>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #47 (juni 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Brecht Hermans – Foto’s: Brecht Van Maele
Een van de meest opmerkelijke figuren uit het circus- en straattheatercircuit is zonder twijfel Stefaan De Winter. Orkestleider van Die Verdammte Spielerei, spreekstalmeester van cirQ Batavaria en Cirque Mélangé, barman van het Kleinste Café ter Wereld, ballerina in Boîte Tutu, … Met de flair van een meesterclown haalt hij bij elke toeschouwer de bulderlach boven. Maar naast onweerstaanbare onnozelheid heeft hij ook Een Mening. “Circusartiesten zouden af en toe moeten stoppen met hun techniek. Stoppen en alleen nog maar naar de mensen kijken.”
Stefaan, proficiat. Je bent onlangs aangesteld als co-curator van Cirk! Aalst. Ben je blij?
“Het is zeer fijn dat de stad waarin ik ben opgegroeid, apprecieert wat ik doe. Het toont dat men er zich van bewust is dat Aalst een bijzondere stad is, waar je niet eender welke programmator uit Luik of Leuven kan neerzetten. Voor een festival op straat is het essentieel dat je als organisator de stad goed kent. Anders verlies je al twee jaar met het leren kennen van de stad. Dat zou zonde zijn.”
Wellicht kan jij het eigenzinnige Aalsterse publiek beter inschatten dan iemand die van elders komt?
“Het Aalsterse publiek is een bijzonder oprecht publiek, wars van het elitaire. Dat is een voorrecht. Het is een publiek dat het luidst applaudisseert, maar dat ook rechtuit durft vragen waar je in godsnaam mee bezig bent. Die combinatie is prachtig.”
Vind je als speler die directheid ook het prettigst?
“Ja, ik hou van oprechtheid. Ik ben zelf ook zo. Eerlijk gezegd stoor ik mij wel eens aan het gepaai in de culturele sector. Soms wordt er van een voorstelling gezegd dat die goed is, terwijl het publiek er helemaal niks van heeft begrepen. Je leest dan een lovende recensie in de krant, maar dan blijkt dat de recensenten en spelers elkaar allemaal kennen. Daar heb ik moeite mee. Ik vind dat je een voorstelling pas kunt quoteren als er mensen van alle pluimage zijn komen kijken. En die luxe heb je op straat.”
Waarop ga jij je richten binnen de programmatie van Cirk! Aalst?
“Ik zal vooral het jonge circus opvolgen. En ik wil ruimte bieden aan wat door andere festivals vaak wordt vergeten: de oude rotten in het vak. De spreekstalmeesters met dertig-veertig jaar ervaring, die met iets heel kleins een publiek aan het lachen kunnen brengen. Of kunnen meenemen in hun melancholie. Vaak worden zij uitgerangeerd omdat ze niet meer flitsend genoeg zijn.”
Jij kijkt liever naar iemand met ervaring dan naar een jong iemand die zijn technisch kunnen wil bewijzen?
“Ja. Op veel festivals zie je een bos met alleen maar jonge bomen. Dat kan tof zijn en uitpuilen van het potentieel, maar die bomen groeien elkaar kapot. Het is beter een paar dikke bomen te hebben met daarnaast een paar jonge schietende twijgen. En dan niet onder die boom, maar in de buurt. Zo creëer je een prachtig landschap.”
Als ik het zo hoor zal jouw komst voor een verbreding zorgen bij Cirk! Aalst.
“Ja, maar we willen ook groeien op het vlak van grote internationale namen. En we willen een plek voor creatie worden. Het Dommelhof in Neerpelt doet dat al jaren formidabel. Maar het is verbazingwekkend dat er maar één Dommelhof is. Vlaanderen verdient nog een plek waar dat kan. En dan is er qua ligging geen betere locatie dan Aalst. Op twintig minuten van Brussel, dertig minuten van Gent en veertig van Antwerpen. Dat is ideaal.”
VOLKSVERMAAK MET GROTE V
Via cirQ heb jij met de oude rotten van Circus Bavaria samengewerkt. Hoe verliep dat?
“Dat was een unieke ervaring. Dat soort circus mag niet verloren gaan. Ik sta volledig achter de ziel van die voorstelling en de keuze om met de mensen van Bavaria samen te werken. Dat is misschien niet met elk familiecircus mogelijk, maar ze mogen meer worden geapprecieerd. Ik wil dat soort circus een kans geven. Vaak vloeken jonge circusartiesten en programmatoren dat het moeilijk is om geschikte locaties te vinden, terwijl er wel familiecircussen passeren in de stad. Doe daar dan je ding, werk samen. De familiecircussen kunnen alle hulp gebruiken. Het zou een enorme verschraling zijn als men alleen nog de Ronaldo’s kent als familiecircus. Dan heb ik graag dat er nog eens gesproken wordt van Bavaria en Wiener, of Circus Pipo. Dat is circus oude stijl, maar ik vind het de max.”
