Een redactielid van CircusMagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wondere wereld van het circus. Neemt ditmaal de pen ter hand: hoofdredacteur Maarten Verhelst.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #53 (december 2017). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Maarten Verhelst
Van december 2008 tot december 2017: negen jaar al werk ik voor Circuscentrum. Al negen jaar wrijf ik in mijn handjes dat ik voor zo een organisatie, en vooral: zo een sector, mag werken. Oké, er zat al eens een baaldagje tussen, een maand ouderschapsverlof of een situatie die mij een slapeloze nacht bezorgde, maar over het algemeen en met enige zin voor overdrijving mag je gerust stellen dat ik de gelukkigste werknemer van België ben.
Een van de mooiste aspecten van m’n job – naast de driemaandelijkse worp die CircusMagazine heet – is de kans om het prille werk van artiesten van dichtbij mee te maken. Een work in progress van een nieuwe creatie: heerlijk. De artiest in kwestie geeft zich voor het eerst bloot, toont in minimalistische omstandigheden een aantal scènes die zowel qua duur, opeenvolging als inhoud nog alle kanten op kunnen. Hij of zij stelt zich kwetsbaar op. Zodanig kwetsbaar dat je het iedereen eigenlijk zou afraden, ware het niet dat dit net het concept van de work in progress is: doelbewust je kwetsbaarheid tonen. Als toeschouwer maak je deel uit van het proces en kijk je met het besef dat dit geen afgewerkt product is, dat alle feedback welkom is en dat alles nog mogelijk is.
Alles is nog mogelijk. Dat besef heb ik ook bij de circussector zelf – en ik ben niet de enige. De circussector is een heerlijke work in progress. Met artiesten, docenten en alle mogelijke beoefenaars die dag in dag uit hun kwetsbaarheid tonen in het midden of aan de rand van de piste. Met Circuscentrum, circusateliers, gezelschappen, festivals, programmatoren, organisatoren, beleidsmakers, onderzoekers, pers, publiek, … op de banken of in de coulissen, niet als verbitterde criticaster maar als volwaardig deel van het boeiende proces dat zich voor hun ogen ontspint. Dat dat proces gepaard gaat met vallen en opstaan, horten en stoten, wij/zij-discussies, wederzijdse verwijten en de occasionele vloek hier en daar, is evident. Het hoort er niet alleen bij, het is ook cruciaal voor de verdere evolutie. Stel je voor dat we elkaar alleen maar zouden doodknuffelen.
Circus is een internationale kunstvorm/ambacht/vrijetijdsbesteding/… (schrap of vul aan naar believen) in volle ontwikkeling. Het gaat razendsnel. In die negen jaar dat ik erin meedraai, volgden de stijlen en trends elkaar in een ijltempo op. Bijna elke nieuwe betekenisvolle maker luidt een nieuwe stroming in. De werkmethoden, zowel op artistiek als pedagogisch vlak, evolueren elke dag. Ondertussen blijven de circusateliers professionaliseren en hun actieradius uitbreiden. En ook op onderwijsniveau zit men niet stil: zowel ESAC, Codarts als ACaPA (de circushogescholen waar de meeste van onze artiesten afstuderen) werken naarstig aan vooropleidingen, aanvullende certificaten en de diversificatie tussen artiest/docent en auteur/uitvoerder. Voeg daarbij de dromen van een KASK School of Arts (Gent) om een master in de circuskunsten op te starten, en je weet dat de stroomversnelling in het circus niet direct zal stoppen.
Natuurlijk zijn er aandachts- en pijnpunten. De meest pertinente lees je op pagina 6 en 7 van dit magazine. De open brief van de circuscommissie aan de minister van Cultuur Sven Gatz is een niet mis te verstane oproep naar meer middelen voor onze sector. Zodat circus in Vlaanderen kan blijven groeien en bloeien. Zodat we geleidelijk aan van een heerlijke work in progress naar een baanbrekende voorstelling kunnen evolueren. Met speelplekken over heel de wereld en alle soorten toeschouwers op de tribune. Premièredatum: onbekend. Dernière: nooit ofte nimmer.