maken en erover te discussiëren.”
Fien: “Als wij naar voorstellingen gaan kijken, worden we gepakt door de persoon op scène en wat hij emotioneel kan overbrengen, los van wat hij wil vertellen. Onze beste voorstellingen zijn die waar we oprecht spelplezier hebben en alles kunnen loslaten. Het publiek moet je geloven.”
Hoe hebben jullie circus zien evolueren doorheen de jaren?
Dirk: “Toen ik 20 jaar geleden van de circusschool kwam, was er een technisch erg sterke generatie in Brussel. Wat gaat hier allemaal uitkomen, dacht ik. Toch zie ik wel mooie compagnieën maar weinig experiment. De lat ligt wel hoger dan vroeger. Je speelt niet meer echt op straat maar op een festival. Er zijn direct verwachtingen. Je komt van school, hebt hard gewerkt aan een techniek en dan vraagt men wat je eigenlijk te vertellen hebt aan de wereld. Dat moet verlammend zijn. Ik zou zeggen: doe je ding en al spelende zal het wel komen, wacht niet op De Ingeving.”
Fien: “Veel makers willen iets anders doen maar weten niet goed hoe, of ze zoeken het te veel bij andere disciplines. Misschien lopen we allemaal weg van waar circus eigenlijk voor staat: mensen een goed moment geven en je passie delen met je publiek.”
Dirk: “Wij willen mensen gewoon raken. Wij zetten lijnen uit maar iedereen kan er z’n eigen verhaal van maken. Ik denk dat sommigen dat theatrale meer moeten loslaten.”
Fien: “Ofwel kies je resoluut voor iets technisch waarmee je mensen verbaast, daar is zeker nog een publiek voor, ofwel raak je mensen op een andere manier. Dat is voor elke artiest anders.”
Trekken steeds meer makers naar de veilige zalen nu de aandacht van theaterprogrammatoren voor circus toeneemt?
Dirk: “Al tien jaar maken wij voorstellingen, en met elke performance groeien wij. Sommige artiesten slaan stappen over, willen een bepaalde vorm kopiëren, terwijl die vorm maar interessant is als het voortkomt uit een inhoudelijk groeiproces. Om een voorstelling goed te brengen moet je eerst weten wie je bent, hoe je op een podium staat. Je kan technisch sterk zijn en beweeglijk, maar dat is niet alles. Voor iemand als Alexander Vantournhout heb ik veel respect omdat hij zich echt heeft opengesteld op straat en in de dans om zijn eigen stem te vinden. Bij stand-upcomedy ga je ook niet in je kamer mopjes instuderen, je moet eerst 30 keer afgaan voor een publiek, het ritme vinden. Het is niet wat je vertelt maar hoe, en dat kan je alleen maar leren door voor een publiek te spelen. Ik zie te weinig makers die dat lef hebben.”
Fien: “Of ze stappen meteen naar een grote compagnie, of wachten op subsidies. Eigenlijk moet een maker er gewoon volledig voor gaan. Over theater maken is al veel geschreven, over circus maken niet. Een inhaalbeweging is nodig, tegelijk vind ik dat er soms te veel wordt gepraat en te weinig gedaan. Wij zijn beeldendragers, verwonderingsmakers. Het is geen toeval dat circus steeds meer het theater verovert: mensen willen geraakt worden, die directheid ervaren, een echte mens zien op de scène zonder bijhorende personages of verhalen. Circus leent zich daartoe.”
Dirk: “Een voorstelling moet doorleefd zijn. Het is veel meer dan techniek. Ik geloof niet in technisch vernuftige voorstellingen met een goed geschreven verhaal die pardoes op een podium worden gezet. Je kan niet vlug eventjes een voorstelling maken. Circustechnieken onder de knie krijgen is een proces, een voorstelling maken evenzeer.”
Is dat een verklaring voor jullie succes?
Dirk: “Onze voorstellingen zijn erg toegankelijk en toch niet banaal. Fien en ik zijn gegroeid in het maken van iets poëtisch, iets van onszelf.”
Fien: “Wij werken enorm hard aan onze voorstellingen maar wanneer we ze brengen, zien mensen enkel ons spel en worden ze meegenomen door het plezier dat wij daaraan beleven.”
Is toegankelijk zijn het belangrijkste?
Dirk: “Neen, met toegankelijk bedoelen we iets anders.”
Fien: “Toegankelijke voorstellingen zijn niet die waarin grote personages of dramatische gebeurtenissen centraal staan of men de weemoed in de wereld aankaart, maar waarin de performer zich kwetsbaar opstelt en zijn mankementen laat zien. De kijker kan zich daarin herkennen. Bij theatervoorstellingen kan je genieten van goed drama, interessante personages en goede acteurs, je staat open voor de visie van de makers, terwijl de kracht van circus net schuilt in de vrijheid die je als kijker kan ervaren en de verwondering om het technisch kunnen. Circus moet belééfd worden. Als die connectie er is tussen artiest en publiek ontstaat er iets magisch. Wij werken wel met imposante decors, maar soms komen mensen na de voorstelling naar ons toe en zeggen ze dat ze zo ontroerd waren door de manier waarop wij naar elkaar kijken. Je moet niet met grote beelden afkomen om mensen te raken. Het moeilijke is dat je als circusmaker wel altijd met een techniek bezig bent.”
Dirk: “Voor ‘Sol bémol’ heb ik de afgelopen twee jaar geoefend aan de straps. Ik had nog nooit iets in de lucht gedaan, nu wou ik dat leren omdat het past in de voorstelling en mezelf wil blijven uitdagen. Ik besef dat niet de beheersing van een techniek de voorstelling maakt, maar alles daarrond. De momenten voor en na een ‘nummer’ zijn vaak interessanter.”
Fien: “De dichtheid die je bij circus kan ervaren, heb je minder bij andere kunstvormen. De laatste tijd merk ik in België wel dat de erkenning daarvoor groeit. Ik ben erg blij met de komst van het Circuscentrum en het circusdecreet want circus is evengoed een kunstvorm als theater. Het is verleidelijk om het bij de adaptatie naar een zaalvoorstelling wat meer arty te maken, met een witte dansvloer en een achterdoek, maar eigenlijk moeten we fier zijn dat circus de mensen bij hun buik kan pakken, hen goesting geeft om te leven. Circus bruist!”