Zijn er dingen die je hebt geleerd door met familiecircussen samen te werken?
“Ik heb vooral veel respect gekregen voor de stiel. De hardheid van hun manier van leven. Zonder bezig te zijn met hoeveel subsidie ze krijgen. Ze werken gewoon. Hard. Mochten onze politici even hard werken als de familiecircussen, dan zou het niet zo een circus zijn in de politiek.”
Heb jij als straattheatermaker ook wel eens het gevoel dat er wordt neergekeken op je stiel?
“Dat gebeurt. Ons fanfarekops Die Verdammte Spielerei bestaat al tien jaar en wordt alom gerespecteerd. Wij werken met topmuzikanten. En toch worden wij door de cultuursector niet altijd serieus genomen omdat wij op braderieën en communiefeesten spelen. Men vindt dat fout, en dat vind ik afgrijselijk. De Spielerei zal nooit op Theater Aan Zee of Perplx staan. Je zou zeggen dat het niet goed genoeg is, maar het is wel goed genoeg. Het is alleen cultuur met de kleine c.”
Beschouwt men het als volksvermaak omdat jullie een soort clownsneus opzetten?
“Ja, het is clownerie! En het is tof. Wij zullen niet meedingen naar de grote subsidiepot om ons drie maanden terug te trekken en te brainstormen over grootse nieuwe artistieke plannen. Wij doen al tien jaar hetzelfde en het marcheert nog altijd. Het is plezant en de mensen blijven komen. Maakt ons dat cultureel minderwaardig? Integendeel. We hebben met De Spielerei een zaalshow gemaakt en over heel Vlaanderen gespeeld. Alle culturele centra zaten vol. En met mensen die normaal nooit naar de zaal komen, omdat ze ons kennen van op straat. Wij hebben eigenhandig, zonder subsidiegeld, de drempel verlaagd. Met veel dank aan de programmatoren die ons hebben durven binnenhalen. Mensen die verder durven kijken dan hun cultureel centrum groot is.”
Heeft onze samenleving meer van dit soort clownerie nodig? Durven we nog wel met elkaar lachen?
“Pfoe, alles ligt tegenwoordig zeer gevoelig. Er is lang gesproken over ontzuiling. Vooruitgang en vrijheid. Maar het is net allemaal vervlakt. Vroeger had je een katholiek en een socialist en een flamingant en dat was duidelijk. Nu is er links en rechts en als je in het centrum zit, ben je een eend die klaar zit om afgeschoten te worden. Wat is dat voor droevige boel? Dat werkt toch niet. Als je links zit, mag je niets rechts zeggen en omgekeerd. We hebben nood aan een nieuw politiek model. Waarom is er geen ene politicus die durft zeggen dat we de aanslagen in Parijs en Brussel hebben verdiend? De slachtoffers hebben het niet verdiend, maar dat het ontploft, is niet meer dan normaal. Je kan niet twintig jaar onrust zaaien in het Midden-Oosten zonder dat er wordt teruggeslagen. Je kan niet elke dag tegen iemand zijn schenen schoppen en dan kwaad worden als er één keer wordt teruggeschopt. Maar er is geen ruggengraat in de politiek.”
Kunnen we met circus en straattheater de luis in de pels zijn die ons, al dan niet met de lach, weer op onze plaats zet?
“Circus en straattheater, cultuur in het algemeen, moet mensen samenbrengen. Dan krijg je vanzelf integratie. Maar dat mag niet door één of andere partij worden geclaimd. Ik wil niet dat links daarvoor pluimen in zijn gat steekt, want links en rechts hebben daar niets mee te maken. Cultuur mag geen kleur worden toebedeeld.”
CIRCUSARTIESTEN SNOEIEN
Van de politiek terug naar jou. Klopt het dat jij een klassieke zangopleiding hebt gevolgd?
“Ja, dat klopt. Toch voor een jaar. Mijn passie voor het zingen heb ik opgedaan bij het knapenkoor Schola Cantorum Cantate Domino van het klein college in Aalst. Tot mijn eenentwintigste heb ik met hen de hele wereld rondgereisd. Wij stonden in de Royal Albert Hall, zaten met de wereldtop in Toledo. Ik heb mijn hoogste vogels geschoten toen ik vijftien was, maar ik wist van niks. Daarna ben ik opgeleid tot leerkracht lager en buitengewoon onderwijs. Mijn ouders wilden graag dat ik een diploma zou halen.”
Is lesgeven ook een vorm van entertainen?
