>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #35 (juni 2013). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Brecht Hermans
Sluit uw ogen en denk aan circus. Wat komt er in u op? In veel gevallen denkt u aan een tent. Aan dieren. Aan sprankelende kleuren en vrolijke muziek. Maar is dat nog wel het circus van deze tijd? Is dat geen romantische, maar vervlogen jeugdherinnering? Nee, zo blijkt. Nog steeds trekken een achttal nomadische circussen rond van plek naar plek. Wij spraken met twee volbloed circusdirecteuren: Dolly Pauwels van Circus Pipo en Bart De Vrind van Circus Bavaria.
Hoe zijn jullie in het circus beland?
Pauwels: “Ik ben erin geboren. De grootvader van mijn grootvader is met het circus begonnen en mijn kinderen zijn nu de zesde generatie. Wij zijn allemaal in het circus geboren: mijn echtgenoot, mijn broers. Echt van generatie op generatie.”
De Vrind: “Ik ben met circus begonnen in 1964, als perschef bij het Circus Tony Boltini. Ik zit nu dus eigenlijk aan mijn vijftigste tournee. (lacht verbaasd) Wauw.”
Hoe is het om met je eigen familie te werken?
Pauwels: “Ik ben blij dat ik dat kan doen. Je moet er natuurlijk wel mee om kunnen dat je altijd zo dicht op elkaar zit. We leven vierentwintig uur op vierentwintig samen en natuurlijk ben je dan niet altijd even goed gezind. Maar dan moet je elkaar gewoon even met rust laten en dan gaat het de volgende dag beter. We kennen elkaar door en door. Ik zou dat nooit willen ruilen.”
De Vrind: “Wij werkten vooral in de jaren negentig met familie. Toen runden mijn vrouw en ik samen het circus met de kinderen. Maar er zijn zonen in Nederland blijven hangen omdat ze daar een meisje hadden gevonden. Nu touren we nog met één zoon en zijn vriendin, en mijn kleindochter treedt ook regelmatig op. Alleen moet zij ook naar school, dus dat is wat moeilijker.”
Ziet het ernaar uit dat uw kinderen u zullen opvolgen?
Pauwels: “Ja, het ziet er goed uit. Je voelt bij de kinderen dat ze het graag doen, dus ik denk niet dat ze ermee zullen stoppen. Maar je weet nooit natuurlijk.”
De Vrind: “Mijn zoon zou het circus wel willen overnemen, maar er zit natuurlijk weinig vastigheid in. Door de week werkt hij gewoon, in het weekend helpt hij mij. Maar als hij het wil overnemen, zal hij de knoop moeten doorhakken. Op twee gedachten blijven hinken is erg moeilijk. Als je dit wil doen, ben je er uiteindelijk de hele week mee bezig. Je kan niet even op vrijdagavond de tent opbouwen. Dat werkt gewoon niet.”
Hoe lang duurt zo’n opbouw eigenlijk?
Pauwels: “Wij starten ’s morgens en meestal staat de tent er om drie uur. Maar soms duurt het tot acht uur, het hangt er nogal van af. De afbraak gaat sneller: als we om vijf uur klaar zijn met spelen, zijn we om acht uur klaar om te vertrekken. Iedereen doet dan ook mee. Kinderen, volwassenen, allemaal.”
De Vrind: “Zo is mijn leven altijd geweest. Aankomen in de nacht, ’s ochtends opbouwen en dan de volgende avond weer afbreken. Vijf keer in de week. Hondertwintig plaatsen per jaar. Achteraf denk ik: ‘shit, hoe kreeg je dat allemaal voor elkaar?’ Maar we zijn dan ook een geoliede machine. Als je de goede mensen hebt en iedereen kent zijn taak, gaat het vanzelf.”
Is er veel verschil tussen het circus vroeger en nu?
Pauwels: “Ja. Mijn vader zegt dat ook. Hij is 75 jaar, dus hij heeft wel wat meegemaakt in het circusleven. Het eerste grote verschil is het publiek. Er komen veel minder mensen kijken.”
