>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #25 (december 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Liv Laveyne
Een mensenleven kan vreemde wendingen nemen. Zeker in het geval van Philippe de Coen. Werkzaam als tandtechnicus besliste hij op 32(!)-jarige leeftijd lessen trapeze in de vliegende trapeze school Jean Palacy in Parijs te volgen. De hobby werd alras een passie. Hij nam deel aan spektakels, begon bij een traditioneel circus (Bouglione) en ging daarna aan de slag bij het dansgezelschap van Michèle-Anne De Mey. Die ontmoeting zorgde ervoor dat hij een nieuwe weg zou inslaan met circus. In een mix met dans, theater en muziek.
“Ik was het beu om alleen maar stunts, een acrobatennummertje van zeven à acht minuten op te voeren. Ik voelde me gevangen in een systeem. Pas op, ik heb heel veel geleerd van het traditionele circus, maar ik voelde een artistiek gemis,” vertelt de Coen. Na 17 jaar als trapeze-artiest stichtte hij in 1995 samen met een bevriende muzikant, Benoît Louis, een eigen circusgezelschap: Feria Musica.
De toon werd meteen gezet met de debuutvoorstelling ‘Liaisons Dangereuses’ (1997) in een regie van Dirk Opstaele, de artistiek leider van theatergroep Ensemble Leporello. Bewegingstheater werd onklassiek gecombineerd met circusklassiekers: paardendressuur, clownerie en vliegende trapeze. De voorstelling werd een groot succes. Daarna volgde ‘Calcinculo’ (2000) en ‘Le vertige du papillon’ (2004). Uitgangspunt was steeds de organische vermenging van diverse disciplines, niet in een opeenvolging van nummertjes maar als één groot verhaal. Zoals bij een dansvoorstelling of theaterstuk werd er gestreefd naar een overkoepelende choreografie of dramaturgie waarbij de circusartiesten ook als karakters, als personages een band creëren met het publiek.
Another brick in the wall
Dat is ook weer het geval met Feria Musica’s nieuwste productie ‘Infundibulum’.De titel is ook het decor van de voorstelling. Het infundibulum, wat zoveel betekent als trechter, is een grote waaier van houten planken hoog boven de grond. Acht acrobaten schuiven naar beneden en klauteren terug: eerst gedistingeerd, maar algauw steeds zotter, zatter. Lacherig en flirterig, als een gezelschap op een uit de hand gelopen party. Tot de eerste van de trechter naar beneden duikelt in een berg vol kleren. De rest volgt. Sommigen schoorvoetend, anderen dolenthousiast maar allen nieuwsgierig naar wat zich in de donkere dieperik bevindt. Daar verliezen deze engelen hun vleugels en worden ze mensen, mannen en vrouwen. Maar daar houdt ‘Infundibulum’ niet op en gaat dieper dan de aarde, de hel in waar agressie, marteling en waanzin loert.
Het infundibulum heeft veel weg van een helletuig zoals in de schilderijen van Bosch. De scène, gedrenkt in een clair-obscur, doet denken aan Carravagio. En wie dat wil kan in de hondsdolle man (zeker wanneer op het einde ook nog een echte hond opduikt) een knipoog naar Alain Platels dansvoorstelling ‘Wolf’ ontwaren.
De Coen knikt bij de veelheid aan associaties die ‘Infundibulum’ oproept. “We brengen geen compleet af verhaal maar laten de toeschouwers de ruimte om hun eigen verhaal te creëren. ‘Infundibulum’ is voor mij een reactie tegen de muren die we letterlijk en figuurlijk optrekken, tegen wat ons begrensd en gevangen houdt. Het stuk begint op de muur waar de mensen een normaal, maar routineus leven hebben opgebouwd, tot ze losbreken uit dat systeem en de sprong wagen.” In die zin is ‘Infundibulum’ ook een beetje de Coen zijn eigen levensverhaal.
“Maar eenieder ziet er zijn eigen ding in. Ik krijg vaak brieven of mails van toeschouwers: sommigen zien in die houten planken het Joods-Palestijnse conflict waartegen onze wereld elke dag nog opbotst, anderen zien het als een nest waar de acrobaten hun vleugels uitslaan. Het mooiste compliment kwam onlangs van een jongen die zei dat hij het gevoel had alsof hij in iemands hersenen zat.”
