David Bauwens (45) zat ooit kniediep in de wereld van de poëzie maar maakt momenteel eigenzinnige performances met zijn theatercollectief Ontroerend Goed. Kurt Demey (45) van Rode Boom was in een ver verleden bezig met beeldende kunst maar kwam na omzwervingen in straattheater en circus terecht bij magie en mentalisme. Beide heren ontmoeten elkaar in de yurt van Kurt, alwaar hun politiek gekruide gesprek begint met ‘waar zijn nu die beloofde koekjes?’ en verdergaat met…
David: “Jij maakt niet het typische circus dat de mensen verwachten, net zoals wij niet het theater maken dat de mensen verwachten.”
Kurt: “De eerste keer dat ik van jullie hoorde, was rond 2003. Ik had in de jaren daarvoor met enkele vrienden gewerkt aan ‘de poëziekeuken’ en was op die manier bij jullie terechtgekomen.”
David: “2001 is het opstartjaar van Ontroerend Goed als professioneel gezelschap. Als studenten waren wij wel al geobsedeerd door poëzie.”
Kurt: “Maar jullie hebben wel theater gestudeerd?”
David: “Nee, eigenlijk niet. Wij komen allemaal van de Gentse universiteit. Tijdens onze studie hadden we als hobby een literair collectief opgericht. Wij waren enkele jaren vrij intensief bezig met dichtbundels maken, maar we kregen toen al vaak de vraag om met die poëzie op het podium te staan. Hoe doe je dat, poëzie live op een podium brengen? De manier waarop dat standaard gebeurde, gewoon de gedichten voorlezen, bleek niet ons ding te zijn, dus zochten we naar allerlei manieren om er een performance van te maken. We merkten op den duur dat de poëzie ons meer tegenhield dan vooruithielp en dat we beter waren in die performance zelf. Dan hebben we beslist om een performance-theatercollectief te beginnen en is de bal aan het rollen gegaan.”
Kurt: “Rond die periode begon ik ook met het maken van theater, waarin poëzie een belangrijke rol speelde. Ik maakte poëtische performances samen met vrienden. Dat was fantastisch, maar ik had geen idee hoe je het aan de man moest brengen. Wij kregen uiteindelijk vooral steun vanuit de hoek van circus en straattheater. Fabien Audooren (pionier van de Gentse Feesten, red.) was zo iemand die ons had geholpen en raad had gegeven, die we aanvankelijk in de wind sloegen, eigenwijs als we waren. Daardoor bleven er nog wat deuren voor ons gesloten en konden we onze werking niet professioneel uitbouwen, al was ik toen al fulltime artiest.”
David: “Voor ons was het ook een maffe situatie. Alexander (Devriendt, medeoprichter Ontroerend Goed, red.) en ik hadden allebei een universitair diploma op zak. De vraag is dan: wat doen we nu? De keuze om Ontroerend Goed uit te bouwen, was bijzonder moeilijk. De eerste jaren was één grote leerfase. Toen we in 2003 de prijs voor jong werk van Theater aan Zee wonnen, kregen we de mogelijkheid om een professionele structuur in te richten, waar we sinds 2006 structurele subsidies voor ontvangen. Voordien konden we wel al rekenen op projectsubsidies.”
Kurt: “In circus was dat pas mogelijk sinds 2008. Voor die tijd maakte ik veel voorstellingen die alle kanten opgingen, maar er zat geen organisatie achter. Ik heb wel samen met een partner eventjes een eigen bedrijfje gehad waarmee we op een cowboymanier van alles organiseerden. Dat was heel plezant, maar ook heel leerrijk, en we zijn er uiteindelijk ook mee op onze bek gegaan.”
David: “Dankzij het prijzengeld van Theater aan Zee was er voor ons de mogelijkheid om subsidiedossiers te schrijven. Dat was voor ons fundamenteel. Met je eigen geld alles regelen in je zolderkamer, daar geraak je nergens mee.”
Kurt: “Ik ben zeer traag gegroeid en beschouw dat als positief. Subsidies voor circus waren zeker toen nog een op ander niveau dan die van andere kunsten, maar het zorgde er wel voor dat mijn compagnie en andere in één keer serieus konden groeien. Dat is al tien jaar aan de gang en daarin zijn veel succesvolle voorstellingen ontstaan, maar daarachter schuilt veel amateurisme, want ik doe bij Rode Boom niet alleen het artistieke maar ook het zakelijke, wat niet mijn specialiteit is en ik voel dat ik aan het plafond van mijn kunnen zit. Het kantelpunt in het nieuwe Circusdecreet is dat er voor de eerste keer structurele subsidies aangeboden worden. Het is mijn grote droom om iemand aan te nemen voor de zakelijke leiding van Rode Boom zodat we de organisatie van binnenuit kunnen professionaliseren. Maar het idee schrikt mij ook af, want dan word ik een soort directeur die anderen aan het werk zet en ik zie rondom mij dat zulke mensen veel stress hebben.”