De Vrind: “Vroeger kon je vijf dagen in de week werken, tegenwoordig kan dat niet meer. Op donderdag komt er geen publiek. En ook woensdagmiddag is niet meer wat het vroeger was. Kinderen hebben zoveel dingen te doen: judo, paardrijden, muziekles, tennis. En als ze daar niet mee bezig zijn, zitten ze thuis op de computer. Alleen op zaterdag en zondag komen ze nog buiten.”
Pauwels: “Vroeger was het praktisch ook allemaal veel eenvoudiger. Om een standplaats aan te vragen, moet je gewoon tien dagen op voorhand de burgemeester bellen. Nu komt er meer administratie aan te pas.”
De Vrind: “Ik kom uit een tijd waarin je als je iets wilde organiseren naar het café moest om te telefoneren. Dat had ook wel zijn charme. Tasje koffie en dan al die gemeenten opbellen. Dat gaf een soort rust. Nu begin ik in juni met mijn aanvragen voor het volgende seizoen.”
Krijgen jullie steun van de verschillende gemeenten?
Pauwels: “Bij sommige gemeenten word je goed opgevangen. Maar op andere plaatsen krijg je geen water of elektriciteit.”
De Vrind: “Je bent eigenlijk een speelbal van die gemeenten. Vroeger was de vergunningafgifte in België heel summier. De hele vergunning bestond uit tien regels op een A4. Maar die tijd is voorbij.”
Pauwels: “Als je een aanvraag stuurt naar een gemeente, krijg je een dossier terug. Soms is dat er één van tien pagina’s. Dan moet je dat allemaal invullen en opsturen. En als ze dan zeggen dat ze de papieren niet hebben gekregen, moet je dat allemaal een tweede keer doen. Enorm veel werk.”
De Vrind: “Alle kleine gemeenten hebben hun eigen voorschriften. Er is helemaal geen eenheid. Op zeker ogenblik ben je meer met dat papier bezig dan met het runnen van het circus.”
Pauwels: “Je moet ook steeds denken aan de publiciteit. In welke gemeenten mag je reclameborden zetten en waar niet?”
Mag dat niet overal?
Pauwels: “Veel gemeenten geven geen toelating meer. Dat is het grootste probleem voor het circus. Als dat zo verder gaat, kan dat voor zware problemen zorgen. Als je geen borden mag zetten, is het echt moeilijk om reclame te maken. Terwijl die borden er maar een paar dagen staan en dan zijn ze weer weg. Voor sommige gemeenten is het geen probleem, maar andere willen helemaal geen publiciteit. Je merkt meteen het verschil in het publiek.”
De Vrind: “Ons circus moet het hebben van die reclame. Kon je maar aan iedere paal een bord zetten. Maar dat mag niet meer. Dit jaar zijn in Mariakerke onze borden in beslag genomen. Honderd euro boete. En ik heb een hele voormiddag naar die borden zitten zoeken.”
Is er soms echt weinig volk?
Pauwels: “Ja, dat gebeurt. Vaak genoeg. Dan zit er vijftien man in de tent en moet je toch optreden. Dat gebeurt af en toe. Dat is altijd zo geweest. Je kunt het ook nooit op voorhand voorspellen. Er is geen enkele plek waarvan je met 100% zekerheid kan zeggen dat de opkomst er goed zal zijn. Het kan ook gebeuren dat er niemand komt. Vandaag is er hier bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd, dan kan het zijn dat iedereen daarnaar gaat kijken.”
Minder volk betekent minder inkomsten. Maar de rekeningen blijven wel binnenstromen waarschijnlijk?
Pauwels: “Ja. Vooral benzine is erg duur. Als we nu een subsidie zouden krijgen voor ons transport, onze standplaats, onze elektriciteit en ons water, dan zouden we genoeg hebben. Voor de rest trekken wij onze plan.”
De Vrind: “Je moet echt proberen de kosten binnen te perken te houden. Dat is punt één. En locaties vinden waar je alleen kunt komen. Want als je ergens het derde of vierde circus bent, is het eigenlijk de moeite van het opbouwen niet waard.”
