Honderd witte koffiekopjes op scène, sterk en breekbaar, net als de twee performers die zich daartussen een weg banen. Het is een van de sprekende beelden in ‘As long as we’ van Toon Van Gramberen en Hanna Mampuys. Na ‘TYPO’, een creatie met collectief Deux sans Trois, gaat het duo verder als There There Company.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #53 (december 2017). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Lene Van Langenhove // Foto’s: Bart Grietens
‘As long as we’ weerspiegelt hun zoektocht naar wat circus kan betekenen, wat overblijft als het van zijn spektakelwaarde wordt ontdaan. Niet de perfect uitgevoerde figuur is interessant, wel hoe die tot stand komt: met vallen en opstaan, momenten van twijfel en conflict. Hand-op-handacrobatie leent zich perfect tot reflecties over balans en vertrouwen, ondersteunen en loslaten. Maar waarom hebben ze destijds voor deze vorm gekozen? En hoe zijn ze in het circus gerold?
Toon Van Gramberen: “Hanna had al eens een stage acro porté gevolgd en dat interesseerde mij ook dus trokken we samen naar de circusschool in Leuven.”
Hanna Mampuys: “Hiervoor danste ik. Toen ik circus leerde kennen, voelde ik meteen dat dit was wat ik altijd al wilde doen. Op een bepaald moment heeft Toon ons, half voor de grap, ingeschreven voor een straattheaterfestival, waarvoor we dan een heel basic straatact in elkaar hebben gestoken.”
Van Gramberen: “Hanna had al podiumervaring opgedaan bij fABULEUS, voor mij was het de eerste keer dat ik voor een publiek optrad, maar ik kreeg meteen goede respons. Het voelde goed, dus zijn we ermee doorgegaan. Drie jaar later speelden we ‘TYPO’ met Deux sans Trois op Gevleugelde Stad en is de bal echt aan het rollen gegaan.”
Mampuys: “Dat was een kantelpunt. Met vier hadden we quasi zonder budget een voorstelling gemaakt. Onze muzikant studeerde nog, het was best wel intens. We waagden de sprong, als het niet zou aanslaan, moesten we eens goed nadenken welke rol circus kon spelen in ons leven.”
Van Gramberen: “Vanaf dan is het snel gegaan. Uit dat optreden zijn boekingen voortgekomen nog voor datzelfde seizoen, ook in Duitsland. Iemand zei ons dat we er een zaalshow van moesten maken en dus nodigden we theaterbureau Thassos uit om eens te komen kijken, met de vraag of ze een zaalversie van ‘TYPO’ zouden willen spreiden in de Vlaamse cultuurcentra. Het was een ramp, want tijdens onze voorstelling begon Kapitein Winokio te soundchecken en zijn installatie was 15 keer zo groot als die van ons. Gelukkig kon Ruth Bresseleers daar door kijken en besloot ze met ons in zee te gaan. Dus grepen we de kans om van die straatact van 30 minuten een zaalshow te maken, die opnieuw goed onthaald werd.”
Daar hebben jullie de voorbije drie jaar mee getoerd?
Van Gramberen: “Ja, in juni hebben we ‘TYPO’ de laatste keer gespeeld. We hebben drie seizoenen op straat en twee seizoenen indoor gespeeld.”
Vanwaar de beslissing om nu iets te creëren met jullie tweetjes?
Mampuys: “Het parcours dat we met Deux sans Trois hebben afgelegd was heel leerzaam. Ik denk dat we alle vier andere wensen hadden. Op een bepaald moment werd duidelijk dat Toon en ik verder wilden gaan als makersduo en iets wilden creëren waarmee we onze manier van werken verder konden onderzoeken.”
Van Gramberen: “Toen we ‘TYPO’ maakten, viel het op dat Hanna en ik eenzelfde visie deelden. We zijn ook een koppel, dus na de repetities bleven we over de creatie praten. We voelden dat er nog veel was waarrond wij twee wilden werken.”