David: “De eerste jaren zijn het moeilijkst, omdat je in een nieuwe situatie terechtkomt, en zoals het systeem momenteel werkt, begin je met veel te weinig geld. Daar komt de stress vandaan. Je kan bijvoorbeeld op voorhand niet altijd weten hoeveel werk je kan aanbieden, hoeveel mensen je kan aannemen en voor hoelang. Het is belangrijk om te beseffen dat het wel degelijk een positieve evolutie is en dat je zelf kan bepalen hoe je groeit. Je moet zorgen dat je met de juiste mensen samenwerkt. In een kleine organisatie moet het echt klikken met je medewerkers, je moet conflicten tot op het bot uitpraten en desnoods ingrijpen als het niet lukt. Als het gaat over subsidiëring, ervaar ik dat het perspectief is veranderd. Vroeger werd ons heel duidelijk gemaakt – en dat volgde ik helemaal – dat het geld geen cadeau was voor de kunstenaar zelf. Het was er om de kunst betaalbaar te houden voor het publiek, en zo niemand uit te sluiten. In de VS is die impuls er praktisch niet, en daar merk je dat slechts een kleine laag van de maatschappij het zich kan veroorloven om naar theater te gaan. Bij ons ligt het in de aard van de politiek om juist zoveel mogelijk organisaties de kans te geven om gesubsidieerd te worden, waardoor er een wildgroei ontstaat. En dan is men de bedragen gaan afromen, want de redenering is dan dat je hetzelfde toch moet kunnen bereiken met wat minder. En nu krijg je eigenaardige commentaren als: ‘jullie kunnen toch een beetje meer entreegeld vragen?’ Dat was nu net niet de bedoeling, maar in de politiek wordt zoiets snel vergeten. Er wordt een draai aan de argumentatie gegeven, daar wordt altijd een draagvlak voor gevonden en nu heerst de perceptie dat subsidies cadeautjes zijn voor de kunstenaars.”
Kurt: Ik kan er nog wel inkomen dat de verhoudingen soms misschien wat zoek waren, dat er met subsidiegeld ook lonen van werknemers en andere vaste kosten werden betaald, en er minder kon geïnvesteerd worden in de kunst die de kunstenaar wou maken.”
David: “Ik heb de kunsten altijd gekend als een heel efficiënte sector met een lage overheadkost. Er wordt inderdaad geregeld verteld dat de kunstenaar zelf de dupe is van het systeem omdat hij bij gebrek aan fondsen precies de laatste kruimel brood krijgt. Maar managers en verkopers in het cultuurveld binden evenzeer in en werken relatief goedkoop. Dat is een heel ander beeld dan dat van de zakkenvuller. Er is trouwens geen geld om je zakken mee te vullen.”
Kurt: “We zien ook nu harder dan ooit dat de perceptie over subsidies afwijkt van de realiteit.”
David: “Doordat er van rechtse hoek een ideologische aanval gebeurt op het middenveld, komt er een solidariteit naar boven die ik in het veld nog niet eerder gevoeld heb. Toen ik twintig jaar geleden begon, ervoer ik de kunstensector als hard en genadeloos. Nu zijn we meer op de hoogte van elkaars miserie, delen we de werkelijke feiten en komen we dichter bij elkaar. Ik hoop dat die mentaliteit blijft, wat er ook gebeurt in het politieke landschap. Uiteindelijk gaat de politiek elke vijf jaar wel weer een andere richting uit.”
Kurt: “Maar nu maken ze veel kapot dat pas op langere termijn zal herstellen.”
David: “Dat is typisch. Telkens de politieke kleur verandert, moeten bestaande initiatieven kapot. Wat nu opvalt is het ongelofelijke ongeduld van de N-VA om het middenveld aan te pakken, hoe wanhopig ze dat willen. Op twee maanden tijd willen ze alles veranderen, maar het gaat hier om lopende engagementen afgesproken binnen decreten over verschillende jaren. Waarom kan dat zijn beloop niet kennen? Ik begrijp waar die partij naartoe wil, en het zal nooit mijn ideologie zijn, maar doe het toch in godsnaam op een deftige manier! Maar als ik dan toch één positief ding over minister Jambon kan zeggen, is het dat hij wel de moed heeft om letterlijk te zijn. Je krijgt wat je ziet. Hij toont zich bereid om te luisteren, maar zegt er direct bij dat zijn standpunt niet zal veranderen. Die eerlijkheid is frappant en confronterend, maar ik prefereer die boven iemand die je naar de mond praat en je naderhand toch bedriegt.”
