>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #25 (december 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bauke Lievens
Een lange karavaan van woonwagens, caravans en vrachtwagens die het marktplein oprijden. De verwachting die groeit bij elk piket dat in de grond wordt geslaan tot een veelkleurige circustent verrijst. Wie herinnert zich niet de opwinding wanneer het circus in de stad was? Die magische ervaring waar je met opgetrokken knieën op de overvolle tribune zat, onder de gezelligheid van het tentzeil met de geur van zaagsel en paarden in je neus.
Maar toch zijn er vandaag nog weinig circussen die met een tent rondtrekken. Het merendeel van de hedendaagse gezelschappen maakt voorstellingen voor festivals en theaterzalen. Of het circus zo zijn speciefieke circusziel verliest? Bert Heylen vindt van niet: “Ook in dans en theater kan het publiek zeer betrokken zijn bij wat er gebeurt op scène. Die betrokkenheid is niet enkel afhankelijk van de opstelling.”
CircusMagazine trachtte te achterhalen wat programmatoren van cultuur- en kunstencentra drijft om circus op het menu te zetten en sprak met Els Langouche (De Roma in Borgerhout), Gwendolien Sabbe (De Spil in Roeselare), Bert Heylen (De Warande in Turnhout), Kathleen Keymeulen (De Werf in Aalst) en Linda Janssen (Paltehe/CultuurNoord in Overpelt).
Niet alleen voor kinderen
Vaak vindt het circus van vandaag zijn weg naar de cultuurcentra in de familieprogrammering of in een festivalformule. Kathleen Keymeulen: “Bij het publiek leeft nog steeds het cliché beeld dat circus voor kinderen is, maar circus in de zalen is een volwaardige vorm naast de andere podiumkunsten die worden aangeboden in een cc. In De Werf proberen we dan ook te programmeren voor alle leeftijden.” Enkele centra met een festivalformule zijn cc De Spil met De Groote Stooringe en cc De Werf met Cirk!Aalst. Ook het Circustheaterfestival Circo Roma van De Roma in Borgerhout wordt geprogrammeerd in de schoolvakanties en hoofdzakelijk voor een familiepubliek.
De Werf legt dan weer graag de link tussen het zomerfestival waar voornamelijk tentvoorstellingen worden geprogrammeerd en het winterseizoen, gevuld met zaalvoorstellingen. Kathleen Keymeulen: “Enerzijds laat je zo een publiek meegroeien, want het krijgt de kans een gezelschap te volgen in zowel binnen- als buitenvoorstellingen. Anderzijds ondersteunen we zo de gezelschappen, die in de winter binnen spelen om het ganse jaar door te kunnen blijven werken.”
Het feit dat circus stilaan zijn weg vindt naar cultuurcentra en theaters heeft vaak te maken met de geschiedenis en specificiteit van het centrum zelf. Zo programmeert De Roma circus omdat ze zichzelf een ‘volksschouwburg’ noemt en het hedendaagse circus ziet als een kunstvorm met een oorsprong van volks vermaak. De Warande en cc De Spil zijn op hun beurt enkele van de weinige centra in Vlaanderen waar circus een plekje heeft veroverd in de avondprogrammering. Bert Heylen: “Na enkele jaren buitenlandse voorstellingen te hebben geprogrammeerd die balanceerden tussen beeldend theater en circus, vond ik dat die voorstellingen niet langer op hun plaats waren in het theateraanbod. Twee jaar geleden werd er dan beslist om een aparte circusprogrammering uit te tekenen. Dit seizoen hebben we in dat kader vijf circusvoorstellingen op het programma staan.” Cc De Spil kent een iets langere geschiedenis in de programmering van circus, vertelt Gwendolien Sabbe. “Mijn voorganger was één van de pioniers die circus binnen bracht in het cc. Bij het zien van een circusvoorstelling tijdens de Zomer van Antwerpen meer dan twintig jaar geleden, ging er een nieuwe wereld voor hem open. En als circus onder je vel kruipt, blijft het kietelen. Hij bouwde in een tiental jaar stelselmatig een circusprogrammering uit in De Spil. Een heerlijk cadeau dat ik met plezier verder vormgeef.”
