>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #29 (december 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bram Dobbelaere
Kunstkritiek is zo oud als kunst zelf. De eerste holbewoner die zich aan een rotstekening waagde kreeg al snel van een tweede holbewoner te horen: “Niet slecht, de primaire kleuren en de rudimentaire lijnvoering van de mammoet maken je oeuvre erg transcendent!”
In de loop van de geschiedenis is de kunstcriticus geregeld naast z’n schoenen gaan lopen. Het onderwerp werd minder belangrijk dan de recensie zelf. Het hanteren van de vlijmscherpe pen om iemand creatief de grond in te boren of welsprekend de hemel in te prijzen werd een kunst op zich. Recensenten kregen vanuit een vermeend esthetisch gezag de macht om voorstellingen te maken of te breken.
Nu de eerste circusvoorstellingen aan de beurt zijn, kunnen we één en ander maar beter leren relativeren.
Een recensie is en blijft namelijk een individuele en dus 100% subjectieve momentopname, niet meer, maar ook niet minder. In die zin is iederéén kunstcriticus. Of je je ongezouten mening voor jezelf houdt of hem luidkeels verkondigt doet er niet toe. Je mening is gevormd, het oordeel is geveld, rien ne va plus.
Het probleem is dat een op voorhand gelezen kritiek je mening al vormt nog voor je daar zelf de kans toe krijgt. Die vooringenomenheid kan een groot deel van het kijkplezier vergallen.
De grote uitdaging is dus om elke circustent of theaterzaal als een onbeschreven blad te betreden. Om dan achteraf met grote stelligheid te verkondigen: “Niet slecht, de primaire jongleerfiguren en het rudimentaire gebruik van de trapeze maken deze voorstelling erg transcendent.”