>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #41 (december 2014)
>> Auteur: Filip Tielens – Foto’s: Jan Castermans
>> Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Op een zonnige zondagochtend reis ik naar Keerbergen, waar het Wiener Circus zijn tent heeft opgeslagen tegenover de oude molen. Het is de laatste dag dat Katleen Ravoet bij hen meespeelt, na een contract van vijf weken in het kader van ‘Jong geweld in de tent’, een project van Circuscentrum om de mobiliteit tussen het hedendaagse en het nomadische circus te bevorderen. Katleen is vooral bekend van haar twee compagnieën Les Triplettes en Le Cirque du Platzak, maar heeft ook twee solo-acts waarvan ze hier eentje in de grote show van Wiener Circus opvoert. Dit traditionele familiecircus onder leiding van Ricky Cannone bestaat sinds 1965 en is het oudste rondtrekkende circus van Vlaanderen.
Terwijl ik de warme tent binnen schuifel, word ik verwelkomd door drie fel geschminkte dames en een heer in een strak pak. Ik bedenk me dat het al van de lagere school geleden moet zijn dat ik nog eens naar een traditioneel circus ging kijken. Ik ben dan ook erg benieuwd of de ideeën in mijn hoofd ook zullen overeenkomen met wat er in de piste gebeurt. Zeggen dat de opkomst florissant is op deze zondagochtend zou overdreven zijn. Ik tel zo’n 45 toeschouwers in de grotendeels lege tent, maar toch lijkt dit niet ten koste te gaan van de gezelligheid. Het rode fluweel, de vele versieringen en de lampjes die tussen de palen van de circustent gespannen zijn, zorgen voor een warme en feestelijke sfeer. Er worden druk selfies genomen voor de voorstelling en vrouwen van volwassen leeftijd voelen zich duidelijk weer kind. Bij aanvang valt meteen op hoe flitsend de lichtinstallatie is. Na een trompetsolo van directeur Ricky Cannone komt de ene act na de andere voorbij, zonder veel overkoepelend verhaal of opbouw. Mij beklijven vooral de acts met de springende en dansende hondjes, de hoelahoepdame, het kruisboogduo Varan, en de artieste die op elke ledemaat stoffen doekjes kan laten rondtollen. Er zijn ook heel wat mindere momenten: de scènes met de ronddravende pony’s, de zangnummers en de flauw geacteerde bloemetjes- en bijtjes-act zijn vooral langdradig. Ergens halverwege het eerste deel treedt Katleen Ravoet op. Ze doet de ene handstand na de andere en laat haar lichaam balanceren tot haar armen er bijna van gaan bibberen. Twee uur circus blijkt uiteindelijk een lange zit te zijn, al krijg je zeker voldoende boeiends te zien voor je geld.
