>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #43 (juni 2015)
>> Auteur: Michiel Vandevelde – Foto’s: Michiel Devijver
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
CircusMagazine vroeg aan choreograaf Michiel Vandevelde om een artikel te schrijven rond het wezen van het tentcircus. Vandevelde heeft weinig kennis over hedendaagse circusvoorstellingen maar heeft een grote passie voor circustenten. Hij maakt en ontwerpt tenten waarmee hij ooit een circusfestival wil opzetten. Vandevelde houdt halt bij de nieuwe voorstelling van het tentcircus Circus Marcel.
Vele zaken op deze planeet zijn met uitsterven bedreigd. Ondanks alles echter lijkt het tentcircus overeind te blijven. Je zou anders vermoeden op basis van de belabberde toestand van deze wereld: het tentcircus is financieel een groot risico, het is niet erg ecologisch en je moet, als gevolg van een afgenomen tolerantie, voldoen aan steeds toenemende regelgeving. En toch: oude tentcircussen verdwijnen en nieuwe worden opgericht. Voor vele circusartiesten is het een grote droom. Hoe komt dat toch? Vanwaar komt dit verlangen naar het tentcircus? Wat is het wezen van het tentcircus? Hoe kan de keuze voor de tent verklaard worden in de 21ste eeuw?
Op zoek naar antwoorden op die vragen ga ik langs bij Circus Marcel. Zij creëerden onlangs een nieuwe voorstelling getiteld ‘Nieuw programma/Nouveau programme’. De titel springt in het oog en is een knipoog naar het traditionele tentcircus waar ieder jaar hetzelfde programma als een ‘nieuw programma’ wordt aangekondigd. Oude wijn in nieuwe zakken. Een eenvoudige truc die gek genoeg werkt, want wat nieuw is dat willen we zien!
Circus Marcel is een relatief ‘jong’ tentcircus. Het werd opgericht door Chloé Vancompernolle en Joppe Wouters, twee circusartiesten die afstudeerden aan ESAC, de befaamde circushogeschool in Brussel. In 2007 schraapten ze hun spaarcenten bijeen om hun droom werkelijkheid te maken: ze kochten een tweedehandse circustent. Een mooie witte tent die het zowel in een zomers als in een winters landschap goed doet. In hun nieuwe voorstelling (is het wel echt nieuw?), willen ze een hommage brengen aan het ‘rondtrekkende circus dat elk jaar dezelfde dorpspleinen aandoet en dezelfde aanplakborden plaatst, met de twijfelachtige belofte van een volledig Nieuw programma/Nouveau programme’. Wat volgt is de typische opeenvolging van acts die ook het ‘traditionele’ circus kenmerken: de trapeze, een bijlenwerper, het paard (in robotversie!), de ‘wheel of death’ en zelfs een levende, menselijke kanonbal.
Joppe Wouters licht toe: “We wilden een voorstelling maken die makkelijk te begrijpen was. Geen nouveau cirque. Geen complexe verhaallijnen. Gewoon enkele nummertjes, een pauze en enkele nummertjes. Dat wilden we doen. Net zoals in het traditionele circus.” En toch: ook in Circus Marcel zijn er veel verhalende elementen. Elementen waarbij het leven achter de schermen van het circus wordt openbaard: het harde zwoegen van de circusartiesten, hun pogingen om alles op hun best uit te voeren maar die altijd door het amateurisme van een andere speler worden verpest, iemand die verstrooid is, … Het appelleert aan een bepaald amateurisme dat waarschijnlijk ook de eerste tentcircussen kenmerkte. Het verschil is echter dat het amateurisme in bijvoorbeeld Circus Marcel een gespeeld amateurisme is. Het is geen klungeligheid uit onwetendheid. Het is het hernemen van elementen die velen zouden associëren bij een ‘oud’ tentcircus.
De kern van het circus
Het is opvallend dat veel hedendaagse tentcircussen terug kijken naar de eigen traditie. Je zou het, op een abstracter niveau, ‘meta-circus’ kunnen noemen. Daarmee wil ik zeggen: circus over het circus. Een tent lijkt de geschikte ruimte om het over dat verleden te hebben. Men lijkt op zoek te willen gaan naar de kern van het circus. Of beter naar de kern van wat een circus doet. Voor Joppe Wouters van Circus Marcel is dat: “Het plezier van de verwondering over het kleine en het grote. De magische sfeer van een tent, gezelligheid, het collectieve gevoel.” Drie opvallende begrippen waar een hoogst politieke lezing aan kan worden gegeven. Is het juist dat wat onze neoliberale maatschappij, van allen tegen allen, teniet probeert te doen? Het rondtrekkende circus heeft de kracht om mensen te verenigen. De tijd dat mensen voor hun huis zaten en er toevallige bijeenkomsten ontstonden, de tijd dat het circus een grootse gebeurtenis was in een dorp, is sinds de intrede van de televisie voor altijd verdwenen.
