>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #34 (maart 2013). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bauke Lievens
Een donderdagavond in de grote studio van De Expeditie in Gent. Arne Sierens werkt er met zijn Compagnie Cecilia aan ‘Gloria (in den hoge)’, een ‘kleurrijk spektakel over de zin van weglopen en terugkeren’ dat zich afspeelt in en rond een Amerikaanse slee uit de sixties. Eveneens op scène staat de acrobate Aurélia Brailowsky. Hoog tijd dus voor een gesprek met Sierens over waarachtigheid, maskers en… circus!
Wat is je meest markante circusherinnering?
Arne Sierens: “Toen ik klein was heb ik veel Duitse, Franse en Belgische circussen gezien. Circus Jhony bijvoorbeeld, en de hele familie Malter in de jaren zestig. Zelfs Danny Ronaldo heb ik nog aan het werk gezien als klein Patatje. Ik herinner me niet zozeer wat er gebeurde in de piste, maar wel de fantastische sfeer van die circussen. Ik heb natuurlijk een grote voorkeur voor de triviale kunsten: melodrama, comedy, circus.”
Dat wat vaak de populaire kunsten genoemd wordt?
“Ja, maar die term doet uitschijnen dat het om ‘makkelijke’ kunsten gaat. Neem nu flamenco. Het is een dans die verankerd is in Andalusië, maar flamenco is echt niet makkelijk om te doen. Rembetika heeft dat, of fado en blues. Die zijn verbonden met de volksmensen en met de straat, maar stuk voor stuk zijn deze uitdrukkingsvormen technisch echt niet eenvoudig. Dat is het paradoxale. Idem voor circus.”
Schuilt er in die verankering, in die roots, voor jou een soort waarheid?
“Ja. Kunst is voor mij altijd op de een of andere manier verbonden met roots en met mensen. Veel kunst zoekt en zweeft in vormkes en dat interesseert mij niet. Niet dat ik niet met vorm bezig ben. Dat is ook weer zo’n paradox. Opnieuw zoals in flamenco: om de ziel ervan uit te drukken moet je wel perfect de vorm beheersen.”
Net zoals bij circus: het ambacht heeft er ook een groot aandeel.
“Absoluut. Onze voorstelling ‘Trouwfeesten, Processen enzovoorts’ (2006) speelde zich af in een blauwe circuspiste. Die cirkel is heel spannend: iemand staat daar in het midden te spelen omgeven door een publiek. Dat maakt die acteur een beetje hulpeloos. Van zodra hij iets zegt, mist hij twee derden van het publiek. Dus hij moet telkens op zoek naar manieren om het hele publiek aan te spreken. Dat vind ik ook zo fantastisch aan circus.”
Het is naakt. De mens kan zich er niet wegsteken, maar is integendeel heel erg kwetsbaar.
“Inderdaad, de kwetsbare mens. Daarom vind ik het jammer dat veel circus frontaal gaat. Circus moet in een piste!”
Paradoxaal genoeg viert circus vaak de bovenmenselijke mens, en slechts zelden de kwetsbare mens.
“De twee. Schoon circus toont de glorie van de mens, maar ook het kwetsbare. Een goede clown heeft absoluut dat kwetsbare. Maar ook een acrobaat. Het is schoon wanneer je een mens naar zijn grenzen ziet reiken. Je moet voelen dat het over leven en dood gaat. Je moet voelen dat iemand het heeft over zijn lot, over zijn grenzen. Dat is wat goed circus en goed theater verbindt.”
Kun je een heel gebalde omschrijving geven van wat theater voor jou is?
“Ik probeer het in elke voorstelling over de hele wereld te hebben. Vaak voel ik me een encyclopedist: ik probeer een zo volledig en correct mogelijk wereldbeeld te geven. Een voorstelling is telkens een portret: zo zie ik de wereld op dit moment en zo staan wij in die wereld.”