Lage drempel
Er zijn verschillende factoren die er voor zorgen dat programmatoren graag circus op het menu zetten. Zo is circus een laagdrempelig, (meestal) woordenloos medium en hebben veel voorstellingen een sterk beeldend en poëtisch karakter. Els Langouche: “Circus is een erg democratische kunstvorm. Het is lichaamstaal, onuitgesproken maar toch ongelooflijk verstaanbaar voor jong en oud en voor alle lagen van de bevolking. Het is ook een heel erg internationaal genre. In welke culturen vind je geen vormen van acrobatie en gespeelde tovenarij? In het multiculturele Borgerhout is het ook zeker een voordeel om uit te pakken met zo’n kunstvorm. Niet dat daarmee de grote aantallen allochtonen de weg vinden naar ons, maar we merken toch dat circus de drempels verlaagt. Het feit dat we niet mikken op het aloude circus met honden die door hoepels springen, lijkt ook mensen te lokken die voordien hun rug gekeerd hadden naar het circus. Zij zijn verrast dat beeld, poëzie en inhoud prachtig kunnen samengaan.” Een andere positieve factor voor programmatoren is dat circus “een manier is om internationaal te programmeren, wat bij theater veel moeilijker ligt door de veelheid aan tekst”, zegt Bert Heylen.
Hoezeer het hedendaagse circus ook aanleunt bij andere kunstvormen, het blijft nog steeds circus en dat betekent aan de ene kant dat er speciale (vaak technische) noden verbonden zijn aan een voorstelling. Aan de andere kant is de logica van het Vlaamse circuslandschap niet dezelfde als die van het theater- of danscircuit, wat onder andere te maken heeft met de spreekwoordelijke kinderschoenen waarin het circus zich bevindt in Vlaanderen. Of kwaliteitsvolle circusvoorstellingen moeilijk te vinden zijn? Bert Heylen geeft aan dat er ongetwijfeld nog progressie mogelijk is voor het Vlaamse circus. “In andere podiumkunsten, zeker in hedendaagse dans, zijn Vlaamse makers toonaangevend en zelfs absolute wereldtop. Denk maar aan Sidi larbi Cherkaoui, Jan Fabre, Jan Lauwers, Anne Teresa De Keersmaeker, Alain Platel,… In het circus is dit nog niet het geval. De diversiteit, rijkdom en kwaliteit van het circus in Frankrijk staan toch verder dan in Vlaanderen.” Linda Janssens zegt hierover: “Het aanbod in Vlaanderen en Wallonië is beperkt en buitenlandse voorstellingen, vooral Franse, zijn dikwijls vrij duur. Ook de kwaliteit is zeer divers, wat zeker te maken heeft met het snelle komen en gaan van gezelschappen. Ten slotte komen de technische faciliteiten die gevraagd worden door de gezelschappen niet altijd overeen met wat wij als cc kunnen bieden.”
Sensibiliseren
Algemeen gesteld blijft een grote uitdaging om het juiste publiek te vinden voor een dergelijke avondprogrammering, want circus past niet in de bestaande categoriën van dans of theater en het traditionele avondpubliek is niet meteen het publiek dat zich identificeert met het cliché beeld dat nog steeds rond circus hangt als een hardnekkige stofwolk. In bijna alle cultuurcentra worden familie- en avondprogrammering dan ook gecombineerd. Er is dus wel degelijk nog werk aan de winkel. Linda Janssens:“Vlaanderen zal moeten vechten om het hedendaagse circus te erkennen als een volwaardige discipline. Voorstellingen moeten meer opgevolgd en gerecenseerd worden in de media. Er zouden meer Vlaamse studenten in de circushogescholen moeten belanden en er is artistieke ademruimte nodig voor de gezelschappen. Ook zullen de subsidies en ondersteuning a ratio verdeeld moeten worden en is de uitbouw van gespecialiseerde kunstencentra voor hedendaags circustheater een noodzaak.”
Met de keuze om circus op te nemen in hun programmering trachten deze cultuurcentra hun steentje bij te dragen aan de ontwikkeling van het hedendaagse circus in Vlaanderen. Sommigen, zoals De Spil, hopen uit te groeien tot een ontmoeting- en uitwisselingsplek voor circusfanaten. Anderen, zoals De Warande, hopen in de toekomst op samenwerkingsverbanden met kleinere centra uit de regio, zodat de programmering van grotere gezelschappen en tentvoorstellingen financieel draagbaarder wordt. Want een eerste stap blijft natuurlijk dat het publiek te zien krijgt wat het hedendaagse circus landschap te bieden heeft.