Kurt: “Mijn beroepsmisvorming is dat ik als mentalist altijd onderzoek welke strategie erachter zit, welke manipulatietechnieken worden gebruikt. Toen ik hoorde over de 60% besparingen op de projectsubsidies, dacht ik: dit is opzettelijk overdreven. Eerst iedereen op zijn paard krijgen, in het begin niet verder communiceren en de boel goed laten koken, om vervolgens vanuit een sterkere positie te onderhandelen. Want dan kan er tegemoetgekomen worden en is er veel mogelijk. Nu blijkt dat het harde standpunt niet verandert, is de vraag: wat zit daarachter? Het lijkt erop dat ze bewust het linkse veld willen destabiliseren. Dat die praktijken door zoveel mensen wordt gesteund, doet mij eerlijk gezegd denken aan het Duitsland van voor de Tweede Wereldoorlog. Ik besef dat dit wat karikaturaal gesteld is, en ik wil de huidige Vlaamse situatie zeker niet vergelijken met het nazisme, maar ik zie een link in de propagandastrategie van toen en die van nu. Hoe krijg je een hele meute mee in je plan om zoveel te ontwrichten? Of zou dat allemaal per ongeluk gebeuren?”
David: “Ik denk dat er in de politiek weinig per ongeluk gebeurt. Men kan fouten maken, een beslissing kan verkeerd uitpakken, maar ze wordt altijd genomen met een bewust doel voor ogen, ook al is niet altijd duidelijk wat dat doel is. Zoals het middenveld momenteel wordt neergemaaid, verraadt enerzijds een geloof in een zeer extreme vorm van liberalisme, gelijkaardig aan het Engeland van Thatcher in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Ze geloven dan dat overheidssteun eerder stoort dan helpt. Anderzijds proberen ze nu ook de Vlaamse ziel te pakken te krijgen, en dan krijg je events als het canoniseren van de Vlaamse kunsten en het oprichten van een Vlaams museum. De nieuwe Vlaamse beweging lijkt de Vlaamse geschiedenis te willen inventariseren, gebaseerd op dode kunsten. Maar de essentie van de Vlaamse ziel zit natuurlijk in de levende kunsten.”
Kurt: “De argumenten van zij die de Vlaamse canon bepleiten blijken voor velen inspirerend te werken. Soms weet ik niet meer wie nu wereldvreemd is: zij of ik? Ik vind hen wereldvreemd omdat ik ervan uitga dat artistieke vrijheid en het recht op cultuur evident zijn. Maar anderen vinden mij juist daarom wereldvreemd, en volgen de gedachte dat kunst zoals vroeger meer rond pure esthetiek moet draaien. Ik ben gechoqueerd als ik dat hoor, maar zoiets leeft bij veel mensen. En dan zeggen politici dat belastinggeld niet moet gaan naar mensen die in hun blootje op een podium staan. Doen ze dat om hun achterban te behagen of missen ze zelf de essentie van kunst?”
David: “Ik heb het gevoel dat dat gebruikt wordt om te polariseren. Ze vragen je om kleur te bekennen: ben je voor of tegen geld voor naakte mensen op de scène? Daarbij vermelden ze niet dat de belastingbetaler sowieso bijna niks geeft aan de vrije kunsten. Terwijl het wel om een groot deel van het leven gaat. Ik las deze week een studie waarin men het publiek ondervroeg. Blijkt dat een vierde van het artistiek cultureel publiek in Vlaanderen sympathiseert met de N-VA. Dat is veel groter dan het linkse aandeel. Er kan dus gerust een politieke tegenstander naast je zitten in de schouwburg. En je kan daarmee praten in de bar achteraf en ermee van mening verschillen, dat zal allemaal heus zo verhit niet lopen. Maar in de politiek zelf proberen ze altijd alles scherp te stellen en daar hun voordeel mee te halen.”
Kurt: “Ja, en allemaal in het belang van hun eigen publiciteit natuurlijk.”
David: “Dat is soms zo deprimerend. Als je op zondagmiddag naar ‘De zevende dag’ kijkt…”
Kurt: “Het is nogal een poppenkast, hé?”
David: “Ja, maar allemaal poppen zonder touwen, helaas. Allemaal Pinokkio’s eigenlijk. Als hun neuzen ook zouden groeien telkens ze hun leugens verkopen, ze zouden de kamer niet meer binnen kunnen.”
Kurt: “En ze proberen allemaal ook om zoveel mogelijk oneliners te maken. Maar ze moeten wel een land besturen.”
