>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #23 (juni 2010). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Gwendolien Sabbe
Gent – Twee mannen op een terras. Kurt Demey en Gili ontmoeten elkaar voor het eerst. Beiden halflang haar, kostuumvest, deugnieterij in de ogen en mentalist. In de verte rommelt onweer. Donkere wolken troepen samen. Damn, konden ze dit niet even voorspellen, of hoe zit dat met mentalisme?
Kurt Demey komt uit de circuswereld, was jarenlang één van de knakkers in de straattheatervoorstelling ‘Hamish & Flamish’ en stond aan de wieg van ‘Gevleugelde Stad’, een internationaal promotiefestival voor circus en straattheater. De openbare ruimte is zijn biotoop. Hij speelt er ‘Gehoornde Man’ en zijn nieuwe voorstelling ‘La ville qui respire’ waarin de stad mentalist is. “Voor mij is mentalisme een doos vol tools, instrumenten die ik gebruik om er een artistieke productie mee te maken, niet zozeer om te entertainen.” Binnenkort gaat hij met ‘Gehoornde Man’ de zalen in, hét territorium bij uitstek van Gili.
Parapipo’s
Gili doorzwom heel wat comedywaters en oogt succes met zijn opmerkelijke zaalshow ‘Iedereen Paranormaal’ en zijn tv-optredens in onder andere ‘De Laatste Show’ (VRT) en ‘Le Plus Grand Cabaret du Monde’ (France 2). “Een mentalist is iemand die doet alsof hij een zesde zintuig heeft, en er heel eerlijk over is dat hij dat niet heeft,” legt Gili uit. “Daarover gaat mijn show ook. Ik toon aan dat iedereen paranormaal kan zijn, als je maar weet wat je moet doen. Toch komen er na mijn voorstelling nog mensen naar me met de vraag om een privé seance bij hen te komen doen. Jammer, want ik reageer juist tégen mensen met zogezegd een zesde zintuig, de charlatans of de parapipo’s zoals ik ze noem. Ze zeggen dat prostitutie het oudste beroep ter wereld is, maar daar ben ik nog niet zo zeker van.”
“Mentalisme is inderdaad iets dat al heel lang bestaat en van alle culturen is,” haakt Kurt Demey in. “Dat fascineert me. Zo is de passie voor mentalisme voor mij trouwens begonnen. Iemand gaf me het boek ‘Reizen door de onderbuik van India. De Magiër’ en zei : ‘Kurt, jij bent al met circus bezig, maar na het lezen van dit boek zul je beginnen met goochelen en mentalisme.’ Ik dacht: ‘No way! Zo een paar konijnen uit mijn hoed toveren, is niets voor mij.’ Maar hij had gelijk. Ik was meteen verkocht. Het boek ging over een Indiër, die beetje per beetje ingewijd werd in de geheimen van de goeroes. Ik ben zelf ook naar India getrokken, met dezelfde bedoeling: zoveel mogelijk goeroes interviewen om zo een kijkje te kunnen nemen achter het gordijn, wat me overigens gelukt is.”
Sherlock Holmes
Een blik achter het gordijn werpen en de geheimen van mentalisme ontsluieren is niet zo simpel als het lijkt. “Het is een gesloten wereld, waar je als leek niet zomaar binnenstapt. Je moet jezelf eerst een stuk bewijzen,” legt Gili uit. Kurt gaat verder: “Maar als je dat wil, kom je poortjes tegen die voor je open gaan. Dat is net het mooie eraan. De eerste keer dat ik bij een magiewinkel aanbelde, ging de deur open, en plots sta je daar in een winkel vol geheimen,” vertelt hij.
Tewerk gaan als een Sherlock Holmes dus. Vastberaden je weg zoeken in een wereld van verborgen winkels, boeken, dvd’s, congressen en internetfora waar mentalisten aller landen hun kennis uitwisselen. “Het is echt een vak dat je moet leren, stap per stap. Ik kan je nu zo een boek meegeven, maar je zal er geen jota van verstaan. Net zoals ik geen fluit zou verstaan van een boek over neurochirurgie,” lacht Gili. “Veel studeren, oefenen en leergeld betalen, letterlijk. Want zo’n boeken en congressen kosten handenvol geld,” vult Kurt aan.
Stilzwijgende code
Eenmaal je ingewijd bent in de wereld van magie, heerst er een stilzwijgende code dat je de trukendoos niet te grabbel gooit. “Laten we zeggen dat het niet geapprecieerd wordt als je uit de biecht klapt,” zegt Gili. “Vandaar dat hij een pink mist als waarschuwing,” lacht Kurt. “Het gaat om geheimen, en als je die verklapt, zijn dat geen geheimen meer.”