De indringer
Na de show praat ik met Katleen en Ricky nog even na onder de herfstzon. Terwijl we dit doen, zijn enkele leden van het circus al druk de affiches aan het lijmen voor de volgende speelreeks, want na de speelreeks in Keerbergen pakt het circus haar biezen en verhuist de hele karavaan naar Overijse. Enkel Katleen zal er dan niet meer bij zijn. Na vijf weken op tournee is het tijd voor een round up. “Het was niet zo dat ik niet wist waar ik me aan moest verwachten toen ik ‘ja’ zei op de vraag van Circuscentrum,” vertelt Katleen. “Ook al had ik nog nooit een voorstelling van Wiener Circus gezien, ik ken Ricky sinds we dit voorjaar een gezamenlijk project deden bij Cirkus in Beweging in Leuven. Tijdens mijn studies trok ik al drie maanden op met Twister Circus, een rondreizend gezelschap uit Catalonië. Er zijn veel gelijkenissen tussen hen en Wiener Circus, maar een groot verschil is zeker dat Ricky een heel stuk sympathieker en vriendelijker is dan de baas van Twister Circus. Die man was heel streng tegen zijn medewerkers en blafte sommigen onder hen zelfs af.” Zo’n toon zou Ricky nooit aanslaan, beweert hij zelf. “Samenhorigheid is belangrijk. Een circus werkt veel vlotter wanneer iedereen goedgezind is en er geen interne ruzies zijn. Vergeet niet dat je de hele tijd moet samenleven, hé. Wij hebben geen nine-to-five-job waarna we naar huis gaan en elkaar pas de volgende dag terugzien. Iedereen woont in caravans op het terrein waar we onze tenten hebben opgeslagen. De meeste mensen die hier werken zijn zelfs familie van me. We hebben Katleen dan ook gewoon een maandje mee in onze familie opgenomen (lacht).” Katleen: “De andere artiesten zijn hier met hun gezin. Soms ging ik thuis slapen, maar meestal verbleef ik net zoals de anderen in een woonwagen. Omdat ik hier alleen was, voelde ik me geregeld eenzaam. De artiesten en medewerkers stonden wel erg open voor mijn tijdelijke verblijf bij Wiener Circus.” Ricky: “Katleen is dan ook een erg sociale (lacht).” Katleen: “Er waren er slechts enkelen die mij als een indringer beschouwden, omdat ze vonden dat ik zogezegd werk afpak van artiesten die uit echte circusfamilies komen. Ik vond het niet altijd even makkelijk om contacten te leggen met de anderen omwille van het taalprobleem. De meeste artiesten of medewerkers spreken Italiaans of Portugees, slechts enkele onder hen spreken ook Nederlands. Dat vergemakkelijkte de integratie niet echt.”
Routine
“Ik voel me nu in de voorstelling meer op mijn gemak dan in het begin,” vertelt Katleen. “Door de lange speelreeks is mijn nummer ook gegroeid. Meestal treden we twee keer per dag op. In het begin maakte ik weinig contact met het publiek, maar nu durf ik veel meer te glimlachen tijdens mijn performance. Ook al duurt mijn act maar zes minuten, ik voel dat toch behoorlijk in mijn armen. Ik kom dus al zeker sterker uit deze ervaring (lacht). Ricky: “De speelperiodes in het moderne circus zijn erg versnipperd, terwijl wij verschillende dagen na elkaar op dezelfde plaats optreden. We moeten ons dus niet iedere dag aanpassen aan de omgeving of het weer. Daardoor kan je heel goed vergelijken welke scènes die dag beter of minder goed zijn dan de dag ervoor. Dat is het voordeel van routine: je kan blijven bijschaven tot het goed zit.” Sowieso was het niet de bedoeling dat de scène van Katleen een nieuwe creatie zou zijn of herwerkt zou worden om bij Wiener Circus te passen. Ricky: “Ieder jaar huren wij enkele bestaande acts in. In januari en februari ligt het circus even stil en dan repeteren we met de vaste kern aan enkele opgefriste scènes. Beide samen vormen het nieuwe programma voor dat jaar.” Zou het niet spannender geweest zijn om Katleen in die fase van het jaar te betrekken en een nieuwe scène te laten creëren met de artiesten uit het traditionele circus? “Daar zou ik zeker voor openstaan,” aldus Katleen. “Alleen zou dat ook betekenen dat ik een contract van lange duur zou moeten aangaan. Nu speel ik vijf weken met Wiener Circus mee en dat mag gerust nog wel een poosje langer zijn omdat ik het erg leuk vind. Maar ik zou me zeker geen jaar verbinden aan een rondreizend circus. Ik heb net voor een artistiek beroep gekozen omdat ik nood heb aan afwisseling. Hoe je het ook draait of keert, de routine in een traditioneel circus is erg groot. Al zou ik zeker de voorkeur geven aan een tournee met een klassiek circus dan in een café te gaan werken omdat ik in een bepaalde periode te weinig andere jobs zou hebben. Daarvoor treed ik immers veel te graag op. Ik speel ook liever bij een reizend circus dan met een act in een variététheater te staan. Hier wordt er veel menselijker met elkaar omgegaan. Dat moet ook wel als je 24 uur per dag met elkaar optrekt.”
