>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #23 (juni 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Liv Laveyne
De nieuwste productie van het Vlaamse circusduo d’Irque en Fien kreeg de fascinerende titel ‘Carrousel des moutons’: schapendraaimolen. Nochtans zijn het geen blèrende beestjes maar wel een vleugelpiano die vanonder het doek komt piepen. Het begin van een sprookjesachtige surreële trip met Fien (Van Herwegen, 30) op een zwevende piano, waarop én waarin Dirk (Van Boxelaere, 40) ‘tussen waken en slapen’ jongleert en zijn evenwichtskunsten vertoont. En zelfs een kleine uit het publiek mag even mee voor een ritje naar dromenland.
Volgend jaar zijn d’Irque en Fien overigens niet meer met twee, maar met drie. Het is te zeggen: het circusduo – dat ook in het dagelijkse leven een koppel is – krijgt volgend jaar een adoptiekindje. Of al dat rondreizen – Dirk en Fien zijn 140 dagen per jaar van huis – geen obstakel vormt? “Sommige kinderen zitten van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de crèche en zien hun ouders enkel twee uurtjes voor het slapengaan. Rondreizen, nieuwe plekken, andere talen, nieuwe mensen, verschillende culturen leren kennen: het circusleven is het meest verrijkende en plezierigste leven dat je je kunt inbeelden,” vindt Dirk. “En we hebben natuurlijk het geluk een koppel te zijn: want anders zou het onmogelijk zijn om met dit nomadenbestaan een relatie erop na te houden, of je moet net heel veel lieven hebben, in elke stad of dorp één,” lacht Fien.
Dirk, jij bent pas vrij laat op je drieëntwintigste begonnen met circus.
Dirk Van Boxelaere: “Ik was op dat ogenblik elektricien, daar had ik ook voor gestudeerd, maar ik deed dat absoluut niet graag. Bij de kathedraal in Antwerpen leerde ik enkele straatartiesten kennen en ik was meteen verkocht: ik heb me op bijna autistische wijze maandenlang in een zaaltje opgesloten om er het jongleren onder de knie te krijgen. Vier maand later had ik mijn eerste straatvoorstelling. Met de opbrengst van de hoed ben ik gaan studeren: eerst aan de circushogeschool in Brussel (ESAC) en daarna in Montréal (Ecole Nationale de Cirque). Daar leerde ik de Canadees Matt Ledding kennen, samen hebben we als het duo Tobe2 tussen 1997 en 2001 alle grote festivals in Europa, maar ook de VS, Canada en Japan afgeschuimd. Tot hij de liefde vond in Spanje en besloot om zich daar te vestigen. Ik maakte en toerde daarna vier jaar met de solovoorstelling ‘Tais-toi et jongle’, een combinatie van interactie en improvisatie met circustechnieken. Maar toen brak ik mijn sleutelbeen. Tijdens mijn herstel leerde ik Fien kennen…”
Eerst was er dus de liefde, daarna pas het circus?
Fien Van Herwegen (lacht): “Ja en nee. Mijn moeder had en heeft nog altijd een winkel in circusmateriaal (‘De Jonglerie’ in Edegem). Dat is natuurlijk een paradijs voor opgroeiende kinderen: mijn jongere broer Kobe deed circusstunts, mijn jongere zus Lotte speelde de popcornverkoopster, alleen ik hield me als oudste wat afzijdig van al dat circusgedoe. Inmiddels is Kobe bekend als goochelaar op de jongerenzender Ketnet, Lotte heeft gestudeerd aan het ESAC maar is wegens te veel blessureleed helaas moeten stoppen. Dat uiteindelijk ik, die fotografie heb gestudeerd, nog het meeste van al in de circuswereld zit, is een speling van het lot. Of beter gezegd van Dirk.”
Dirk: “Toen ik herstelde van mijn sleutelbeenbreuk kwam ik Fien toevallig tegen. Ik herkende haar nog van de winkel van haar ma en herinnerde me hoe ik er Fien vaak piano had zien spelen. Ik vroeg haar of ze me privélessen piano wou geven. Intussen wacht ik nog altijd op die eerste les (lacht), maar hebben we wel samen de circusvoorstelling ‘Oh suivant’ gemaakt. Qua act was dat meteen een hele verandering, waar ik vroeger erop los taterde tijdens mijn acts, zorgde haar pianospel ervoor dat ik mijn mond hield en ik merkte dat niets zeggen een veel grotere impact kan hebben op het publiek. Onze nieuwe voorstelling, ‘Carrousel des moutons’ is nog stiller en meer poëtisch. Dat merken we ook aan het publiek: vroeger hoorden we de toeschouwers, nu voelen we veel meer de reactie van het publiek.”
Carrousel des Moutons is, in vergelijking met ‘Oh suivant’, een technisch huzarenstukje.
Fien: “Het begon met een zot idee: we willen iets doen met een zwevende vleugelpiano, maar dan moet je dat ook praktisch zien te realiseren. Het heeft zeven maanden in beslag genomen om deze piano te laten maken door een speciale machinebouwfirma: een oude vleugelpiano is volledig leeggehaald en omgebouwd om er daarna weer een nieuw klavier in te zetten.”