David: “Wat ik vroeger veel meer zag dan nu, was dat er binnen partijen werd gediscussieerd over de grotere problemen van de samenleving. Nu zet men kleinere problemen in de weg van de echte uitdagingen. De discussie gaat dan niet over het klimaat, maar of je daarover mag spijbelen. Migratie is bijna futiel als je het vergelijkt met het echte probleem, de sociale ongelijkheid. Maar het wordt wel gebruikt om sociale ongelijkheid in de schaduw te zetten. De partij die terug de echte problemen duidelijk kan benoemen, heeft volgens mij iedereen mee.”
Kurt: “Hebben jullie niet een voorstelling gemaakt over het stemgedrag van mensen?”
David: “Dat klopt, dat was Fight Night. Die voorstelling is inderdaad een kritiek op wat ik net zei, waarin het niet om inhoud gaat, maar om de vorm. Er zitten mensen op het podium die door het publiek verkozen willen worden. De toeschouwers hebben elk een bakje waarmee ze kunnen stemmen. De eerste stemronde gebeurt nog voor de kandidaten hun mond hebben geopend. Zelfs met onze bescheiden basiskennis van mentalisme weten we dan al dat het knappe meisje de eerste ronde wint. Maar zodra ze spreekt, verliest ze die meerderheid direct. Geen van de kandidaten zegt eigenlijk waar hij of zij voor staat. Ze zeggen alleen maar op honderd verschillende manieren: ‘kies mij’. Dat geeft een inzicht in de verschillende manieren waarop het stemgedrag kan beïnvloed en gemanipuleerd worden. We slagen er altijd in om een groot deel van de zaal hun stemrecht te laten opgeven tegen het einde van de voorstelling. Eén kandidaat roept daartoe op en die krijgt vooral van jonge mensen veel steun. Die geven hun stembakje af en worden vervolgens door de overblijvers uit de zaal gestemd. Dat is allemaal speels uitgewerkt maar het zegt toch veel.”
Kurt: “Mijn voorstelling Cerebro gaat over gelijkaardige dingen.”
David: “Cerebro, de computer van ‘The X-men’?”
Kurt: “Heet die ook zo? Dat wist ik niet. Mijn voorstelling gaat over indoctrinatie, en ik gebruik illusietechnieken om het publiek te indoctrineren en dus absoluut geen leuk gevoel te geven. Dat was direct ook het moeilijkste aspect van mijn voorstelling, omdat mensen die kiezen voor een avondje ‘circus’ vinden dat ze sowieso een fijne tijd moeten beleven. Concreet richten wij tijdens de voorstelling een sekte op, en ik speel een motivation speaker die workshops aanbiedt waardoor mensen zich beter gaan voelen, zich beter bestand voelen tegen stress en de wereld beter begrijpen. Het begint met het demoniseren van de buitenwereld, die je wil wijsmaken dat er niets voor je mogelijk is. Maar mijn personage zal je de ogen openen, noemt je een winnaar en bewijst dat door een vrijwilliger uit het publiek alles te laten winnen wat die op het podium onderneemt. Daar schuilen mentalistische trucs achter, maar dat weet het publiek niet. Zij geloven het verhaal dat verteld wordt en mogen halfweg de voorstelling een vragenlijst invullen waarbij ze kunnen intekenen om voor 6000 euro die workshops te volgen. Vanaf dan wordt de voorstelling veel kouder en wordt het publiek uitgelegd hoe ze de workshops kunnen volgen, hoe ze anderen kunnen aantrekken om ook in te tekenen en hoe ze op die manier zelf een percentje bijverdienen. Dat zijn allemaal gangbare manipulatietechnieken die in sektes effectief worden toegepast. Op den duur slaat mijn personage zelf tilt van zijn eigen praktijken en voelt iedereen zich ongemakkelijk. En pas tijdens de nabespreking lukt het voor het publiek om te genieten van wat ze net hebben meegemaakt. Maar bij de première in Aalst liep het mis en is de helft van het publiek kwaad naar buiten gelopen. Dat is fantastisch, want stel je voor dat ‘cerebro’ een echte sekte was, dan zouden die mensen er alvast niet ingetrapt zijn. Ze hebben wel geroepen en met dingen gegooid, maar ook geprobeerd om anderen ervan te overtuigen dat ze zich niet mogen laten misleiden. Er kwam dan ook weleens kritiek op het feit dat ik de codes van het theater doorbrak.”
David: “Wij krijgen ook vaak de opmerking dat wat wij doen niet echt theater is. Het enige juiste antwoord daarop is: en dan?”
>> Dit artikel verscheen in Circusmagazine #61 (december 2019) // Auteur: Tom Permentier // Foto’s: Joke Van den heuvel // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be