>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #43 (juni 2015)
>> Auteur: Gwendolien Sabbe
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Wat als circus nooit zou hebben bestaan, zou de film dan zo snel zo groots geworden zijn? Toegegeven, een boude uitspraak, maar laat ons een paar dingen op een rijtje zetten, en dan is de ‘wat als’ vraag zo gek nog niet. Er is ontegensprekelijk een sterke link tussen circus en de eerste, stille films, in het bijzonder de slapstick-komedies. Geen wonder dat hedendaagse circusartiesten juist bij deze films hun mosterd halen.
Eenmaal je begint te grasduinen in de levenswandel van de grote en kleine namen van de stille film, valt het op hoeveel acteurs en actrices een circusachtergrond hadden. Sommigen kwamen letterlijk uit de circuspiste, zoals Fern Andra (1893-1974), Renée Adorée (1898-1933) of de succesvolle Zwitserse clown Grock (1880-1959). Maar de grootste visvijver voor de film waren de podia van de vaudeville (US) of music-hall (UK), waar veel artiesten hun circus skills demonstreerden in straffe acts. Deze performers waren gegeerde filmacteurs. Ze hadden tonnen ervaring, vele verschillende vaardigheden (wat een must was in de moordende competitie), wisten wat werkte bij stedelijke toeschouwers (tevens het publiek van de film), en beschikten over een breed repertoire aan personages, typetjes, trucs en grappen.
“Vooral in het prille begin van de film waren circusartiesten erg in trek,” zegt professor Vanessa Toulmin van het National Fairground Archive in Sheffield (UK). Toulmin is expert in onder andere circus en variété in de 19de en 20ste eeuw en de vroege film. “Een van de eerste dingen die bijvoorbeeld de Franse firma Pathé verfilmde, waren juist circus- en variétéacts. Deze attracties waren ideaal voor de eerste camera’s, die toen niet meer konden dan alles in één opname inblikken, vanuit hetzelfde punt. Circusperformers toonden uitzonderlijke skills, hadden perfecte controle over hun lichaam en konden in een kleine tijdspanne, zonder één woord te zeggen, een korte verhaallijn of vertelling brengen, dat dan nog eens door veel mensen kon worden bekeken en begrepen.”
Overal vinger in de pap
Als professor Toulmin opsomt welke circusartiest wat gedaan heeft in de filmgeschiedenis, valt op dat er bijna geen filmgenre voorbij komt zonder dat ze een vinger in de pap hadden. “In de Europese stille film waren de films met Bartolomeo Pagano als Maciste een groot succes. Op het witte doek redde deze Italiaanse krachtpatser het leven van vele mensen in periodefilms over Romeinse tijden. Dan had je nog W.C. Fields. Voor hij een grote naam werd in de geluidsfilms maakte hij furore als sterjongleur. Hij heeft in alle grote circussen over de hele wereld gespeeld. Ook in westerns en avonturenfilms kwam je veel circusartiesten tegen. Zo had je twee Duitse dames die dankzij hun voltigetricks gegeerde cowgirls in westerns werden. De grote goochelaar en ontsnappingskunstenaar Houdini heeft een ‘serial’ gemaakt in vijftien episodes die telkens eindigen met een spannende cliffhanger. Helaas had hij nul charisma op het witte doek, hij kon gewoon niet acteren,” lacht professor Toulmin.
Ook Hilde D’haeyere glimlacht als de naam Houdini valt. D’haeyere werd doctor in de audiovisuele kunsten met een thesis over slapstick-comedy in de jaren 1920 en is momenteel verbonden aan de KASK School of Arts in Gent. “Houdini heeft ook veel stunts gedaan voor newsreels (gefilmde nieuwsitems, red.). Hij kondigde dan een uitdaging aan, in de zin van ‘ik laat mij vastbinden, kruip in een koffer die van een brug in een rivier gegooid wordt, en ik zal mezelf toch bevrijden.’ Er kwam een massa volk kijken en het hele evenement werd gefilmd. Reality-tv avant la lettre, als het ware. Zo’n newsreel werd vertoond samen met een komedie, een dramatische speelfilm, een animatiefilm, een dans- of zangnummer, enzovoort. Al die genres werden samengebracht in een avondvullend programma in een bioscoop.”
Knockabout comedy
Van alle vroege filmgenres was de slapstick comedy nog het meest schatplichtig aan live performers met een circusachtergrond. Slapstick comedy was de hilarische en zeer populaire vorm van komische film uit het begin van de 20ste eeuw, waarin acteurs halsbrekende toeren uithalen en worstelen met auto’s, liefdesrivalen en andere luchtkastelen van de moderne tijd. De eerste sterren van het witte doek, zoals Charlie Chaplin (1889-1977) en Buster Keaton (1895-1966), waren excellente acrobaten. Hun personages buitelden, tuimelden, klauterden, vielen en plooiden zichzelf in allerlei vormen en bochten, tot grote hilariteit van het filmpubliek. Zonder hun acrobatische training en clowneske ervaring zou dit onmogelijk geweest zijn.
