>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #45 (december 2015)
>> Auteurs: Gwendolien Sabbe & Maarten Verhelst – Foto’s: Bart Grietens
>> Voor overname artikel: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
‘Jamais deux sans trois’ luidt het Franse gezegde. Maar het Leuvense gezelschap Deux Sans Trois doet het met vier: drie circusartiesten en een flexibele muzikant ondervinden in ‘TYPO’ de gevolgen van een groep op het doen en laten van elk individu. Fysiek theater, circus, dans en muziek vloeien samen in een aanstekelijke voorstelling. CircusMagazine sprak met de circassiens – Hanna Mampuys, Toon Van Gramberen en Annemie Pierlé – over retrobadpakken, Sartre, collectieve creatieprocessen, de selfmade artiest en zwaktes die sterktes worden.
Ze zijn al jarenlang gekend als steengoede docenten en begeleiders van jongerengroepen, maar stilletjes aan bouwden ze ook aan hun artistieke carrière. Hun opleiding is enerzijds universitair (“Zal misschien nog van pas komen als het lichaam niet meer mee wil”), anderzijds circuspedagogisch (Annemie en Hanna volgden de Formation Pédagogique in Brussel). Toon stroomde al jonglerend Cirkus in Beweging (Leuven) binnen; hij en Hanna zijn er vaste docenten, ook van de circushumaniora. Enkele jaren geleden zegde hij zijn job als maatschappelijk werker op om de sprong te wagen en enkel van circus te leven. Met succes. De vierde van het gezelschap, Jef Hendrikx, studeerde onder meer aan het Lemmensinstituut en combineert zijn muzikale talenten met een fulltime job als IT’er. Het duurde met andere woorden een hele tijd vooraleer deze vier figuren hun krachten bundelden.
Wanneer hebben jullie beslist om samen een voorstelling te maken?
Hanna Mampuys: “Drie jaar geleden, tijdens de groote stooringe in Roeselare, zijn we erover beginnen praten.”
Annemie Pierlé: “We deden er mee aan het project ‘Bodies in Urban Spaces’ van Willi Dorner en deelden een slaapkamer. Zo waren we op een gegeven moment aan het praten over de circusvoorstellingen die we al gezien hadden, en dat we dat toch ook zouden kunnen.”
Mampuys: “Dat we ons niet minder moesten voelen omdat we geen circushogeschool hadden gevolgd.”
Pierlé: “Zo hebben we onszelf opgekrikt en uiteindelijk zeiden we ‘Komaan, we doen het gewoon.’ Een paar weken later kwamen we voor het eerst samen.”
Toon Van Gramberen: “We hebben toen ook direct Jef meegenomen.”
Hanna: “Al grappend hebben we nog gezegd: stel je voor dat we binnen drie jaar op de groote stooringe staan met onze voorstelling (het circusfestival de groote stooringe vindt om de drie jaar plaats, red.), dan is de cirkel rond. En kijk, afgelopen september was het zover.”
Maar in tussentijd blijven jullie ook nog steeds lesgeven?
Pierlé: “Voor mij is dat meer een financiële oplossing. Het geeft je zekerheid.”
Van Gramberen: “Alles wat met creatie te maken heeft, is tof. Ook het aanleren bij jongeren, zien hoe het bij hen ontwikkelt. Ik wil dat zeker blijven doen. Werken op theatraliteit, op creatie, meer dan louter techniek. Bij jongeren het breder kader proberen scheppen, dieper ingaan op de dingen. Het zet je zelf ook aan het denken. Wat wil je je leerlingen meegeven? Objectmanipulatie, de relatie tot het object, … Niet per se met die woorden, maar wel die essentie.” (lacht)
Mampuys: “De lessen drama en creatie die ik geef zijn ook voor mezelf interessant. Ik test veel, ben constant aan het kijken. Het doet mezelf ontwikkelen.”
Van Gramberen: “In die lessen gebeuren dingen die je niet gepland had. Je installeert iets waar dan iets totaal anders mee gebeurt.”
Mampuys: “Je legt met die groepen een weg af waarvan je nooit had gedacht dat het zo ver zou geraken.”