Dirk: “Technisch gezien is dit een bijzonder zware productie. Dat is een uitdaging, maar het leidt ook af. Ik denk dat voor deze productie 70% van de creatieperiode in techniek is gekropen, en 30% in het artistieke. Doorgaans ligt die verhouding net omgekeerd. Bij mijn vroegere voorstellingen heb ik altijd gewerkt vanuit de circusstunts en daar rond een verhaal gebouwd. Ditmaal zijn we net omgekeerd te werk gegaan Gelukkig hebben we terug beroep kunnen doen op een bijzonder getalenteerd regisseur, de Spaanse clown Léandre Ribera. Hij heeft ervoor gezorgd dat alle puzzelstukjes, de diverse scènes, nu stilaan op hun plaats vallen. Zo’n ‘oeil extérieur’ (extern oog) heb je ook echt nodig omdat je als uitvoerend duo letterlijk en figuurlijk te dicht met je neus op al het materiaal zit. Maar de complexe wisselwerking van het artistieke en technische maakt wel dat deze voorstelling nog meer moeite vraagt om ingespeeld te worden. We zijn op dit vlak heel perfectionistisch: ik durf gerust toegeven dat deze voorstelling pas binnen twee jaar écht op punt zal staan.”
Tijdens de zomer toeren jullie voornamelijk door Frankrijk met buitenvoorstellingen, in de winters zijn jullie in de Vlaamse theaterzalen te zien.
Dirk: “Sinds we ook in de zalen spelen, kunnen we meer in Vlaanderen spelen en daar zijn we blij om. Beide presentatiewijzen hebben hun charmes: in een zaal heb je onmiddellijk de aandacht van het publiek, buiten moet je er echt voortdurend voor waken dat je het publiek niet kwijtraakt en moet je optornen tegen hinderlijke omstandigheden: rondlopende kinderen, een loeiende ambulance, de zon die plots je ogen verblindt. Maar tegelijk hou ik van dat onverwachtse. Mochten we alleen maar in theaterzalen optreden, ik zou het rap beu zijn.”
Fien: “Zonder Frankrijk zou ‘Carrousel des moutons’ eenvoudigweg niet gemaakt kunnen worden. Zeventig procent van onze speelplekken zijn Frans. We hebben voor deze productie op de steun van de Vlaamse Gemeenschap en productiecentrum Dommelhof kunnen rekenen maar die erkenning is eerder een mentale dan wel financiële opsteker.”
Dirk: “In vergelijking met Frankrijk hinken we in Vlaanderen nog enorm achterop. In Frankrijk heb je veel dorpjes van soms maar tweehonderd inwoners die eens per jaar een straattheaterfestivalletje organiseren maar dan ook liever vijf goede circusshows presenteren dan dertig middelmatige. Vlaanderen is eenvoudigweg te klein en het aantal straattheaterfestivals dat uitstijgt boven de braderie/rommelmarkt beperkt. Circustheater wordt er nog steeds verward met circusanimatie. Vroeger ging ik overal waar ik gevraagd werd, ook al betekende dat optreden tussen het springkasteel en smoutebollenkraam, maar daar ben ik selectiever in geworden. Je leert het ene festival van het andere te onderscheiden.”
Is er dan geen veranderende houding van organisatoren en publiek jegens circus waar te nemen in Vlaanderen?
Dirk: “Let wel, ik spreek nu vooral over de buitenfestivals. In de zalen klinkt een positiever geluid. Circus wordt door het cultuurbeleid gepusht en is momenteel bijzonder hip bij de programmatoren van culturele centra. Dat is in dit stadium een goede zaak. Ook voor het publiek dat in de zalen steeds meer kwaliteitsvol circus te zien krijgt.”
Fien: “De ingesteldheid van het publiek verschilt ook naargelang het land waar je speelt. In Italië en Nederland zijn de kinderen koning: daar komen volwassenen naar circus om hun kinderen te plezieren. In Frankrijk willen ouders een circusvoorstelling zien en mogen de kinderen mee. Het is een houding die je ook stilletjes aan meer en meer ziet in Vlaanderen. Ouders willen wel naar circus gaan met hun kinderen, maar het mag niet zomaar om het even wat zijn. Kwaliteit staat voorop en dat is een gezonde evolutie.”
Het Vlaamse circusbeleid zorgt voor een veranderende houding bij het publiek en presentatoren, maar levert het ook meer Vlaams talent op de scènes en in de piste?
Dirk: “Ik denk dat het nog te vroeg is om daar nu al een antwoord op te kunnen geven, daar moet tijd over gaan. Je hebt de vaste waarden: ESAC is een kweekvijver voor circustalent, en de hernieuwde populariteit van het circus zorgt dat steeds meer kinderen en jongeren worden aangestoken door de circusmicrobe. Ik vind het ook een goede zaak dat er subsidies voor circus worden vrijgemaakt, zolang we maar voor ogen houden dat het niet geld is dat een goede voorstelling maakt. Als ik sommige theatergroepen hoor zeggen dat ze geen voorstellingen meer maken omdat ze niet genoeg subsidies krijgen, dan denk ik: mannekes, wat zijn jullie verwend! Als je een voorstelling wil maken, dan maak je er toch ene?! Dat is toch wat ons circusartiesten drijft en hopelijk blijft drijven: de goesting en het enthousiasme om dingen te maken en die aan zoveel mogelijk mensen te laten zien.”