Buster Keaton groeide op in het vaudevillemilieu. Nog voor hij op zijn benen kon staan, trainde zijn vader hem als acrobaat. Toen hij vier was, stal hij de show in ‘The Three Keatons’. In deze act slingerde zijn vader hem ‘als een menselijke dweil door het theater aan een handvat tussen zijn schouders zodat zijn kleren niet zouden scheuren,’ zoals een tijdgenoot in London geshockeerd beschreef. Keaton zelf lachte er later om: “I grew up, getting knocked around.” In zijn verdere carrière maakte hij van deze knockabout comedy, die hij met een ‘deadpan face’, of ‘stalen gezicht’ bracht, zijn handelsmerk. Toen Keaton furore maakte als filmacteur en -regisseur recycleerde hij veel scènes en grappen uit zijn vaudevillejaren.
Ook Charlie Chaplin putte voor zijn films inspiratie uit de periode toen hij met de troepen van Fred Karno op de planken stond. Karno was een gewiekst impresario en voormalig acrobaat die in London de Fun Factory oprichtte. Hij leerde er jonge kerels de knepen van het vak met fysieke stunts en visuele grappen. Toen Chaplin in 1912 op tournee was in Amerika met The Fred Karno Troupe, werd hij gevraagd om auditie te doen voor een film bij de Keystone Film Company in Los Angeles.
Sterattractie
“Eigenlijk had Chaplin weinig zin in een filmcarrière,” vertelt Hilde D’haeyere. “Hij dacht dat even tussendoor te doen. Want het geld was te goed. We spreken hier over vele malen het loon van een vaudevilleperformer. Zo zijn veel acteurs in de filmwereld gerold, voor het snelle geld. De gezelschappen die toerden langs de theatercircuits hielden vaak een zomerstop. Om een cent bij te verdienen, speelden de acteurs stiekem in films, want eigenlijk was dat een belediging voor elke zichzelf respecterende artiest. De eerste Amerikaanse cinema’s waren niet meer dan garageboxen met enkele stoelen erin. Mannen en vrouwen zaten er samen in een verduisterde ruimte, wat toen niet echt zedelijk was. Het publiek kwam vooral uit de lagere klasse of was immigrant, want de vertelling was vooral visueel en het was geen probleem als je de taal niet verstond. Maar burgers uit de middenklasse keken neer op cinema. De filmindustrie probeerde dan ook haar imago op te poetsen. Ik denk dat het belang van de circusgetrainde performers daar heel groot in is geweest. Want los van de evolutie naar duurdere tickets en beter uitgeruste cinema zalen werden films ook meer en meer opgehangen aan één performer. Rond 1910, toen de cinema pakweg een jaar of vijftien bestond, ontstond een grote nieuwsgierigheid naar de naam en achtergrond van de acteurs, die dan ook naar voor werden geschoven als de sterattracties om een film te promoten. Dat kon je alleen maar met een artiest die uitblonk in virtuositeit. Hij of zij moest iets kunnen brengen wat niemand anders kon, zoals bijvoorbeeld Keaton die als geen ander halsbrekende stunts kon uithalen en die verfilmen in één lang shot.”
Juist deze sterattractie keerde als een van de weinigen terug naar het live optreden, meer bepaald naar… het circus. Na zijn grote successen als filmacteur, -regisseur en -producer, zakte Buster Keaton weg in de vergetelheid. Zijn drankprobleem maakte hem onbetrouwbaar, hetgeen zijn neergang betekende. Hij schreef ‘gags’ of grappen voor filmstudio’s en speelde hier en daar mee in B-films. In 1940 huwde hij Eleanor Norris, die hem terug in het voetlicht bracht. Met zijn hilarische sketches werd hij een tv-ster, hij was opnieuw te zien in goeie films en eind jaren veertig speelde hij drie seizoenen in Médrano, een groot stenen circus in Parijs. Elke avond stonden de clowns hem in de coulissen met open mond te bestuderen. Hij leerde hen tips en tricks.