Deux Sans Trois was niet jullie eerste samenwerking op het podium.
Van Gramberen: “Hanna en ik hadden al een acro-porténummer waarmee we op straat speelden. Dat werkte wel. Voor mij was het trouwens een echte openbaring, ik had geen enkele artistieke voorgeschiedenis. Maar op het podium staan… ik had het gevoel dat ik iets ontdekt had.”
Pierlé: “En dan was er natuurlijk Circus BAF.” (algemene hilariteit)
Van Gramberen: “Ja, maar moeten we dat wel vermelden?”
Pierlé: “We hebben er toch mee in het jaarboek gestaan? Alleszins, het was een semiprofessionele productie van Cirkus in Beweging. Wij drie speelden erin en ook nog Jonas en Arne.”
Van Gramberen: “Het ging over het traditionele circus waar altijd iets mis gaat.”
Pierlé: “Ik was de strong woman.”
Mampuys: “Ik de ballerina!”
Van Gramberen: “Ik was de pistehulp. Allemaal clichépersonages dus.”
Je doet er nu misschien wat laatdunkend over, maar onderschat het belang van dergelijke ervaringen niet in je parcours. Het zijn momenten waarop je dingen uitprobeert.
Mampuys: “Je leert daar inderdaad veel uit. Trouwens, laten we niet vergeten: de schouwburg in Leuven was volledig uitverkocht. Er waren zelfs relletjes buiten omdat een aantal mensen niet meer binnen mochten!”
Van Gramberen: “Dat was inderdaad het hoogtepunt. Maar we hebben ook in Center Parcs en consorten opgetreden, voor kinderen die net uit het zwembad kwamen. We hebben zelfs in het zwembad animaties gegeven.”
Pierlé: “Ook in het ballenbad.”
Van Gramberen: “In van die retrobadpakken. Het optreden in de schouwburg was onze dernière. We zijn gestopt op ons hoogtepunt.”
Mampuys: “Ja, laat ons het daarbij houden.” (lacht)
Van Gramberen: “We hebben er toch veel van geleerd.”
Mampuys: “Vooral wat we niet meer wilden doen in de toekomst.”
Niemand van jullie heeft circushogeschool gevolgd. Voelt dat aan als een gemis?
Van Gramberen: “Ik ben laat met circus begonnen en toen ik de smaak volledig te pakken had, heb ik wel vaak gedacht: shit, waarom heb ik dit niet vroeger ontdekt? Dan zou ik zeker voor een circushogeschool gegaan zijn. Maar nu heb ik dat gevoel minder, we hebben intussen een parcours afgelegd dat ook niet slecht is.”
Mampuys: “Tegenwoordig vind ik dat je geen circushogeschool moet volgen om een goede circusartiest te worden of een goede voorstelling te maken. Daar zijn veel voorbeelden van – al zeg ik niet dat wij daar een voorbeeld van zijn. Het is natuurlijk wel zo dat je opleiding een visitekaartje is, het opent deuren.”
Van Gramberen: “Langs de andere kant merk je ook dat jonge afstudeerders best wel wat tijd nodig hebben om van hun school los te weken. Of dat ze eerst drie jaar toeren met hun afstudeernummer, om pas daarna een heel andere weg in te slaan. Het is dus allemaal relatief.”
Pierlé: “Ik denk dat de technische bagage die je er opdoet, echt een meerwaarde is. Drie of vier jaar vollen bak trainen, je maar met één ding moeten bezig houden, geen andere studies of jobs, … dan is je niveau wel erg hoog. Het is geen must om een circusopleiding te volgen, maar ik moet wel zeggen dat ik er alles aan gedaan heb om wel ergens binnen te geraken. Ik ben bij veel scholen gaan aankloppen, maar het is nooit gelukt. Een erg frustrerende periode vol twijfel over mezelf. Zo’n diploma maakt het je volgens mij wel gemakkelijker. Alleszins, er zijn geen regels hoe een parcours moet verlopen. Er zijn genoeg voorbeelden van hoe het anders kan.”
Er zijn inderdaad mooie voorbeelden van selfmade artiesten die betekenisvol werk afleveren én succes hebben.
