De circusliefhebber kent Marjolijn Midori (26) misschien als zorgclown en van haar ontwapenende bijdrage aan de coronavoorstelling Applaus van Circus Ronaldo. Het toeval bracht haar in dat gezelschap: ze vroeg gewoon of ze met haar caravan de lockdown bij hen mocht doorbrengen. Barbara Raes (44) werkt met haar organisatie Beyond The Spoken rituelen op maat uit en heeft een uitgebreid verleden in de cultuursector. Beide dames hadden elkaar nooit eerder gezien, maar hun gesprek meandert moeiteloos tussen clownerie en dood. “Eigenlijk is het een paradoxaal beeld, een clown aan een sterfbed. Maar net daarom kan het werken.”
Barbara Raes: “Ik heb lang gewerkt in de cultuursector, als artistiek leider van BUDA in Kortrijk en Vooruit in Gent. In 2014 ben ik er op een abrupte manier mee gestopt. Hoe graag ik het werk ook deed, ik liep tegen een muur aan. Na een pauzejaar besloot ik een opleiding te volgen in een domein waar ik absoluut niks van kende. Dat werd uiteindelijk uitvaartbegeleiding, wat ik zes maanden in het Verenigd Koninkrijk heb gevolgd. De eerste dag was de zwaarste omdat we in het crematorium moesten toekijken hoe een lichaam in de vlammen opging. Daarmee omgaan was een hele oefening voor mij. De cursus was wel een kantelmoment in mijn leven, ik heb er ontzettend veel geleerd. Zo kregen we geregeld vragen voorgeschoteld over onze eigen waarden, onze relatie tot religie en spiritualiteit. Het is belangrijk jezelf daarin zeer goed te kennen als je mensen in rouw begeleidt, maar die vragen kwamen ook op het juiste moment in mijn leven. Ik was immers nog bezig met mezelf op vele fronten te ‘repareren’ van mijn burn-out. Als slotopdracht moesten we een fictief afscheidsritueel voorbereiden. Toen wist ik dat ik daarmee verder aan de slag wilde gaan. De traditionele rituelen hebben hun kracht wat verloren en ik wilde alternatieven ontwikkelen die zijn aangepast aan de tijd, bijvoorbeeld voor nieuw samengestelde gezinnen, andere manieren van wonen, andere manieren van leven. Zo begon mijn onderzoek in Gent en, nadat ik een muur vol kleefbriefjes heb geplakt, ook mijn organisatie Beyond The Spoken, waarin ik op maat gemaakte rituelen uitwerk. Maar ik ben veel te veel aan het praten, onderbreek me gerust, hé.”
Marjolijn Midori: “Die kleefbriefjes herken ik alvast. Mijn muur hing ook vol toen ik op zoek ging naar wat ik wilde doen in het leven. Als tiener speelde ik al theater en musicals, maar toch koos ik voor een studie arabistiek aan de universiteit van Gent, wat ik uiteindelijk niet heb afgemaakt omdat ik, net als jij, last had van overprikkeling. Na een periode van reizen en helpen op boerderijen, ontdekte ik dat ik eigenlijk clown wilde worden. Niet gemakkelijk om aan je vader uit te leggen! (lacht) Ik begon met een opleiding tot zorgclown. Ik liep stages in ziekenhuizen en vond er uiteindelijk ook werk. Twee keer per week bezocht ik de kinderafdeling met mijn kostuum en mijn gitaar. Ik begeleidde de patiëntjes op hun doodenge tocht naar de operatiekamer, zonder per se veel te doen. Gewoon aanwezig zijn is vaak het beste.”
Raes: “Bijzonder dat je het over de gang hebt. Dat is wat mij betreft de meest rituele ruimte in een ziekenhuis, en niet alleen bij zulke spannende verplaatsingen: de gang is ook de plek waar mensen wachten, elkaar ontmoeten, met elkaar aan de praat geraken. Er gebeurt zoveel in de gang.”
Midori: “Vind ik ook. Ik bezocht als clown geregeld de wachtkamer, maar werd later ook ingeschakeld bij de afdeling spoedgevallen en uiteindelijk bij palliatieve zorgen. Met een piepklein hartje ben ik op de vraag ingegaan om daar bezoekjes te brengen. Op de eerste kamer die ik aandeed zei ik tegen de patiënte: ‘Ik heb gehoord dat jij doodgaat en ik heb geen flauw idee wat ik hier kom doen.’ Haar reactie was even dapper als fragiel: ‘Ik ga inderdaad dood en ik vind het fijn dat jij dat benoemt, want niemand spreekt erover. Dat is één groot taboe.’ Daaruit heb ik geleerd dat ik vooral eerlijk en transparant moet zijn als zorgclown. Verder heb ik ook veel muziek gespeeld en massages gegeven.”
Raes: “En altijd in je clownskostuum?”