Iedereen aan de slapstick
De Médranoclowns waren niet de eersten en zeker niet de laatsten die zich laafden aan de genialiteit van Keaton. Het valt op hoeveel hedendaagse circusartiesten gek zijn op Keaton, Chaplin en andere helden uit de slapstick comedy wereld. Mickael le Guen van Cie Sacékripa is zo’n fervente fan. Samen met Benjamin De Matteïs maakte hij de kleine tentvoorstelling ‘Marée Basse’ die bol staat van inventieve slapstickscènes, of ‘la cascade’ zoals hij het zelf noemt. “Onhandig zijn, de bal steeds mis slaan, vallen, je elleboog die van de tafel schiet, … Dat gesukkel tot in de puntjes beheersen is voor mij het summum. Momenteel heb ik zelfs geen zin meer om te spreken op scène. Ik vind het pure magie om enkel met je lichaam je verhaal te vertellen. Het is zelfs krachtiger dan het woord,” legt le Guen uit. Le Guen volgde stage bij Stephane Filloque, een krak in burleske slapstick en stunts, en verfijnde zijn knowhow met eigen onderzoek, veel spelen, samenwerken met andere artiesten en zelf stages geven. “In het begin was er weinig interesse voor. Maar sinds een jaar of twee is het hek van de dam, iedereen lijkt plots interesse te hebben in ‘la cascade’. Het is volgens mij ook eigen aan circusartiesten om van andere genres zoals dans, theater, … elementen af te kijken en mee te nemen in hun eigen parcours.”
Perfect beheerst gestuntel zie je de laatste jaren in veel voorstellingen. De acrobaten in ‘Hans was Heiri’ van Zimmerman & de Perrot breien een dansende flow van slapstickbonanza aaneen, de jongleurs van Cie Defracto verweven in ‘Flaque’ een reeks dominovallen meesterlijk in hun spel, in ‘Cucinema’ brengen Laika & Ripopolo letterlijk een stille slapstickfilm tot leven, Karel Casier stunt als brandweerman in ‘Red The Cat’ en ga zo maar door. Casier wou al een tijd iets met slapstick doen in zijn show en bekeek vele YouTubefilmpjes om mogelijke stunts en grappige streken uit te pluizen. “Charlie Chaplin in ‘Modern Times’ was voor mij een grote inspiratiebron. Hoe hij het fabriekswerk te kakken zet, dat is geniaal. Die combinatie van gestuntel en kritiek: très beau!” zegt hij.
Misschien zit hierin wel de verklaring voor de recente revival van de slapstick comedy, denkt Hilde D’haeyere. “In de periode van de stille film sprak er uit slapstick een zekere attitude van weerstand en verzet tegen de mechanisering en standaardisering van de maatschappij. Tegelijk gingen de filmcomedians heel inventief om met die beperkingen of bedreigingen van de moderne tijd. Ook vandaag heerst er onzekerheid over de virtualiteit van ons bestaan en zijn er spanningen in onze omgang met de vlug veranderende wereld. In dat soort uitnodigende maar ook onzekere tijden kijken we graag terug naar eerdere scharniermomenten. Komedie is altijd een uitlaatklep om spanningen te lossen. Zeker slapstick komedie, die de fysieke présence centraal stelt, kan een houvast bieden in een digitale, virtuele omgeving.”
In dat geval hebben we het laatste van de invloed van de stille slapstickfilm op circus nog lang niet gezien. Bovendien, in welke andere kunstvorm dan circus zou deze quote van Charlie Chaplin beter kunnen gelden: “Failure is unimportant. It takes courage to make a fool of yourself.”
Slapstick in Roeselare
De interesse voor slapstick comedy en stille film zit duidelijk in de lift. CC De Spil focust een deel van het driejaarlijkse festival ‘de groote stooringe’ op de link tussen circus en stille film. Met burleske slapstick-circusvoorstellingen, ‘do it yourself’ workshops, de crazy cinematographe, … wil men het publiek meenemen naar de wereld van Keaton en Chaplin, waar virtuoos geklungel en gestuntel hoogtij vieren.
Centraal staat Bar Charlie. “Op het eerste gezicht een gewone festivalbar, tot er hilarische slapstickscènes opduiken en je je een figurant in een Chaplinfilm waant. Samen met Benjamin De Matteïs zal ik met tien artiesten aan die pop-up slapstickscènes werken, wat voor ons een buitenkansje is,” zegt Mickael Le Guen van Cie Sacékripa. “Waar we anders louter stage geven, kunnen we nu samen met de deelnemers concrete personages en scènes creëren, en hen effectief zien spelen. De grootste uitdaging is om zo weinig mogelijk te doen. Eerst zullen de mensen in de bar denken ‘wat een vreemde kwiet is dat’, maar bon, er zijn zoveel mensen met rare trekken. Tot de rariteiten zich beetje bij beetje opstapelen en het besef groeit dat er meer aan de hand is.”