Van Gramberen: “Zeker. Het is geen blamage dat je geen hogeschool hebt gevolgd, wel integendeel. Eigenlijk zijn dat ook wel de mensen naar wie we het meest opkeken, bedenk ik nu. Bram Dobbelaere en Sander De Cuyper van Pol & Freddie en Cie Ea Eo, Iris Carta en Jef Naets van Cie Circ’ombelico. ‘Da/Fort’ was een supersterke voorstelling, heeft meer dan 500 keer gespeeld over heel Europa, zonder dat het acrobatisch hoogtechnisch was. Het was hun eigen artistieke signatuur en het concept die het tot zo een succes maakten.”
Haal je daar trots uit, dat je het volledig op eigen kracht hebt gedaan?
Van Gramberen: “Ergens wel, denk ik. Al kan je natuurlijk niet zeggen dat iemand die afgestudeerd is aan een circushogeschool, het niet op eigen kracht heeft gedaan.”
Pierlé: “Maar bijvoorbeeld het feit dat we niet met een regisseur gewerkt hebben, dat we de voorstelling helemaal zelf hebben gemaakt, maakt mij wel trots.”
Jullie voorstelling gaat over de dynamiek tussen groep en individu. Zijn dat zaken die je in het creatieproces bent tegengekomen en die je hebt verwerkt in de show?
Van Gramberen: “Onbewust wel, ja. Ik weet nog toen we met Randi De Vlieghe werkten, dat we hem vroegen: waarover gaat de voorstelling volgens jou? Hij antwoordde: over wie jullie zijn en wat jullie kunnen. Aanvankelijk waren we wat beledigd: oei, is het dat maar, dat is wel wat weinig. Maar dat is niet weinig, dat is heel veel. Als je dat op de juiste manier in beeld kan brengen, werkt dat. En het klopt: het verschil in dynamiek tussen ons als karakters, zit zeker in de voorstelling.”
Mampuys: “Het startpunt was hoe je als individu nooit ‘blanco’ kan zijn als je in een groep zit, want je wordt bepaald. We hebben dat in het begin heel abstract onderzocht en veel over gepraat. Geleidelijk aan is het steeds meer concreet geworden.”
Van Gramberen: “Een beetje zoals Sartre zei: je bent alleen maar wie je bent in de perceptie van iemand anders. Als niemand je op een bepaalde manier ziet, ben je niet zo.”
Mampuys: “Als je jezelf keicool vindt, maar niemand anders vindt dat, dan ben je niet cool. Da’s een interessante spanning om mee te werken.”
Van Gramberen: “Allez, volgens Sartre ben je dan niet cool. Volgens andere filosofen waarschijnlijk wel.” (lacht)
Mampuys: “Het is ook tekenend voor ons creatieproces dat we niet anders konden dan vertrekken van wie we zijn en wat we kunnen. Soms zeg je wel: we willen dit of dat proberen, we willen zoiets maken, maar gaandeweg merk je dat dat gewoon niet gaat. Samen kunnen we dat niet. Maar we kunnen wel iets anders. Zeker naar het einde van de creatie toe ontstonden de dingen die we maakten erg organisch. We kregen er een flow in. Dat vind ik de beste stukken.”
Er hangt een romantisch beeld rond die collectieve creatie, terwijl het toch zeker niet evident is. Vaak is het zo dat als het eindproduct goed is, alle problemen worden vergeten. Maar hoe pak je dat aan tijdens de creatie?
Mampuys: “We hebben van in het begin duidelijke afspraken gemaakt, ook artistiek. Voor een creatieperiode spraken we af wie welk deel zou leiden: improvisaties aanbrengen, vooronderzoek doen rond beelden of muziek, …”
Van Gramberen: “Een goede voorbereiding helpt enorm. Zodat je niet in de creatiezaal staat en zegt: wat gaan we nu doen? Om vervolgens te verzinken in discussies en frustraties.”
Mampuys: “Naar het einde van de creatie toe lukte het heel goed om samen te bedenken wat er nog ontbrak, en omgekeerd, samen te beslissen wat we moesten schrappen. Zo hebben we bijvoorbeeld zonder slag of stoot een heel mooie scène geëlimineerd, omdat we voelden dat het niet klopte.”
