>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #29 (december 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Marie Vandecaveye
Binnen het Circuscentrum leeft er respect voor het Belgische circuserfgoed. Het waarborgen van dat erfgoed is één van onze doelstellingen. In Vlaanderen reizen dezer dagen nog enkele familiecircussen rond die er al een hele geschiedenis hebben opzitten. Zij hebben een glorierijke periode gekend tijdens de hoogdagen van het traditionele circus, maar hebben het vandaag de dag een stuk moeilijker. Enkele oudere artiesten van deze families kunnen we beschouwen als een soort ‘living human treasures’. Hun verhalen dragen bij tot een beter begrip van de geschiedenis van circus en circuskunsten, én de geschiedenis van hun dagelijks leven. Het Circuscentrum wil het mogelijk maken om de getuigenissen van deze boeiende circusmensen vast te leggen.
Na de dood van de bekende Gentse circusartiest Roger Novaro eind vorig jaar, werden we ons meer en meer bewust van de schat aan informatie die dreigt verloren te gaan als de “laatste getuigen” uit de grote periode van het circus er niet meer zullen zijn. Vandaar ontstond het idee om de belangrijkste circusfamilies in Vlaanderen te portretteren.
Onze keuze viel na veel discussie op vijf circusfamilies met een jarenlange traditie: Circus Rose-Marie Malter (Jean Gebreurs en Rose-Marie Malter), het Wiener Circus (directeur Ricky Canone-Malter), Circus Ronaldo (Johnny, Danny en Maria Ronaldo), Circus Pauwels (Marquis en zoon Samuel), en Circus Magic (Bill Kartoum en Patrizia Lotti). Dit was geen makkelijke keuze. Er zijn in België nog veel interessante circusartiesten- en families buiten bovenstaande. Maar het is noodzakelijk om dit project af te bakenen en een kader te scheppen. Het moet immers allemaal overzichtelijk blijven. Daarom kozen we voor de invalshoek van de familiecircussen in Vlaanderen. De brochure opgesteld door Marc Jacobs (‘Circussen in Vlaanderen’ (2002)) hielp ons daarbij een handje.
Niet alleen de evidente, oudere ‘Living treasures’ zoals de legendarische Bill Kartoum en Johnny Ronaldo worden geïnterviewd. Er is er ook oog voor de jongere generaties in de familie en voor de vrouwen achter de mannelijke circushelden.
Tijdens de interviews willen we diverse thema’s aansnijden die ons een inzicht kunnen geven in het circusleven binnen en buiten de piste, vroeger en nu. Zo wordt er bijvoorbeeld gefocust op de familiale context waarbij gezin, opvoeding en overdracht van kennis en vaardigheden centraal staan. De verhalen van artiesten kunnen ons ook een inkijk geven in het dagdagelijkse circusleven. Wat voor hen een doodgewone realiteit is, kan voor ons verrassend zijn. Die alledaagse werkelijkheid, en de evolutie ervan in de tijd, leert ons iets over de maatschappij, over een bepaalde tijdsgeest. Er moet ook aandacht zijn voor de invloed van trends en grote historische gebeurtenissen op hun leven, zoals de Tweede Wereldoorlog. Last but not least gaat het over het vak van circusartiest. Het professionele leven, de creatie van een act, de oefening, de technieken, de gebruikte materialen… Hoe gebeurde dit pakweg 50 jaar geleden, en wat is er veranderd?
Van bij het begin van dit project was het ons menens. Er moest kwaliteit worden nagestreefd op alle vlakken, ook bij de opnames van de interviews inzake klank, licht en enscenering. De portretten moeten gemaakt worden om te tonen, niet om in de kast te eindigen. Daarom werd in samenwerking met de Gentse producente Mieke De Wulf op zoek gegaan naar de geschikte cineast om deze opdracht uit te voeren. Iemand die technisch van wanten weet, én die ervaring heeft met het interviewen van mensen. Er werd een oproep gedaan naar Vlaamse documentairemakers, gevolgd door een selectieprocedure. Na enkele ontmoetingen en gesprekken, viel onze keuze op Gerrit Messiaen.
