>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #27 (juni 2011). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Koen Allary
Ik had smetvrees en ben ervan af geraakt. Nee, niet door psychologische begeleiding of gedragstherapie, maar door circus.
Ik vind het heerlijk om te zien hoe artiesten zich in het zweet werken en ik voel mijn lichaam trillen bij hun inspanningen. Ik zie me al main à main doen met mijn vrouw, maar het opvangen zal een probleem zijn, denk ik dan realistisch. Kortom: ik voel me zelf een circusartiest, waarschijnlijk zoals een eerder corpulente voetbalfan zich tijdens een match topvoetballer voelt.
En na een voorstelling komen de artiesten dan vuil en bezweet zoenen. Dat is nu eenmaal hun manier om goedendag te zeggen. Allemaal informeel en vriendschappelijk, maar toch ook wel wat gevaarlijk, zeker voor iemand met smetvrees. Ik heb dus moeten leren amicaal zoenen.
Maar door deze warme vriendschappelijke omgang gaan we soms te zacht met elkaar om. Waarom zijn we zo voorzichtig om te zeggen wat we van een voorstelling denken? We helpen onze vrienden artiesten daar niet mee. Het is natuurlijk niet evident om als niet-artiest ons gedacht te zeggen, het is ergens dansen op een slap koord tussen schroom en onze recht voor de raap mening. Vandaar dat veel toonmomenten en try-outs zo belangrijk zijn om als artiest vroeg de nodige retours te krijgen. Het Circuscentrum organiseert die graag – als er een van de studio’s vrij is – in De Expeditie.
Er heerst wat smetvrees tussen verschillende kunstendisciplines. Het Vlaams Theater Instituut (VTi) en het Circuscentrum hebben die overwonnen. Eerst schoorvoetend, daarna vol enthousiasme, hebben we kennis gemaakt en op een aangename manier samengewerkt om de schotten tussen de theater- en de circuswereld te slopen. Het resultaat is een schitterende editie van het driemaandelijks magazine Courant van het VTi dat volledig gewijd is aan circus en een contactdag in BRONKS tussen het veld van theater, cultuurcentra en circus. Artistieke vrijages tussen zoveel mogelijk kunstdisciplines en structuren is daarbij voor mij het belangrijkst. Het doet er niet toe onder welke noemer, het gaat over goede voorstellingen die raken en emoties oproepen.
Voor mensen met smetvrees is geld vies. Iedereen is er aan gekomen. Je mag je niet indenken dat iemand in zijn neus peutert en dan drie minuten later betaalt met een briefje van 5 euro dat je dan als volgende klant als wisselgeld krijgt. Maar praten over geld is niet vies. Vandaar dat er in de Courant een bijdrage staat over de verdeling van de circussubsidies. Het kleine aandeel creatie confronteert mij. Het artistieke werk is toch op de eerste plaats de humus, de potgrond van onze sector en moet volgens mij toch een belangrijke hap subsidies krijgen. Of de totale subsidiepot moet op termijn hoger – wat vanzelfsprekend mijn voorkeur geniet – of er moet een herschikking komen tussen de verschillende sectoren bij het toekennen van de subsidies. Hoe dan ook ben ik ervan overtuigd dat het Vlaamse circusveld volop aan het groeien is en het totale subsidiebedrag zal daardoor onder druk komen te staan.
Ik vind het belangrijk dat alles op dezelfde plaats ligt. Zo kan ik ervan uitgaan dat er niets bezoedeld en bepoteld is. Het Circusdecreet is een goed – een voor mij proper – decreet, maar toch komen er verschillende signalen dat er aan geschaafd zal moeten worden. Vanuit onze sector komt meer en meer de vraag naar de mogelijkheid tot structurele subsidies. Straattheater staat aan de deur om opgenomen te worden in het Circusdecreet. Zal er een organisator zich als kunstencentrum voor circus willen profileren? De timing van het indienen van de dossiers moet beter op elkaar afgestemd worden. Is het luik promotiedossier wel zinvol? Vele vragen die tot antwoorden en een herlezing van het decreet zullen leiden, maar waar zal de zeep liggen om onze handen te wassen?
Maar nee, de zeep heb ik bijna niet meer nodig. Ik ben van smetvrees af, denk ik.