Van Gramberen: “Conflicten zitten vaak in de details. Maar een creatie moet ook over details gaan, dus je kan ze niet vermijden.”
Hoe is het om met Jef Hendrikx te werken, een muzikant met geen enkele achtergrond op vlak van circus?
Van Gramberen: “Hij was van in het begin bij ‘TYPO’ betrokken. Hij schreef alle muziek voor de voorstelling, maar we wilden geen scheiding maken tussen de circusartiesten en de muzikant. Dus doet hij op scène veel meer dan dat. Jef zegt op elk idee ja. Zo zijn er acrobatisch veel dingen ontstaan.”
Mampuys: “Hij heeft ook een ongelooflijke naturel op het podium. Hij is daar gewoon mee geboren.”
Van Gramberen: “Tijdens de creatie deden we vaak improvisatieoefeningen. Bij momenten speelde hij ons gewoon naar huis. Hij is zo oprecht en reageert zo juist. Zelfs Bram Dobbelaere, die ons af en toe coachte, zei: wat een klootzak, die doet niks en dat klopt gewoon.”
Mampuys: “Al was het voor hem natuurlijk niet altijd even gemakkelijk met zijn fulltime job. Hij kwam vaak ’s avonds aansluiten nadat wij al een hele dag hadden gewerkt en bepaalde vorderingen hadden gemaakt. En dan moest hij nog beginnen met de knop om te draaien in zijn hoofd.”
Wat is tegenwoordig de grootste uitdaging voor een circusgezelschap volgens jullie?
Mampuys: “Iets relevants doen. Voorbij de entertainment gaan.”
Van Gramberen: “Jezelf blijven ontwikkelen. Jezelf niet herhalen. Het is niet omdat je als artiest of gezelschap bent vertrokken in een bepaalde richting dat je je daar op moet vastpinnen.”
Pierlé: “De uitdaging van alle artiesten en mensen die kunst maken: blijven zoeken naar vernieuwing, niet op zeker spelen. Mensen verbazen.”
Mampuys: “Ik ben soms bang dat als we te oud zijn om onze circustechniek nog goed te doen, dat we dan onze legitimiteit verliezen om op een podium te staan. Ik worstel daar wel mee.”
Van Gramberen: “Ik heb dat niet. Het belangrijkste is een goeie voorstelling maken, een goed beeld is een goed beeld. Er gebeurt iets op een podium, mensen kijken ernaar en raken geïnspireerd, ze denken erover na. Of ze kijken gewoon een uur geboeid, dat is voor mij allemaal goed.”
Jullie sterkte is ongetwijfeld het feit dat jullie niet vertrekken van straffe circustrucs en je daar vervolgens achter verbergen.
Mampuys: “Dat is zo. Je leert van in het begin te creëren met de tekortkomingen. Dat is iets wat me heel hard interesseert: van je zwaktes je sterktes maken.”
Van Gramberen: “Daar begint creativiteit. Het is pas op de lastige momenten, wanneer je echt tegen je grens aanzit en bepaalde zaken niet lukken, dat er iets komt waarvan je denkt: hier wordt het interessant. Dat is ook iets wat we fysiek kunnen onderzoeken. Wat kan wel, wat kan niet. Wat zijn de beperkingen.”
Mampuys: “Beperking is misschien een wat lelijk woord. Eerder: wat maakt je uniek als artiest, als gezelschap. En daar dan echt uithalen wat erin zit. Het heeft geen zin om andere mensen te kopiëren.”
DO
>> Vraag jezelf af wat je wil maken en waarom.
>> Improviseer rond veel ideeën. Het eerste is zelden het beste.
>> Durf te vragen: extern oog, tips van collega’s, hulp van iemand wiens werk je boeit.
>> Blijf jezelf verrijken, bekijk voorstellingen (niet alleen circus), volg bijscholingen.
>> Test regelmatig nieuw materiaal voor een echt publiek.
DON’T
>> Kopieer niet, ontdek je eigen stijl.
>> Vertrek niet louter van circustechniek.
>> Neem jezelf niet te serieus. Je creatie des te meer.
>> Luister niet naar elk advies.