Toch heeft het circus zijn bindende kracht niet helemaal verloren. Zittend op een hard houten bankje, met de geur van nat gras en houtsnippers, begrijp je waarom het circus altijd sterker zal zijn dan wat er bijvoorbeeld op televisie of internet wordt geproduceerd. Het antwoord is eenvoudig: het tentcircus ademt leven. Alleen al het zien van de tent geeft je een besef van de fysieke arbeid die nodig was om zo’n bouwsel overeind te trekken. Het is een immense klus om een circustentvoorstelling op te zetten.
Naast de opbouw en het onderhoud van de tent, hebben circusartiesten de gewoonte om veel te repeteren. Het oefenen van een nummer vraagt discipline. Deze discipline is het gevolg van het feit dat het circus altijd begrensd is door een bepaalde techniek (jongleren, eenwieler, acrobatie, etc.). Anders dan de hedendaagse dans, of het theater, is het waarschijnlijk onmogelijk in een circus om de techniek te laten varen. Dan blijft er simpelweg geen circus over. Het is dan ook interessant dat een artiest als Wouters van Circus Marcel bij een nieuwe voorstelling altijd begint met het uitdenken van een nieuwe constructie. Iets dat hij graag wil bouwen. Het is de techniek die inspiratie geeft.
Daarnaast is het de voorbije jaren niet gemakkelijker geworden om een staanplaats in een dorp of een stad te krijgen. Ook dat vraagt veel werk. Er is een toegenomen regeldrift, terreinen worden schaarser en er heerst een grote competitie onder de tentcircussen voor standplaatsen. Joppe Wouters beaamt dit, maar vertelt er ook bij dat Circus Marcel altijd op uitnodiging van een festival of een cultuurcentrum speelt. Dit vergemakkelijkt de zaken, want de nodige vergunningen worden aangevraagd door de organisator in kwestie. De oude tentcircussen hebben de gewoonte alles zelf te regelen. Men zou kunnen zeggen dat ‘jongere’ tentcircussen veel minder financiële risico’s nemen dan het traditionele circus. Wouters nuanceert, ook hij zou heel graag zo’n rondtrekkend tentcircus worden, maar hij ontbreekt de financiële middelen. Zelfs op uitnodiging van een festival is het niet eenvoudig om de eindjes aan elkaar te knopen en alle artiesten een degelijk salaris uit te betalen. In Ieper bijvoorbeeld, op het driedaagse festival Gevleugelde Stad, moeten gezelschappen zelf instaan voor hun kosten. Gevleugelde Stad claimt dat zij voor een groot aantal programmatoren zorgt opdat de gezelschappen opgepikt worden. Het leest echter vooral als een goedkope marketingtruc om wat kleur te geven aan de stad. Een typische vorm van uitbuiting in de 21ste eeuw: de kunstenaar krijgt de ‘opportuniteit’, maar als opdrachtgever ga je geen enkel risico aan. Van een (lokale) overheid zou je meer verwachten!
Niet benoemen maar ervaren
Terug naar het wezen van het circus. Het valt op dat vele circussen graag een bepaalde melancholie oproepen. Dat is iets waar je per definitie niet aan kan ontsnappen bij een circustent. Een gevaarte dat heel on-eenentwintigste-eeuws aandoet. De melancholie geeft plaats om te verwijlen in een illusoir verleden. Misschien zelfs een verleden dat nooit heeft bestaan. Moeten we daarom treuren? Zitten de aantrekkingskracht en het wezen van het circus in het feit dat het ons op een of andere manier altijd confronteert met een bepaald verleden? Waarom lijken het circus en melancholie, een bepaalde droefheid, zo nauw verbonden met elkaar? Een ding is zeker: het circus is een plek van uitersten. Van emoties, gedachten en handelingen die tegengesteld lijken te zijn aan elkaar.
Gaandeweg het gesprek met Joppe Wouters vordert, vermeldt hij het woord ‘magie’. Voor Wouters is het wezen van het circus moeilijk in woorden te vatten. Het woord ‘magisch’ lijkt hem de beste omschrijving. “Het circus is iets dat je niet kan benoemen. Het is iets dat je moet ervaren.” Sterke woorden in een tijd waarin we alles koste wat kost willen benoemen en weten. Het circus als plek van ‘niet-weten’ of het ‘weten in wording’ kan een krachtig tegengif zijn voor de organisatie- en planningsdrang van onze laatkapitalistische samenlevingen.
Het circus is intens, magisch, veroorzaakt een gevoel van verbondenheid, is op financieel vlak een groot risico en vraagt hard labeur. Het is een merkwaardige onderneming, zo’n tentcircus. Alle theorieën – de economische, sociologische en ecologische – lijken in te gaan tegen het verdere bestaan van een tentcircus. Toch lijkt het er op dat het tentcircus niet zal verdwijnen. Wat kan deze plek in de 21ste eeuw betekenen? Het kan in de eerste plaats zijn oude rol vervullen: een gevoel van verbondenheid creëren en het niet-weten provoceren.