>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #27 (juni 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Yohann Floch
Circus is onmiskenbaar een internationaal gegeven. Bestaat er zoiets als een Frans, Nederlands, Engels, Vlaams of Waals circus? De globalisering vertaalt zich ook in het hedendaagse circus. Yohann Floch, hoofd internationale relaties bij het Franse informatiecentrum voor circus en kunsten in de publieke ruimte HorsLesMurs, bespreekt drie Europese trends die zich binnen de circuskunsten ontwikkelen.
Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw lijkt de lange traditie van rondtrekkende artiesten en circusvoorstellingen een nieuwe vlucht te nemen. Gerenommeerde scholen zoals de École Nationale de Cirque van Montréal, de École Supérieure des Arts du Cirque in Brussel en het Centre National des Arts du Cirque in Châlons-en-Champagne trekken studenten aan uit alle landen. Circusscholen als deze, met een internationale dimensie, koesteren niet enkel hun kosmopolitische karakter maar vangen ook studenten op uit landen waar het aanbod aan professionele opleidingen beperkter is. Er bestaan ook Europese samenwerkingsverbanden die zorgen voor de uitwisseling van technische knowhow en de doorstroming van vernieuwende ideeën in het hedendaagse circus.
Maar vooral de spelers op het terrein (festivals, residenties en programmatoren) hebben begeleidende projecten ontwikkeld die bijzonder structurerend zijn en de taak overnemen van het zwakke, soms zelfs onbestaande, plaatselijke cultuurbeleid in Europa. Talrijke organisatoren hebben artistieke gezelschappen reële mogelijkheden aangeboden voor de creatie, de spreiding en de promotie van hun voorstellingen. Deze samenwerkingsprojecten, of ze zich nu richten op een geografische zone dan wel op een bepaald stadium in het productieproces, hebben een concrete impact op de nog jonge circussector, die onvoldoende uitgerust en gefinancierd is.
Deze internationale mobiliteit (van artiesten, creaties, knowhow en ideeën) dient weliswaar nog ondersteund en versterkt te worden, maar heeft al aanzienlijk bijgedragen tot het ontstaan van een gevarieerd en rijk hedendaags arsenaal aan circusperformances binnen Europa. De internationale dimensie van het circus en de recente Europese structurering vinden we subtiel terug in de kunststromingen. Ook deze zijn supranationaal en worden steeds minder bepaald door de plaatselijke culturele situatie waar ze tot stand komen. Bestaat er vandaag de dag een Frans, Fins of Canadees circus? Zeker is dat allerminst. Er is een globalisering aan de gang die ook in de andere kunstdisciplines merkbaar is.
Terug naar de bron: het ‘echte’ circus
Een eerste trend die zich binnen Europa aftekent, is een ‘terugkeer naar de bron’ (ook al heeft dit verleden esthetisch gezien nooit bestaan). Na jaren van multidisciplinair experimenteren wil een nieuwe generatie circusartiesten zich ontdoen van alles wat ze achtereenvolgens ontleend hebben aan de verschillende podiumkunsten, en zo het ‘echte’ circus (terug)vinden. De artiesten hebben er behoefte aan zich beter te definiëren en terug te keren naar de roots van het circus. Verschillende recente voorstellingen getuigen van deze herbronning: Urban Rabbits, geregisseerd door de Hongaar Árpád Schilling; Testé-Détesté van het Franse collectief BAM; het werk van het Franse gezelschap Un Loup pour l’homme of van de Engelsman John-Paul Zaccarini …
Het interessante aan deze trend is dat hij min of meer bewust tegemoetkomt aan het verlangen van de circuskunsten naar erkenning: ze bestaan op zichzelf en hebben geen nood aan tekst, dans, muziek of video. Het circus heeft een eigen artistieke legitimiteit, een innerlijke waarde. De invloed van andere genres leidt tot het onnodig versieren en bezoedelen van deze waarde. Institutionele erkenning is heel zeldzaam binnen Europa: onder meer België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben een beleid dat specifiek aan de sector is gewijd of tonen plannen in die richting. De feiten tonen echter aan dat het structureringsbeleid en de financiële steun niet te vergelijken zijn met die voor dans, theater of muziek.