Mampuys: “We zijn heel fier op het traject dat we met ‘TYPO’ hebben afgelegd, maar het is niet meer wat we nu zouden maken. Dat is logisch, je evolueert.”
Van Gramberen: “‘TYPO’ is een typische eerste voorstelling van een circuscollectief: het gaat over wie we zijn en wat we samen kunnen. De voorstelling is duidelijk onderverdeeld in acts waarin verschillende technieken aan bod komen. Er was de livemuziek van Jef en alles was mooi geblend.”
Maar het mocht wat strakker?
Mampuys: “Het mocht vooral wat verder gaan.”
Wat was jullie inspiratie voor ‘As long as we’?
Mampuys: “Iets wat ons allebei erg bezighoudt en op een manier zelfs beangstigt, is routine. Wij leiden een redelijk onregelmatig leven, maar als we rond ons kijken zien we veel mensen in een erg strak patroon. Iedereen heeft routines, en je wil die soms doorbreken door bijvoorbeeld op vakantie te gaan, maar je houdt er ook aan vast want het geeft je een veilig gevoel. In het begin van het creatieproces zijn we daarover gaan praten met mensen en nadien, in de studio, beseften we dat we zelf ook veel routines hebben. En dat is oké. Gaandeweg voegden we een andere laag toe aan de voorstelling, maar veel materiaal is ontstaan met ‘routine’ als insteek. De scène waarin ik de hele tijd op Toons voeten sta en de grond niet raak, komt voort uit de idee dat je vasthoudt aan een miniplekje en je je niet afvraagt wat er zou gebeuren als je die verlaat.”
Van Gramberen: “De koffiekopjes op scène verwijzen ook naar de routine van het koffiedrinken. Alle theatrale elementen zijn onderweg gesneuveld, alleen het object is gebleven. Dat schrappen ging zover dat we ons op een bepaald afvroegen of we die kopjes nog wel nodig hadden.”
Ontwikkelen jullie materiaal op een organische manier?
Mampuys: “Nu we met twee werkten, zaten we niet meer altijd op dezelfde lijn. De missie om ons makerschap uit te diepen is geslaagd, want we hebben ontdekt wat de verschillen zijn tussen ons. Met mijn choreografische achtergrond heb ik de neiging om iets te maken en achteraf te kijken wat erin zit, terwijl Toon alleen maar wil improviseren. Dat was soms confronterend, maar we zijn naar elkaar toegegroeid.”
Van Gramberen: “Uiteindelijk combineer je beide werkwijzen: soms improviseer je rond iets dat je al een paar keer hebt uitgevoerd, soms herhaal je bepaalde zaken uit improvisaties en leunt het meer bij choreografie aan.”
Zou het anders zijn als jullie geen koppel waren? Het is wel mooi om te zien hoe jullie zijn ingespeeld op elkaar.
Van Gramberen: “Een duo dat geen koppel is, zou deze voorstelling ook kunnen spelen. Duo’s die acro porté trainen zijn sowieso erg ingespeeld op elkaar.”
Ja, op technisch vlak, maar het fijne aan ‘As long as we’ is dat het meer is dan puur het tonen van technisch kunnen. Ik wist niet dat jullie een koppel waren, maar ik vroeg het me wel af tijdens de voorstelling.
Van Gramberen: “In het begin van het creatieproces kregen we een paar keer te horen: ‘Tof dat het zo persoonlijk is, dit gaat echt over jullie’. Dat wilden we helemaal niet, maar als je iets maakt als koppel is de kans groot dat dat erin sluipt. Uiteindelijk hebben we ons erbij neergelegd: het gaat onvermijdelijk ook over ons. Door dat te aanvaarden durfden we plots dieper in de materie van het stuk duiken waardoor het heel persoonlijk overkomt.”
Als kijker zie je twee mensen die teder zijn met elkaar. Of zij in het echte leven een koppel zijn of niet, is van geen belang.
Mampuys: “Inderdaad, zo bedoelen we het ook. Natuurlijk kennen we elkaar door en door, maar het gaat niet enkel over ons twee, het gaat ook over intimiteit in het algemeen.”