Midori: “Ja, het leuke is dat je vrij spel krijgt zodra je de rode neus opzet. Dan kan ik dingen doen die niemand zou aanvaarden als ik gewone kleren droeg. Ik beschouw mijn clownskostuum als een masker waardoor maskers afvallen en zo ontdekte ik hetzelfde als jij, dat standaardrituelen soms niet voldoende zijn. Ik herinner me bijvoorbeeld een vrouw met pancreaskanker, die palliatief verklaard werd. Ze had een opgezwollen buik van opgestapeld vocht in haar lichaam. Ze zei tegen mij: ‘Ik ben blij dat je hier bent, zodat je mij kan opvrolijken, want ik kan niet meer huilen.’ Ik antwoordde met een grapje: ‘Dat is logisch, want je houdt je tranen binnen en daardoor zit je buik vol met vocht.’ De azuurblauwe steen, die ik toen rond mijn nek droeg, heb ik aan haar afgegeven met de woorden: ‘Als je die in je hand houdt, begin je te huilen.’ Niet dat ik haar ertoe wilde forceren, maar ik voelde dat ze een zetje nodig had. Ik denk dat ze begreep dat ik het niet erg vond dat ze verdriet had, en ze begon inderdaad te huilen. Dat gebeurde elke keer dat ik haar bezocht. Na haar dood vernam ik dat de familie de blauwe steen mee met haar had begraven.”
Raes: “Eigenlijk is het een paradoxaal beeld, een clown aan een sterfbed. Maar net daarom kan het werken.”
Midori: “Het is van die paradoxen dat ik houd. Uiteindelijk kan je geen licht hebben zonder donker, geen leven zonder dood, geen vreugde zonder verdriet.”
Raes: “Ik hoop dat je aan mijn bed staat als het zover is.” (lacht)
Midori: “Ik ging altijd intuïtief te werk bij mijn bezoekjes op de palliatieve afdeling. Het helpt als je vertrekt zonder plan en zonder verwachting. Niets moet. En achteraf velde ik ook geen oordeel.”
Raes: “Dat zegt iets over de fluïditeit van je personage. Omdat niets moet heb je geen professionele ‘functie’. Net daarin zit een grote kracht. Ik probeer ook zo te zijn. Ik zou allerlei ‘beroepen’ op mijn naamkaartje kunnen zetten: afscheidsbegeleider, rouwtherapeute, traumatherapeute, rituelenbouwer, onderzoeker, curator. Maar in plaats daarvan kies ik ervoor om geen naamkaartje te hebben. Ik koester de vrijheid van het ‘gewoon zijn’, wat niet betekent dat ik niet professioneel te werk ga, integendeel. Ik ben juist heel zorgvuldig in mijn werk. Ook moet ik mezelf actief beschermen van het verdriet van de mensen waarmee ik rituelen uitvoer. Het kan ook niet anders. Je mag hun verdriet niet incorporeren. Het zijn hun tranen, niet de jouwe.”
Midori: “Oh, dat zou ik ook nog willen leren! Lukt dat jou echt altijd?”
Raes: “Dat gaat redelijk goed, behalve soms met kinderen. In mijn rouwritueel Zon dag kind ga ik elke dag ’s ochtends vroeg de zon ‘opzingen’, tien dagen na elkaar, telkens met een ander kind. Sommige van die kinderen hebben iemand verloren: een ouder, een broertje of zusje, een hondje. Maar soms gaat het over kinderen die verhuisd zijn, van school veranderen, enzovoort. Het zijn intensieve dagen waarin ik weinig slaap. Tegen het einde van die periode voel ik me soms zo week dat ik al die kindjes wil adopteren.” (lacht)
Midori: “Je rituelen hebben dus niet altijd te maken met de dood?”
Raes: “Zeker niet. Mijn praktijk focust op ‘de kleine begrafenissen van het leven’, zoals abortus, echtscheiding, verandering van werk, operatie, borstamputatie, in feite alle overgangen van het leven die gepaard gaan met wat ik noem ‘niet-erkend verlies’ of ‘verstopte rouw’. Dat zijn grote gebeurtenissen die veel te weinig aandacht krijgen in onze seculiere maatschappij. De rituelen die ik daarvoor ontwikkel, wegen evenwel niet op tegen de traditionele rituelen die van generatie op generatie worden doorgegeven, waarvan het repetitieve karakter voor de heling zorgt. Mijn eenmalige rituelen, met een tijdelijke gemeenschap nog wel, zijn niet van dat niveau, maar hanteren dezelfde dramaturgie, geënt op de gemoedstoestand van de deelnemers. Denk daarbij aan een traditionele begrafenis: aan het begin van dat ritueel wordt de sfeer heel zwaar, als je de kist of de urne ziet en beseft hoe definitief de dood is. Een goeie begeleider gaat niet mee in die sombere energie, maar biedt juist tegengewicht, door in kleuren en geuren over het leven te praten. En op het hoogtepunt daarvan moet je de energie weer laten zakken, nog dieper dan voorheen, zodat je iedereen de kans geeft om echt afscheid te nemen. In dat laagste punt wellen vaak de tranen op en maken de woorden plaats voor muziek. En dan gaat de begeleider langzaamaan de sfeer terug opkrikken, door voorzichtig te praten over hoop, liefde en de toekomst. Mijn rituelen volgen dezelfde golvende curve. En ook bij mij worden artistieke expressievormen zoals muziek, beeldende kunst, dans of poëzie aangewend als deel van het geheel.”