Na de voorstelling van Gili komen steevast enkele curieuzeneuzen af met de vraag ‘Hoe doe je dat?’ “‘Goed,’ antwoord ik dan,” grijnst Gili. “Ik vraag hen op mijn beurt mij één goeie reden te geven waarom ik de truc zou uitleggen. Meestal volgt er een flauwe uitleg. Het vervelende met mentalisme is dat de technieken zelf niet moeilijk uit te leggen zijn. Maar er is nog een verschil tussen kennen en kunnen. Als je koorddanst, is het heel simpel om het uit de doeken te doen. Je zegt: ‘Je neemt een stok, loopt op de gespannen draad en houdt je evenwicht, voilà. Hetzelfde met jongleren. Moeilijk is het niet, je gooit enkele ballen in de lucht, je vangt ze, en je smijt ze weer naar boven. Natuurlijk is het meer dan dat. Met mentalisme is dat krak hetzelfde. Het gaat niet over wát je doet, maar hóe je het doet. In die zin maakt mentalisme deel uit van de magie van het circus,” aldus Gili.
Goocheldoos
Mentalisme tover je dus niet zomaar uit je hoed, dat is duidelijk. Zowel Gili als Kurt houden mentalisme en goochelen liever gescheiden. Gili begon als kind met een goocheldoos, leerde de knepen van het vak met tafelgoochelen en magie was lange tijd een onderdeel in zijn shows. “Met goochelen ben je gebonden aan je materiaal en aan je routine. Als je die niet afwerkt, geraak je er niet. Een balletje dat verdwijnt bijvoorbeeld. Het is een manipulatie, goed gedaan weliswaar, maar het blijft een trucske. Met mentalisme kun je veel breder gaan. Er zijn geen grenzen aan de verbeelding van het publiek waarmee je werkt.”
“Met mentalisme kun je inderdaad veel verder gaan,” beaamt Kurt. “Het interessante is dat je een decalage creëert. Het publiek kijkt naar de voorstelling. Ze weten dat wat ze zien, fictie, een scène, een verhaal is. Maar plots gebeurt er iets, bijvoorbeeld ik lees jouw gedachten. Het is iets wat nu gebeurt, wat niet voorbereid, theaterspel of afgesproken spel kan zijn. De fictie wordt in één keer realiteit, alles begint te kantelen. Dat is de decalage. Als je het dan goed aanpakt, kun je ontzettend mooie dingen verwezenlijken met je publiek,” eindigt Kurt.
>> Auteur: André De Poorter
Al in de Oudheid zijn sporen van goochelaars terug te vinden. Deze magiërs en hun trucs oogstten bijval aan hoven en op middeleeuwse markten. Vanaf de negentiende eeuw toonden ook kermisuitbaters belangstelling voor het genre.
Veel goochelaars, ook physikers of physiciens geheten, luisterden toen hun goochelkunsten op met gebruik van demonstraties van apparaten gebaseerd op statische elektriciteit of hydraulische capaciteit. Op die manier brachten ze het grote publiek in contact met de wetenschap. Ook de circussen toonden interesse waardoor nogal wat Belgische goochelaars naam maakten in het circus.
Brusselaar Emmanuel de Verli debuteerde rond 1866 als illusionist bij het Circus Loisset. Later volgden anderen zijn voorbeeld door sporadisch, naast zaaloptredens, circusengagementen aan te gaan: manipulator Donat (1910, Gents Nieuw Circus), illusionist Philippe De Bischop (voor W.O.I, onder andere in Circus Friscot), Nicador (De Jonghe en Friscot), Bosco (1935-37, Circus Saratos) en de 21-jarige buikspreker-magiër Jean-Joseph Arnolis (1926, Koninklijk Circus in Brussel).
Geen enkele goochelaar hield echter meer van circus dan François Emmerechts. Als Fria Ned heeft hij wel twintig circustournees meegemaakt: in België, Zwitserland en Spanje. Hij oogstte vooral succes als ‘duivelse barman’ en als ‘het genie van Bagdad’ waarbij hij ontelbare bloemen en vlaggen uit een ton toverde.
Professor De Groote en zijn helderziende Rosita, die in 1943-44 bij Demuynck optraden, kenden in 1945 veel bijval bij Circus Semay. Als gevolg van dat succes engageerde Circus Tondeurs in 1946 Constant Van den Berghe als goochelaar-telepaat. Deze oom van Johnny Ronaldo zou van dan af, samen met zijn vrouw, als Ali-Ben en Julika jarenlang het circus trouw blijven als helderziende, illusionist en fakir.