En over kwetsbaarheid en elkaar in balans houden?
Mampuys: “Absoluut. We beseften dat heel veel concepten eigen aan acro porté – zoals vertrouwen, je overgeven aan iemand, zorg dragen en evenwicht zoeken – ook een grote rol spelen bij menselijke interactie, dus hebben we geprobeerd om via het ene iets te vertellen over het andere.”
Van Gramberen: “De voorstelling start als een training. We beginnen met ons aan te kleden en meteen daarna volgt de ‘spectaculaire truc’. Vaak houden ze die in het circus voor het einde, maar wij openen daarmee.”
Mampuys: “Ook omdat wij beseffen dat onze circustechniek ons tekent, het bepaalt hoe we met elkaar omgaan.”
Van Gramberen: “De voorstelling evolueert van het formele van de training, waar techniek en strakheid primeren, naar het tedere en organische. Onze persoonlijkheid komt er meer en meer door.”
Wanneer je de tape van het oefenvierkantje wegneemt, breek je het kader ook figuurlijk open.
Van Gramberen: “Dat vierkant staat voor onze trainingsruimte, ons kleine wereldje. Die stomme zaal waar je elke dag je training herhaalt, soms weet je niet meer waarom.”
Mampuys: “Die zone symboliseert ook een mentale staat, die je enkel kan bereiken als alle voorwaarden vervuld zijn om te kunnen samenwerken: je bent niet moe of slechtgezind en je gaat 100 procent je best doen en de ander vertrouwen.”
Van Gramberen: “De lijn in onze voorstelling mag dan wel van de vorm naar het intieme gaan, je ziet het intieme reeds in de vorm, en de vorm schemert op het einde nog steeds door. Doordat we samen werken en samen leven valt dat niet te scheiden. Als wij thuis de kerstboom versieren, kruipt Hanna snel op mijn schouders. Dat is gewoon handig.”
Er zit best wel veel bewegingsmateriaal in jullie voorstelling dat doet denken aan hedendaagse dans.
Van Gramberen: “Zelf vind ik niet dat ik dans in de voorstelling, maar we horen dat wel vaker. Dans heeft zo’n groot domein van beweging geclaimd dat mensen bijna elke vorm van beweging als dans omschrijven.”
Mampuys: “Ik denk dat veel mensen het dans noemen omdat de structuur van de voorstelling veel weg heeft van een dansvoorstelling, er is ook geen narratief.”
Van Gramberen: “In het circuswereldje gaat het vaak over wat circus is, of techniek de essentie is of niet. Ik denk dat we meer terrein moeten claimen en stoppen met voorstellingen te labelen als circustheater of circusdans telkens een circusartiest iets anders doet dan zijn truc. Het is gewoon circus. Circus is niet per se de ene truc na de andere opvoeren. Veel mensen vragen ons hoe we een acro-portévoorstelling van een uur kunnen maken met twee. Wel, je kan op het podium veel meer doen dan trucs.”
Mampuys: “Tot een paar maanden geleden had ik de neiging om de vraag wat ik doe te beantwoorden met ‘fysiek theater’ of ‘dans’. Als je zegt dat je circus doet, creëert dat bepaalde verwachtingen. Voor mij zijn dans en circus onlosmakelijk met elkaar verbonden, het is allebei fysiek.”
Hoe houden jullie het fris en zorg je dat je niet in herhaling valt?
Mampuys: “We wilden deze keer echt iets anders doen. Maar ik zie ons sowieso nooit iets maken enkel omdat het zou werken. Maken is echt een avontuur, je leert elke keer nieuwe dingen die je meeneemt naar de volgende creatie.”
Van Gramberen: “Doordat de voorstelling hoofdzakelijk vanuit improvisatie tot stand kwam, vereist het bij het spelen een open geest en alertheid om te reageren op wat gebeurt. Als Hanna haar voet anders zet, hoe zij op mij reageert, … als je echt blijft in die reacties, leeft dat. Op het einde konden we ‘TYPO’ met onze ogen toe spelen, dan is het belangrijk om te blijven zoeken naar dingen die je verrassen.”