Midori: “Bij Circus Ronaldo spelen we op onze eigen manier ook met het energiepeil van het publiek. Applaus is gemaakt naar waarheid. De toeschouwers mochten in groepjes van tien binnenkomen, conform de toenmalige regels, maar geraakten direct verward door onze afgesloten tent. Vervolgens werden ze naar mijn woonwagen doorgestuurd. Mijn personage was al even verward als zij en ik maakte de sfeer zelfs wat treurig door mijn act te beëindigen met een Siciliaans lied. Bij volgende stationnetjes, onder meer bij Pepijn en Danny, werd er weer een draai aan de energie gegeven, zodat het publiek uiteindelijk gelouterd de voorstelling kon verlaten.”
Raes: “Wat Circus Ronaldo ook doet, is een time out of time creëren. Je hebt een andere tijdsbeleving bij hun voorstellingen, iets wat je ook kunt hebben bij muziek en zelfs bij een goed schilderij. Je beseft dan niet hoelang je ernaar hebt zitten kijken. Hetzelfde effect beoog ik bij een ritueel. Het verschil is dat er bij ons geen publiek aanwezig is, enkel deelnemers. Ik noem het dan ook geen theater, wel theatraal, geen kunst, wel kunstzinnig, geen spel, wel speels, geen therapie, wel helend. Ook mijn eigen rol in het ritueel verschilt van die van jou als clown in het circus. Ik moet soms in de aandacht staan om richtlijnen te geven, maar al even vaak op de achtergrond verdwijnen. Jij hebt altijd alle ogen op jou gericht.”
Midori: “Ja, maar op een bepaalde manier verdwijn ik toch ook. Het publiek lacht immers niet met de clown, maar eigenlijk met zichzelf. Op dat moment is de clown tegelijk aan- en afwezig. In het ziekenhuis gaat het nog een stap verder. Daar moet ik eigenlijk uit de aandacht geraken, dat is een teken dat ik niet meer nodig ben en mijn job dus goed heb gedaan.”
Raes: “Ik heb recent een coronaproof ritueel uitgewerkt, één-op-één, waarin afscheid wordt genomen van de omhelzing, wat blijkbaar sterke emoties losweekt bij de deelnemers. Aan het einde eten we samen eetbaar papier, waar ik op voorhand verschillende beschrijvingen van de omhelzing op heb geschreven, geplukt uit de literatuur. Doorgaans komen dan de tranen, maar één van de deelnemers kreeg in plaats daarvan de slappe lach. Ik stond er zelf perplex van.”
Midori: “Clowns gebruiken al eens het trucje waarin ze, als ze aanvoelen dat een lachsalvo eraan komt, net niet doen wat het publiek verwacht, maar iets anders. En dat verschillende keren na elkaar om een bepaalde spanning op te bouwen. Als ze dan ‘beslissen’ om het lachen wel te laten doorgaan, is de uitbarsting des te groter. Ik zeg dat omdat lachen, net als huilen, het loslaten is van opgebouwde spanning, wat jij blijkbaar ook hebt ervaren.”
Raes: “Ik beken wel dat ik zelden met de lach te maken heb, veel meer met de traan.”
Midori: “Oh, maar als clown doe ik ook meer mensen huilen dan lachen, hoor. Ik heb het er moeilijk mee dat ik nog zo vaak word gezien als alleen maar grappig, zelfs in het ziekenhuis. Maar wat ik wel mooi vind aan mensen met de slappe lach, is dat ze heel wat emotionele bagage kortstondig van zich afwerpen, eigenlijk alles wat een volwassene volwassen maakt. Op die manier connecteren ze met hun innerlijke kind. Kinderen blinken, net als clowns, uit in het ‘gewoon zijn’. Als je dat als clown wilt leren, moet je je ego kunnen uitschakelen en durven falen. Je omarmt je eigen kwetsbaarheid en leert jezelf relativeren.”
Raes: “Dat is één van de maatschappelijke veranderingen waarvan ik hoop dat corona ze in beweging heeft gezet: dat we terug kwetsbaar mogen zijn. Waren we allemaal maar wat meer clown.”
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #67 (juni 2021) // Auteur: Tom Permentier // Foto: Joke Van den heuvel // All rights reserved