Mixed media: op de grens van het circus
Een tweede, radicaal tegenovergestelde trend is evenzeer bepalend voor de sector. Deze trend beoogt, meer nog dan de aanwezigheid van verschillende genres op het podium, hun versmelting en poreusheid, zodat een kruisbestuiving tussen kunstdisciplines mogelijk wordt. Die versmelting leidt tot performances waar het circus niet meer is dan één van de artistieke elementen om een boodschap de wereld in te sturen. Choreografen (zoals Koen Augustijnen) en regisseurs (zoals Guy Alloucherie) halen inspiratie uit het circus, maar hun werk kan niet als circus beschouwd worden en staat ver verwijderd van de circusartiesten zelf. Veel kunstenaars flirten met die grens: Phia Ménard, Camille Boitel, Maksim Komaro, Jean-Baptiste André, Jeanne Mordoj, Zimmermann & de Perrot, James Thiérrée, Cridacompany, Jérôme Thomas, Rudi Skotheim Jensen …
Deze intense beweging vindt aansluiting bij het concept van de ‘levende voorstelling’: hedendaagse makers ontdekken het multidisciplinaire (de écriture de plateau volgens criticus Bruno Tackels) en verschuiven de definities zodanig dat de categorieën die de instellingen voorheen gebruikten, geen bestaansreden meer hebben: theater, visueel theater, fysiek theater, objecttheater, mime … Terwijl de internationale programmatoren de pertinentie van deze beweging begrijpen en bijdragen tot haar ontegensprekelijke succes, kijken de beleidsverantwoordelijken perplex toe. Waarom zou de circussector ontwikkeld moeten worden, aangezien de voorstellingen nog zo weinig met circus te maken hebben en de artiesten zelf soms met zoveel moeite op deze sector aanspraak maken? Deze voorstellingen, gepresenteerd in de black box van het theater, bevinden zich op de grens van het circus, maar maken er niettemin deel van uit.
Het urban circus
Uit de veelheid aan trends die we nog zouden kunnen bespreken, pikken we er een laatste uit. Er tekent zich een soort van street circus af die de codes van de street art integreert: ‘casual dress’, hip hop en r&b, acrobatie in golvende bewegingen, smurf en breakdance, decors met graffiti, video …. Wat zijn stedelijke kantje ook mag zijn, we vinden het urban circus terug in de producties Traces van Les 7 Doigts de la Main, een gezelschap uit Québec, in ID van Cirque Eloize, in Petit Mal van het Finse collectief Race Horse Company of in Foté Foré van het Guineese circusgezelschap Mandingue.
Deze performances, gebaseerd op de esthetische codes van de straatkunsten, lokken een groot publiek, net zoals in het eerste deel van de twintigste eeuw het traditionele circus met zijn dieren en nummertjes. Dit type circus is minder gefocust op het individu, de ik-persoon, en is meer doordrongen van noties als ‘collectiviteit’ en ‘culturele diversiteit’. Sociale bekommernissen zijn nooit ver weg. Amusement en virtuositeit zijn er opnieuw aanvaard, iets wat de laatste jaren niet meer het geval was in heel wat artistieke creaties.
Deze esthetische lijn vindt zijn wortels in de sociale bewogenheid van de kunstenaars. Denken we maar aan Circolombia, dat vijftig procent van zijn winsten schenkt aan een professionele circusschool die straatkinderen in Colombia opvangt. Er bestaat een groeiende interesse voor het sociale circus, als interventiemiddel om gemarginaliseerde jongeren, mishandelde vrouwen, vluchtelingen enzovoort hulp te bieden. De Phare Ponleu Selpak in Cambodja of het programma Circo del Mundo van Cirque du Soleil zijn slechts enkele voorbeelden uit talrijke projecten die zich richten op groepen in moeilijkheden. Het Europese netwerk Caravan en talrijke organisatoren en artiesten promoten gelijkaardige lokale initiatieven.
Deze drie tendensen geven aan hoe lokale spelers zich het hedendaagse circus opnieuw toe-eigenen binnen een geglobaliseerde context. Hun creativiteit kan echter slechts gedijen dankzij de combinatie van lokale en Europese investeringen. Het is een kwetsbaar evenwicht, vooral in deze tijden van economische crisis waar alle overheden hun steun aan de culturele sector in vraag stellen.