Elk maakproces kent intense momenten. Welke hindernissen kwamen jullie tegen?
Mampuys: “Op een bepaald moment hield de vraag of wat we doen nog circus is mij heel sterk bezig. Wij hebben geen circusschool gedaan en beschikken niet over een toptechniek. Dat we autodidact zijn, was echt een struikelblok. En het kon Toon niet schelen, die vond dat we moesten maken wat we wilden maken, ook als daar geen circustechniek meer inzat. We hebben daar veel over gediscussieerd. Ik wou per se een circusvoorstelling maken. Dan vroeg Toon wat dat inhield, circus. Ik was bang dat we niet voldoende legitimiteit hadden om een voorstelling te maken met weinig techniek. Ik had schrik dat mensen zouden zeggen dat het geen circus meer was.”
Voel je dat soms zo aan dat je niet volledig meetelt als selfmade artiest? Intussen hebben jullie toch al wat street credibility verworven?
Van Gramberen: “Ja, dat blijft toch dé vraag: welke school heb je gedaan? Het is ook wel cool dat we dit hebben bereikt zonder circusopleiding. Maar als je kijkt wat er afstudeert in de acrobatische techniek, dat is topniveau.”
Oké, maar het zijn niet allemaal makers.
Van Gramberen: “Ja, zo denk ik er ook over. Als je dicht blijft bij wat je wil doen, kan je er ook volledig achter staan. En als niemand het goed vindt, jammer, maar het is tenminste je eigen ding.”
Mampuys: “Ik had het daar veel moeilijker mee. Ik kon het ene moment superenthousiast zijn, en het andere moment hard twijfelen: ‘Wie denken we wel dat we zijn?’”
Van Gramberen: “Twijfelen is gezond, je moet jezelf blijven in vraag stellen, maar het mag niet doorslaan.”
Is er uiteindelijk een antwoord gekomen op de vraag wat circus is?
Mampuys: “Wij babbelen daar nog elke dag over, dat begint al aan de ontbijttafel.”
Van Gramberen: “Er zijn duizend visies op circus mogelijk, je hoeft het niet eens te zijn met elkaar. Een choreograaf kan iemand op één been laten rondhuppelen en zeggen dat dat voor hem de essentie van dans is, en niemand zal daar aanstoot aan nemen.”
Een paar jaar geleden werd er veel gepraat over het onderscheid tussen dans en performance. Die discussie is gevoerd en afgesloten, bij circus lijkt het veel trager te gaan.
Van Gramberen: “Ja, omdat we zo dicht zitten op dat métier. Circus heeft eenzelfde openheid nodig als in de dans, dat omvat zowel tango als ballet en hedendaagse dans. Je hoeft ook geen virtuositeit meer tentoon te spreiden om als danser aanzien te worden. In circus is dat nog ondenkbaar. Er zijn er wel die dat openbreken, zoals bijvoorbeeld Alexander Vantournhout en Circus Katoen die voorstellingen maken waar het over iets anders gaat dan de virtuositeit van de trucs. Het begint te veranderen, maar we zijn nog niet verlost van de conservatieve kramp die circus ‘puur’ wil houden.”
Mampuys: “Het is net interessant dat makers een verschillende kijk op circus hebben en dat je dat ziet aan hun voorstelling. Het besef dat je het niet eens moet zijn, is er nog niet.”
Kies je dan toch voor het label circus in plaats van theater of dans omdat je er alle kanten mee uit kan?
Mampuys: “Nee, op dit moment geeft het label circus je niet veel vrijheid.”
Van Gramberen: “Het hangt ervan af. Naar publiek en programmatoren toe is ‘circus’ soms nog moeilijk, maar voor ons als makers en voor wie interesse heeft in hedendaags circus geeft dat wel vrijheid. Maar dan komen we weer terug bij de vraag wat dan wel de essentie is van circus.”