>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #31 (juni 2012). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bauke Lievens
Meer en meer jonge theatermakers, beeldend kunstenaars en dansers gaan aan de slag met een aantal basisprincipes van het circus. Bauke Lievens zoekt ze op en voelt ze aan de tand. Na Nick Steur en Claudio Stellato is het nu de beurt aan Le G. Bistaki.
Vorig jaar waren ze te zien op Aurillac (Frankrijk) met de magnumversie ‘Le Village’ van hun voorstelling ‘Cooperatzia’. Deze zomer zullen ze met ‘Cooperatzia: Le Chemin’ een middelbare school bezetten in het hartje van Hasselt tijdens Theater op de Markt. Jawel, het Zuid-Franse collectief Le G. Bistaki zet de publieke ruimte graag naar hun hand. In ‘Cooperatzia’ neemt het gezelschap het publiek mee in een heel eigen, bizar universum dat opgedeeld wordt in mannen met handtassen op hun hoofd en anderen met dakpannen in hun kraag. Er wordt gejongleerd en gedanst dat het een lieve lust is. Een gesprek met Florent Bergal, de oprichter van het collectief, die dansen en jongleren als enig alternatief zag voor een studie… oceanografie.
Wat is de achtergrond van de leden van Le G. Bistaki?
Florent Bergal: “We hebben elkaar ontmoet aan Lido (Toulouse), meer dan tien jaar geleden. We zijn allemaal heel verschillend, zowel in onze manier van bewegen op scène als in wat we willen uitdrukken. En dat was meteen de belangrijkste reden om een collectief op te richten: om die verschillen te cultiveren. François Juliot en ik hadden voor Le G.Bistaki een eigen reizend circus dat ‘La Rital Brocante’ heette. Voor ons was circus toen een manier van leven: we zijn vijf jaar non-stop onderweg geweest. Zelf naar de mensen toe gaan, van dorp naar dorp, was toen voor ons de enige manier waarop je ‘echt’ circus kon maken.”
Wat heeft je van mening doen veranderen?
“De vermoeidheid. We deden echt alles zelf. Na La Rital Brocante heb ik een paar jaar gedanst bij verschillende dansgezelschappen in Brussel. Ik genoot er van om toe te komen met het vliegtuig, op te warmen, te dansen en dan gewoon terug naar huis te gaan. Ook de confrontatie met hoe men werkt in de danswereld was voor mij heel leerrijk. Maar na een paar jaar had ik toch zin om terug mijn eigen ding te doen. Toen heb ik een aantal vrienden opgebeld en richtten we samen Le G.Bistaki op.”
De keuze voor een nomadische levensstijl is in zekere zin een politieke keuze, en was dat zeker tien jaar geleden. Heeft Cooperatzia voor jou een politieke (slag)kracht?
“Met Le G. Bistaki zie ik het politieke veel meer op het artistieke niveau. We trekken niet meer rond, maar hebben elk onze respectievelijke appartementen in Nantes, Brussel, Toulouse en Parijs. Maar artistiek gezien voel ik me een grotere onruststoker dan voordien. Met La Rital Brocante was onze voorstelling gewoon een middel om geld te verdienen. Nu heeft ons werk veel meer gewicht, of dat voel ik toch in de discussies na de voorstelling en in de pers. Zo zijn er bijvoorbeeld een heleboel mensen die in ‘Cooperatzia’ een allegorie van het totalitarisme zien.”
“Toch willen we met ‘Cooperatzia’ vaag blijven. We drukken iets uit, we gaan de mensen niet zeggen wat te doen of te veranderen. Ik hou er wel van om dingen te maken die een beetje onrustwekkend zijn. Wanneer je een publiek een perfecte, mooie wereld voorstelt, stelt hen dat gerust. Dat is ook de reden waarom mensen graag naar het circus gaan: het is leuk en gezellig. Maar dat is niet hoe ik mijn ‘metier’ zie. In het werk van My Laika! (laureaat Jeunes Talents Cirque Europe, regie van Florent Bergal) zit er ook iets bijtends. En met Octobre, een trio met een acrobaat en een trapezist waar ik op dit moment aan werk, ontwikkelen we een soort van ‘cirque noir’. In al die verschillende universa is humor een constante, want je kunt elke vorm van geweld op scène zetten, zolang je het maar met humor doet. Het is zoals met whisky: als die te straf is, doe je er een beetje ijs in.”
Heeft de ervaring van veel gedanst te hebben je werk als circusartiest beïnvloed?
“Ik vind de relatie van de danser aan zijn ‘state of being’ heel interessant. Dans kent ook een manier van creëren die continu is, wat niet bestaat in het circus. Een acrobaat doet zijn acro-routine, stopt, denkt na en herbegint. Hij of zij kan niet de ganse dag repeteren zonder te stoppen. In een dansgezelschap daarentegen kom je toe om negen uur, dans je tot 12u om na het middageten verder te dansen tot ’s avonds laat. Je danst acht tot negen uur per dag. Je stopt niet. Ook als je niet ‘danst’, ben je aan het dansen omdat je bijvoorbeeld werkt op het ‘lichaam in stilstand’. Wat ik ook onthoud van de hedendaagse dans is het principe van de improvisatie, wat natuurlijk veel moeilijker is in circus. Maar ik hou heel erg van werken met beelden, ‘states of being’, beleving en improvisatie.”
En wat is voor jou circus?
“Wat ik graag onthoud van het circus is die zoektocht naar kunde. Dat zichzelf overstijgen en steeds verder gaan. In het werk van Le G.Bistaki zit die zoektocht in de manipulatie van de dakpannen en handtassen. Iets anders dat ik met hart en ziel verdedig is de multidisciplinariteit van het circus. Zo heeft ‘Cooperatzia’ een sterk choreografische taal die het gevolg is van de objectmanipulatie. We zijn dus jongleurs en dansers. Tegelijk bouwen we beeldende installaties en onderzoeken we de ruimte, wat ons ook een beetje plastisch kunstenaars maakt.”
“Ik denk graag aan Karl Marx die zei dat de specialisatie op de werkvloer van de mens een ‘fragment van een mens’ maakt. Wanneer je in een fabriek werkt waar auto’s gemaakt worden en waar je vijzen in de deur van een auto vijst, dans maak je geen auto, maar dan draai je vijzen in de deur van een auto. Je bouwt niets. Je kunt jezelf dus ook niet uitdrukken in wat je doet. Als je daarentegen aan tien mensen vraagt om samen een auto te bouwen, krijg je een heel ander verhaal. Kunst werkt voor mij op dezelfde manier: als ik alleen maar jongleer, zal ik me niet kunnen uitdrukken als mens. Ik heb een circusopleiding gekregen, een pluridisciplinaire vorming, dus soms kan ik me enkel uitdrukken door 2000 dakpannen te installeren, soms enkel door te dansen en nog weer anders door muziek te spelen. Hoe meer middelen ik heb, hoe beter.”