“Lesgeven is zeker entertainen. Vroeger, toen ik in de horeca werkte, beschouwde ik mijn klanten ook nooit als klanten maar als publiek. Je kan een ijsblokje in een glas doen en dat aan de mensen geven, maar je kan met dat ijsblokje ook veel meer doen.”
En wanneer ben je dan aan die klassieke zangopleiding begonnen?
“Terwijl ik aan het lesgeven was. Maar na een jaar ben ik met het conservatorium gestopt. Niet omdat ik alles al wist, maar omdat ik het gevoel had dat ze mij niet konden leren wat ik wilde. Ik heb het meest geleerd door op een terras te zitten en te kijken naar de mensen. En mij af te vragen wat voor iemand dat zou zijn. Ik ben daar heel goed in aan het worden. Bij De Spielerei doe ik niets anders.”
Hoe is de evolutie van leerkracht en zanger naar straattheatermaker tot stand gekomen?
“Kurt Defrancq en Fabien Audooren hadden een oproep in de krant gezet: hygiënisch zangtalent gezocht. Iets heel ludieks. Het idee was om met vuilnismannen door de stad te trekken en opera te zingen. Zo heb ik Fabien en MiramirO leren kennen. Fabien zei altijd: Stefaan, jou kunnen ze tussen driehonderd man zetten en nog zal je er in slagen om iedereen naar jou te doen kijken. Ik heb natuurlijk wel mijn postuur mee. Als je 1m94 bent en 110 kilo weegt, helpt dat.
Intussen hadden we aan het conservatorium Die Verdammte Spielerei opgericht. Fabien heeft ons dan gevraagd om voor het vuurwerk van de Gentse Feesten te spelen. Zo werd de Spielerei langzaam een begrip in Gent en dan ga je van festival naar festival. Je leert programmatoren kennen en die voelen dat je een hart hebt voor je vak. Ik heb niet de pretentie te denken dat ik noodzakelijk ben, maar er moeten wel figuren als ik in het culturele circuit aanwezig zijn om af en toe een stok in het hoenderhok te gooien. Om een beetje te koteren. Als je niet pookt in het vuur gaat het uit. Dat wil ik doen. Typisch Aalsters, het koteren.”
Dat koteren en uitdagen van het publiek is ook je rol in Die Verdammte Spielerei. Kan men daar altijd om lachen?
“Ze vragen mij wel eens of ik nog nooit op mijn bakkes heb gekregen. Neen. Ik heb leren inschatten wie zou slaan en wie niet. En dan zoek ik juist diegene op die het wel zou doen, om net op tijd te stoppen, hem te paaien en zachtjes neer te leggen. Ik zal nooit mensen te kakken zetten, maar het is fijn om daarmee te spelen. Wanneer een parmantige vrouw met opgespoten borsten om alle aandacht vraagt, vind ik het leuk om naar haar toe te gaan, diep in de ogen te kijken, bijna in de hals te zoenen en dan toch voor het oude vrouwtje ernaast te kiezen. En dat de driehonderd mensen errond “ooooh” zeggen. Dat vind ik prachtig. Dat is beeldtaal. En dat wil ik ook in voorstellingen zien. Circusartiesten zouden af en toe moeten stoppen met hun techniek. Stoppen en alleen nog maar naar de mensen kijken. En dan na twee maanden opnieuw beginnen. Circusartiesten zouden als bomen moeten zijn: af en toe eens goed snoeien en het jaar erna zullen ze veel meer vruchten dragen.”
Heb je deze zomer zelf nog tijd om te spelen?
“De Spielerei bestaat deze zomer tien jaar, dus dat moeten we vieren. We doen dat met de langste fanfare in Gent, Brugge en Aalst. Iedereen mag meedoen. Mensen kunnen zich inschrijven via onze website en daar de partituren downloaden en inoefenen. En wie geen instrument bespeelt, kan meefluiten. Of majorette doen. Dat soort dingen wil ik maken. Gewoon plezant en niet te highbrow. Ik heb ook met de bisschop van Gent samengezeten om op 24 juli een klassiek middagconcert te organiseren tijdens de Gentse Feesten. Ik wil volgend jaar een reeks maken: een pakske klassiek. Dat mensen naar een concert komen en achteraf met hun ticket een pak friet kunnen gaan halen. Als het concert niet goed blijkt, heb je tenminste nog je frieten.”
Klinkt als fijne vooruitzichten.
“Ja, ik vind het heel tof hoe alles nu loopt. Hoe interessant mijn leven is. De kans dat ik sneller doodga dan iemand anders is reëel, maar als ik op mijn veertigste sterf, heb ik nog zeven jaar om van alles te doen. En zin dat ik daarin heb! Dus kom, laten we nog iets drinken. Nog een tas koffie?”
www.delangstefanfare.be
www.dieverdammtespielerei.be
www.cirkaalst.be
www.miramiro.be