Gerrit Messiaen maakte al enkele documentaires. Hij werd laureaat van de Henri Storck-prijs met zijn documentaire “Tot mijn laatste adem”, een portret van de Vlaamse cineast Frans Buyens. Zijn documentaire over de Australisch-Nederlandse cineast Paul Cox (“A journey with Paul Cox”) kende succes in het buitenland.
Het idee om een documentaire te maken over circusartiesten sprak hem vrijwel onmiddellijk aan. “Als documentairemaker ben ik altijd en in de eerste plaats geïnteresseerd geweest in verhalen van mensen. Ik wil verwonderd worden en gefascineerd raken. Ik was er van bij het begin van overtuigd dat ik door de circusartiesten, hun levensvisie en hun verhalen geboeid zou raken en dat ik die fascinatie in één of meerdere boeiende portretten zou kunnen omzetten.”
Dit vermoeden werd bevestigd van bij de eerste ontmoeting. “Het Circuscentrum had mij samen met de circusartiesten uitgenodigd in Gent voor een eerste gesprek. De verhalen kwamen spontaan naar boven; hilariteit aan tafel over de historie van een paar ontsnapte beren die zich schuilhielden in de lokale dorpskerk, over de zeven vrouwen van Bill Kartoum en de gezamenlijke cafébezoeken van enkele Belgische circuspatriarchen… Zulke anekdotes zijn zeker niet het doel van de interviews, maar het breekt het ijs en kan een goede opstap zijn.”
Ondertussen heeft Gerrit met alle artiesten uitgebreid kennis gemaakt. Hij heeft hen kunnen interviewen, met een cameraploeg erbij. Dit gebeurde bij de artiesten thuis – in hun goed uitgeruste woonwagens – met aandacht voor hun omgeving. “Ik werd telkens bijzonder hartelijk ontvangen. Men wist dat ik niet op zoek was naar sensatie. Het feit dat het initiatief uitgaat van het Circuscentrum boezemt vertrouwen in. Ik had het gevoel dat alle artiesten enthousiast waren omdat ze hun verhaal, hun rijke geschiedenis eens uit de doeken konden doen zonder wantrouwen. De tijd was er om dat te doen, de ruimte, de interesse.”
“Mijn ervaring is ronduit positief, er is veel interesse en medewerking vanwege de artiesten. Het zijn over het algemeen ook zeer goede vertellers. Op die manier hebben ik en mijn ploeg al meerdere uren prachtige en ontroerende getuigenissen kunnen vastleggen. Vaak namen ze ons ook mee om van alles te tonen; van oude materialen, kostuums en attributen tot heuse privévoorstellingen. Bij Wiener mochten we de voorstelling voor publiek bijwonen en filmen.”
De manier van werken voor dit project (met beperkte middelen research doen en interviewen en daarna een passende vorm en stijl zoeken) is een werkwijze die Gerrit sinds jaar en dag hanteert. “De interviews worden binnenkort gemonteerd. De bedoeling is dat dit resulteert in vijf portretten die gezien mogen worden.”
En misschien zit er ook meer in? Zoals gezegd wil het Circuscentrum graag dat dit project een lang leven is beschoren. De filmportretten kunnen voor diverse doeleinden gebruikt worden: voor onderzoek, tentoonstellingen, … Ze zouden ook kunnen dienen als research en materiaal voor een groter concept zoals een heuse documentaire over het Belgische circusleven. Daarin kunnen alle geïnterviewde artiesten aan het woord komen over maatschappelijk relevante thema’s, aangevuld met archiefbeelden en beelden van de artiesten vandaag. Het kan een soort genuanceerde hommage worden aan een waardevol stuk cultureel leven dat stilletjes aan aan het verdwijnen is.
Zo’n documentaire is mooie toekomstmuziek, we houden jullie op de hoogte!