Aan de hand van kleine en lokale verhalen?
“Voor mij bestaan er geen grote of kleine verhalen. Er bestaan alleen maar juiste verhalen. En een juist verhaal kan gaan over een luciferdoosje, zolang je het aan de hand van datzelfde doosje maar over de hele wereld hebt.”
Waarheid, opnieuw.
“Vérité, ja. Dat gaat niet over realisme, hé. Maar wel over de werkelijkheid, over het waarachtige.”
Voor ‘Gloria (in den hoge)’ werk je samen met Aurélia Brailowsky, een circusartieste.
“Ja, ik had allang het idee om met circus aan de slag te gaan. In de voorstelling komen geen circusnummerkes, maar het circus zit er wel subtiel in verweven. En Aurélia staat daar ook als circusartieste (in het verhaal speelt Aurélia de circusartieste Véro, nvdr.). Zij ademt circus en brengt dat in de voorstelling. In de toekomst ben ik benieuwd naar hoe ik die combinatie van theater en circus verder kan uitbouwen. Danny Ronaldo en ik hebben plannen voor de toekomst. Deze zomer zaten we op het trapje van zijn woonwagen en vonden dat we toch eens iets samen moesten doen. We zijn nu aan het bekijken wat daar kan uit voortkomen.”
Ook nu weer voor ‘Gloria (in den hoge)’ repeteer je zo’n vijf maanden. Vanwaar de keuze voor zo’n ‘lang’ creatieproces?
“Omdat het tijd vraagt om iets nieuws te ontwikkelen dat je nog niet wist. Mijn grenzen tegen komen en naar een diepte gaan, daar kruipt veel tijd in. Iedere mens heeft een verhaal dat hij kwijt wil en dat verhaal wil ik horen. Er zijn altijd delen van je leven die je wil oplossen. Iets onmogelijks dat je wil samenbrengen, iets dat je wil genezen. Een trauma dat je wil overwinnen. Mensen lossen zoiets niet snel, dat duurt. En tegelijkertijd moet je dat beschermen. Je kunt niet zomaar therapeutisch beginnen doen, maar moet dat in een vorm gieten. Het is zoals een kind dat een masker opzet. Dat kind durft meer, omdat het denkt ‘dit ben ik niet, dit is een masker’. Hetzelfde geldt voor mijn voorstellingen: ik probeer een masker te creëren waarin de mens zijn waarachtigheid kan tonen.”
Nog zo’n paradox.
“Ja, dat is de paradox van het theater. En in de ontwikkeling van het personage-masker kruipt heel veel tijd. Beetje bij beetje begint dat te vibreren en dan is het zoeken naar een partituur, naar een vorm. En dan is er nog de relatie met het publiek, daar kruipt altijd zoveel werk in.” (lacht)
Hoe ziet die relatie met het publiek er voor jou uit?
“Ik probeer mensen aan te spreken op alle niveaus. Niet enkel op de ratio, maar ook op hun tripes, op hun lijf. Op hun emotie, op iets dieper nog, dat vaak in hun onbewuste zit omdat het refereert naar een trauma. Een totaalbelevenis. Als het goed is, kom je buiten met de pure herinnering aan hetgeen je gezien en gevoeld hebt. De rest is onbelangrijk.”
Het rituele.
“Ja, vaak in de vorm ook. In de cirkel. Maar ook in wat er gebeurt op een scène: ik hou van dingen die verwijzen naar trance, naar het muzikale. Beiden lokken de mensen naar binnen. En dan is er nog het contrast in de dingen die gebeuren op een scène: dat kan het ongelofelijk ontroerend maken.”
Dat contrast is toch ook wel typerend voor het circus, waar de clown de doodsangsten die het publiek doorstaat contrasteert met de lach.
“Ja, absoluut. Dat loslaten. En dan plots de focus op een minidetail, om daarna weer heel groot te gaan.”
Laten we het even hebben over ambacht.