Pauwels: “Maar dat is normaal. Als de ene kermis een maand na de andere komt, is daar ook minder volk.”
De Vrind: “In Vlaanderen zijn er gewoon te veel circussen en te weinig plaatsen. Of er zijn wel plaatsen maar daarvoor krijg je dan geen toestemming.”
Organiseert u alles alleen?
De Vrind: (knikt)“Ik heb dat al die jaren alleen gedaan.”
Pauwels: “Ik doe al die administratie alleen omdat niemand anders het wil doen. Maar ik doe het zolang het gaat. Als ik het niet meer kan, zal iemand anders het moeten doen.”
De Vrind: “Dat is ook een kwestie van geld. Als je dat goed wilt doen, moet je daar iemand extra voor in dienst nemen. Maar dat zit er financieel niet in.”
En subsidies?
De Vrind: “Vijftien jaar geleden waren ze daar heel erg mee bezig. Er is kwistig met geld gestrooid, maar nu is die subsidiekraan weer dichtgedraaid. Nu kan je alleen subsidie krijgen als je met iets mafs komt. Een zot idee of iets heel alternatiefs. Voor het traditionele circus denk ik niet dat ze ooit een cent subsidie gaan geven. Zeker de komende jaren niet.” (Nvdr.: Via het Circusdecreet zijn wel degelijk subsidies te verkrijgen voor een nomadische tournee. Circus Ronaldo en Circus Rose-Marie Malter hebben hier de laatste jaren – ook in 2013 – van kunnen genieten. Meer info: www.sociaalcultureel.be/volwassenen/circus_gesubsidieerd.aspx).
Pauwels: “Ik vind dat een beetje raar. Wij, de zogenaamde ‘nomadische circussen’ krijgen niks. Terwijl wij toch ook een cultuur zijn.”
Bestaat de kans dat het traditionele circus uitsterft?
De Vrind: “Ik weet het niet. Een aantal jaren geleden dachten we dat het reizende circus na 2015 zou verdwijnen, maar het is intussen alweer 2013 en er reizen nog steeds een heleboel circussen rond. Maar er zijn er ook een heleboel gestopt, zeker in Duitsland. Dat waren vroeger allemaal klinkende namen.”
Pauwels: “Ik denk niet dat het circus zal uitsterven. Hoe lang bestaat het al? Het kan zijn dat een bepaald circus een slecht jaar heeft en de rekeningen niet meer kan betalen. Dan moeten ze misschien stoppen. Maar circus in het algemeen zal niet uitsterven.”
Bieden de goed gevulde circusscholen ook geen hoop voor de toekomst?
De Vrind: “Dat is iets wat je vroeger niet had, circusscholen. Dat is meer iets van de laatste jaren. Op zich is het wel een positieve ontwikkeling. Ik heb twee kleinkinderen die nu naar de circusschool gaan. Maar niet met het idee om het circus over te nemen, hoor. Er zit te weinig toekomst in.”
Wat vinden jullie van circusvoorstellingen die in een theater plaatsvinden?
Pauwels: “Theater is theater, circus is circus. Het echte circus is van locatie naar locatie trekken. Naar een gemeente komen, de tent opbouwen, optreden, afbreken en weg. Dat is circus. Circus zonder tent kan ook goed zijn, maar de sfeer is niet hetzelfde.”
De Vrind: “De wereld op wielen, dat hoort er onverbrekelijk bij. Voor mij staat circus nog steeds synoniem met een reizend spektakel. Een tent met wagens eromheen. Maar iedereen heeft natuurlijk zo zijn eigen invulling.”
Maar de gouden tijden zijn voorbij?
De Vrind: “Ja, die zijn voorbij. Maar zolang er kinderen zijn, zal er ook circus zijn. Het is alleen maar de vraag in hoeverre die nostalgie, dat erfgoed kan worden bewaard. Want als het traditionele circus verdwijnt, gaat er toch ook een zekere romantiek verloren. Al bij al blijft dit immers een hartstikke mooi vak.”