>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #25 (december 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Peter Smets
Wie de folders of websites erop na leest zal merken dat nagenoeg alle circusateliers met hun circuslessen zowel ‘sociale en persoonlijke als technische leerdoelen’ stellen …Circus als middel voor kinderen en jongeren om op verschillende vlakken te groeien, een zinvolle vrijetijdsbesteding dus! Dat dit werkt wordt bewezen in de groei van de ateliers…
Maar voor sommige jongeren wordt het circussen zelf met der tijd een doel op zich, ze lonken naar een professionele circusopleiding en carrière. Hoe reageren ateliers hierop? Daar willen we hier wel even op dieper inzoomen.
Uiteraard zijn er niet alleen de verschillen in doelstelling, er is ook een stevig niveauverschil tussen het vrijetijdscircus in een atelier en hogeschool opleidingen zoals ESAC (Ecole supérieure des arts de cirque) in Brussel, ACAPA in Tilburg, e.a. Bij audities krijg je bovendien ook te maken met internationale concurrentie, onder andere uit landen als Frankrijk waar kandidaten vaak een ‘voorbereidend jaar’ gevolgd hebben.
In de beginjaren van onze circusateliers was het professionele circusveld dan ook een beetje een ver-van-mijn-bedshow. Dat daar stilaan verandering in lijkt te komen heeft te maken met een aantal factoren. Vooreerst zijn er de docenten die zelf een professionele opleiding genoten hebben, en die nu – al dan niet op vaste basis – les geven in een circusatelier. Zij nemen ambitieuze leerlingen meer op sleeptouw, tijdens de les …maar ook daarbuiten. Zo valt het op dat er steeds meer ateliervolk te vinden is op publieke eindejaarsvoorstellingen van circushogescholen.
Ateliers maken ook meer gebruik van het systeem van ‘gastdocenten’ (ondersteund door het circuscentrum) om al eens een professionele artiest of docent uit te nodigen voor gastlessen.
Daarnaast zijn er ook de 15+ jongeren uit circusateliers die meedoen aan de ‘jongerenstage’ die het circuscentrum en ESAC samen organiseren. Deelnemers krijgen daar gedurende vijf weekends les van ESAC docenten ter voorbereiding op een hogere circusopleiding. Die jongeren nemen er bagage mee om doorheen het jaar in hun eigen atelier verder te werken … en dat wekt uiteraard ook weer interesse op van hun leeftijdsgenoten. Zo gaat de bal nog sneller aan het rollen. Het is bovendien een feit dat een aantal ateliers (zoals bvb. Salto, El Circo d’ell Fuego of Circolito) er nu in slagen zijn om jongeren langer in het atelier te laten doorgroeien; zij hebben momenteel een generatie van 15+ beoefenaars die al heel wat jaren meedraaien en een hoger technisch niveau bereiken.
Ook al gaat het nog steeds om een minderheid van leden die er voluit voor willen en kunnen gaan, toch willen ateliers voor hen zeker wat te bieden hebben en begint men steeds vaker over een meer systematisch ‘doorstromingsbeleid’ na te denken. Typisch is wel dat ook dan de ’veilige omgeving’, zo essentieel voor jeugdateliers, een belangrijke evenwichtsoefening blijft!
Dat er binnen ateliers met niveaugroepen (beginners, gevorderden, …) gewerkt wordt is uiteraard al langer een gegeven. Maar ateliers zoals Circolito, Salto of Circusplaneet investeren nu ook sterk in specialisatielessen of –reeksen, zodat je rond een bepaalde discipline een vergevorderd technisch niveau kan bereiken.
Bij Cirkus in Beweging heeft men ook de groep ‘vooropleiding’ met jongeren die wekelijks vier of meer verschillende lessen volgen (waaronder lucht/acro en theater) en die meestal ook in een productiegroep zitten. Zij krijgen meer individuele opvolging, er wordt uitgekeken naar interessante workshops, ze gaan in groep naar inspirerende professionele voorstellingen kijken, etc. In de ‘werkplaats’ kunnen zij specifiek dooroefenen of aan een creatie werken, met individuele begeleiding waar nodig. Ell Circo d’ell Fuego – dat o.a. al langer bekend staat om zijn acro specialiteit – heeft naast een orïentatie- en vorderingsniveau ook een derde ‘finaal’ niveau: Het lessenaanbod wordt op maat gekozen en de begeleiding gebeurd vooral individueel en in een eigen acrobatisch collectief. En misschien een belangrijk zinnetje van ECDF hierbij: “het halen van niveau 3 heeft niets te maken met talent maar vooral met doorzettingsvermogen. Een acrobaat die zich volledig geeft en zichzelf daardoor blijft overklassen heeft de mentaliteit om het tot niveau 3 te schoppen”
Wie komt in aanmerking voor deze doorstromingspistes … is het ‘talent’ of gedrevenheid, of beide? In tegenstelling tot sommige andere landen spreken onze circusateliers liever niet over ‘talentenklassen’, een interessante vaststelling die veel vertelt over de eigenheid en achtergrond van circusateliers. We zijn blij als er jongeren kansen krijgen en nemen om door te groeien tot professioneel artiest. Maar wij zijn China niet.