“Ik ben vooral beïnvloed door het Japanse theater: No, Kabuki en hun Westerse pendanten zoals Grotowski, Kantor. Bij hen is het métier heel belangrijk. Want net om waarachtig te zijn moet je hyperformalistisch bezig zijn. En dat verbindt ons met het circus. Om het irrationele, onbewuste naar buiten te brengen, moet je heel hard focussen op de realiteit en op de details. Op zoek gaan naar le détail immense, naar die adem. En door dat superdetaillistische raak je net weer aan het universele. Laatst zei een vrouw over een voorstelling van mij: het zijn precies de mensen uit mijn buurt. En ze kwam uit Moskou! (lacht) Dat vind ik een groot compliment.”
Wat stoort jou in het hedendaagse circus?
“De foute poëzie. Het sentimentele gezever. Anderzijds vind ik het lastig dat veel artiesten ernaar streven om meteen een avondvullende voorstelling te maken. Dat is te hoog gegrepen. Ik zou het leuk vinden mochten groepen eens beginnen samenwerken en een avondvullend programma maken als modern antwoord op de variété.”
Er is dus nood aan regisseurs in het circus?
“Dat denk ik wel ja.”
Kijken zij dan niet steeds met theaterogen naar het circus?
“Niet per se. Je moet natuurlijk vanuit het circus denken in dat geval. Maar je mag ook niet vergeten dat dat in theater ook een ganse evolutie is geweest. De positie van de regisseur is slechts honderd jaar oud. Maar als het circus zich opnieuw wil uitvinden, denk ik dat ze zich beter moeten laten omringen en organiseren.”
Circusartiesten dragen vaak als argument aan dat zij, vanuit hun kunstvorm en de geschiedenis ervan, meer anarchistisch, minder hiërarchisch en conformistisch zijn dan theatergroepen en dat zo’n structuur voor hen niet werkt.
“Dat is zever in pakskes. Er zijn natuurlijk ook theatergezelschappen die zonder regisseur werken, zoals tg Stan of De Roovers bijvoorbeeld. Maar het soort theater dat ik maak, is een gecomponeerd theater.”
Wat is de grootste bedreiging voor het circus vandaag?
“Het economische aspect. Er moeten dringend meer subsidies komen voor circus. Een maatschappij moet z’n kwetsbare kunst steunen. Het onderscheid tussen ‘burgerlijke’ en ‘triviale’ kunst is zo betuttelend. Daarom vind ik ook dat circus onder het Kunstendecreet hoort. Sommige kunstvormen, zoals circus en poppentheater, worden gewoon klein gehouden en in een hoekje geduwd. Dat is een grote schande. Ook in de muziek werkt dat zo: er is precies enkel klassieke muziek en de rest telt niet. Wat is dat nu voor zever! Waarom zou een violist nu beter zijn dan een elektrische gitarist? Aanvaard het circus en neem het serieus!”
Dat heeft natuurlijk ook te maken met traditie. En in de podiumkunsten ook met het feit dat theater een geschreven neerslag heeft.
“Ja, maar doe daar dan iets aan. Cultuur is belangrijk, hé. Cultuur is de motor van een land en van zijn economie. Zonder cultuur is er geen economie, ook al denkt iedereen dat het omgekeerd is. Cultuur is een laboratorium van de menselijke geest. Kunst lost de onmogelijkheden op en creëert een klimaat, en dat is iets waar de economie alles van leert. Het probleem is natuurlijk dat elk land moet investeren in z’n cultuur. Er moet niet conserverend gewerkt worden, de kunstenaar van vandaag moet worden ondersteund en er moet worden voor gezorgd dat een kunstenaar risico’s kan nemen. Net zoals elk bedrijf een Research and Development-afdeling heeft, moet elke maatschappij investeren in zijn cultuur. Cultuur is als dromen. Cultuur is als ademen: je hebt dat nodig.”