Het infundibulum is immers ook de wetenschappelijke benaming voor diverse trechtervormige holtes in het menselijke lichaam: de verbinding in de hersenen tussen hypofyse en hypothalamus, of bij het hart de weg waarlangs gifstoffen worden afgevoerd. In het constante springen en botsen, het vallen en opstaan zoeken de acrobaten/personages in ‘Infundibulum’ ook op hun manier naar zuivering, een catharsis.
Zandloper des tijds
Maar ook science-fiction literatuur maakt graag gebruik van de term infundibulum. Kurt Vonneguts roman ‘The Sirens of Titan’ (1959) spreekt over een ‘chronosynclastisch infundibulum’ als een soort wormgat in ruimte en tijd, een plaats waar heden, verleden en toekomst samenkomen en waar meerdere waarheden bestaan.
Zo is ook de voorstelling van Feria Musica een congruentie van sferen, van disciplines, van oud en nieuw. De ene maal fungeren de houten planken als een helse skateramp voor de artiesten, de andere keer vormen ze de gepatineerde achtergrond voor een intimistische koordact met honderd-en-meer T-shirts. Luchtacrobatie, jongleren en clownerie wordt gecombineerd met hedendaagse dans en muziek.
De hoop van driehonderd kilo kleren waarin de artiesten naar beneden tuimelen, verwijst naar vroegere traditie in het circus. “In plaats van tapijten of netten werd paardenhaver met zand op een hoop geschept,” vertelt de Coen. “Ook in de soundscore hebben we een verbinding tussen gisteren en morgen willen maken.” Er wordt live muziek gespeeld op trombone, draailier en uit recuperatiemateriaal samengestelde percussie-instrumenten. De klanken variëren van Westers klassiek tot etnisch en poppy elektro.
Bij Feria Musica is de muziek nooit zomaar muzikaal behang. De muzikanten zijn van meet af aan bij de repetities aanwezig en worden mee betrokken in het creatieproces. De creatie van’ Infundibulum’ was geen sinecure en nam anderhalf jaar in beslag. Zeven maanden werd gebouwd aan het decor, dat houten gevaarte dat in een helling van 60° op 2,5 meter boven de grond zweeft. Nog eens zolang werd er gerepeteerd met de acrobaten want ook voor hen was dit ‘nieuwe instrument’ een uitdaging.
Feria Musica rekruteerde artiesten bij circusscholen als het Brusselse ESAC en Franse CNAC. “Techniek is uiteraard een cruciaal criterium, maar evenzeer gaat het om karakters die we zoeken. Veel technische begaafde artiesten leren bij ons ook hun persoonlijkheid op theater ontdekken. Bij ‘Infundibulum’ gaat het niet meteen om een show-off van techniek, je merkt pas geleidelijk hoe moeilijk en gevaarlijk het is.”
Circus dat ergens over gaat
Feria Musica moest het lange tijd zonder een cent overheidsgeld rooien (een kleine toelage voor ‘Liaisons Dangereuses’ buiten beschouwing gelaten). “We maakten onze voorstellingen dankzij coproducenten, met geld uit eigen zak en steun van vrienden. Gelukkig ontvangen we inmiddels sinds twee jaar structurele subsidies van de Franse Gemeenschap,” aldus de Coen. Trad Feria Musica de afgelopen jaren vooral op in het buitenland en in Brussel en Wallonië, ook in Vlaanderen raakt het circusgezelschap stilaan gekend. “Festivals als Theater op de Markt, de Zomer van Antwerpen en Humorologie zwengelen de interesse aan, hopelijk ook bij de culturele centra.”
Feria Musica schrijft zich met haar voorstellingen in in de traditie van de Nouveau Cirque, die de afgelopen twintig jaar het circus een ander gezicht heeft gegeven. “Het verhaal, de dramaturgie werd plots belangrijk. Toegegeven, soms ging dat ook overheersen waardoor de echte spirit van circus verloren ging, maar nu zie je een terugkeer naar de pure techniek in circus. Ik vind dat persoonlijk jammer omdat het niets zegt over de wereld vandaag, over het leven. Dat merk je ook als je de kritieken leest: het gaat over energie en kleuren. Niet meer over wat men wil vertellen, de emoties – behalve de bewondering voor de truc – die men wenst op te roepen,” vindt de Coen.
Intussen rijpt alweer een volgend stuk in zijn hoofd. “Het wordt een verhaal over een kind naar volwassenheid, de goesting om groot te zijn maar tegelijk het verlies van zoveel schoons dat daarmee gepaard gaat. Centraal gegeven in het decor wordt een boom annex kraan. De scène wordt wat circus altijd beoogt te zijn: een echte speelplaats met vele karakters en emoties.”