Tweerichtingsverkeer
Het project ‘Jong geweld in de tent’ is niet enkel een leerschool voor de hedendaagse artiest, maar eveneens voor het klassieke circus. Ricky: “Ik denk dat we op technisch vlak nog heel wat van Katleen kunnen leren. In een familiecircus wordt de kennis van generatie op generatie doorgegeven en ligt de focus meer op kracht dan op techniek.” Katleen beaamt. “Ik denk dat het technisch niveau van de meeste acts hoger kan. De glitter en het showgehalte verdoezelen dit vaak.” Ricky: “Daarnaast viel voor ons ook op hoe professioneel Katleen met haar beroep omging. Vaak was ze al anderhalf uur op voorhand aan het opwarmen, terwijl de meeste van onze circusartiesten dit niet doen.”
Is het eigenlijk wel nodig dat de zo gescheiden circuits van het nomadische en het nieuwe circus naar elkaar toegroeien? Lopen beiden niet het risico om hun eigenheid te verliezen in een samenwerking? Ricky: “Wanneer dit niet geforceerd gebeurt, kan het zeker een grote meerwaarde zijn. Zo zijn we op dit ogenblik enkele jonge mensen uit een circusschool in Finland aan het scouten om volgend jaar in onze show mee te spelen. Het zou een goede zaak zijn mochten studenten tijdens hun opleiding een maand kunnen meelopen in een nomadisch circus. Zo zouden er niet alleen meer vernieuwende acts te zien zijn, maar komen de studenten ook beter te weten waar ze aan toe zijn als ze later met een klassiek circus mee willen reizen. Een voorbeeld: we hadden eens mensen uit een circusschool die met hun trapezenummer bij ons toerden. Maar wat bleek? Ze wisten niet eens hoe ze een trapeze omhoog moesten hangen, omdat ze dat op school nooit zelf hadden moeten doen.” Katleen: “Toen ik tijdens mijn opleiding aan ACaPA (Academy for Circus and Performance Arts in Tilburg, ft) een stage wilde doen bij Twister Circus, werd dat zeker niet afgeraden door de directeur. Hij kwam zelf uit het klassieke circus en moedigde die keuze net aan.”
Het verschil tussen beide circuits zit ‘m volgens Ricky vooral in de stijl. “We brengen dezelfde soort acts – jonglerie, acrobatie, humor – maar doen dit in een heel ander jasje. In het hedendaagse circus ligt er meer nadruk op choreografie en mise en scène.” Katleen vult aan: “Er wordt meer op zoek gegaan naar de poëzie of de betekenis van de acties. Bij Wiener Circus is het tempo en het ritme van de scènes belangrijker. Er wordt veel minder aandacht besteed aan de transities tussen de scènes.” Ricky: “Bij ons staat het plezier voorop en proberen we de mensen die komen kijken met een goed gevoel terug naar huis te sturen.” Het viel me tijdens het slotapplaus op hoe Katleen toch eerder onwennig was tussen al die andere stralende artiesten. Katleen: “Haha, je hebt dat gemerkt? Dat komt eigenlijk vooral door de hakken die ik tijdens de afsluitende parade draag. Ik heb die geleend van de vrouw van Ricky, maar voel me er toch niet erg comfortabel in (lacht). Anderzijds wil ik me op zo’n momenten ook niet anders voordoen. Ik ben zeker niet het grootste showbeest van de bende. Die jolige muziekjes uit de voorstelling zal ik na deze vijf weken bijvoorbeeld niet missen (lacht).”
Financieel risico
Ik vraag Katleen hoe zij zich voelt bij de onvoorspelbare publieksopkomst van een klassiek circus. Op circusfestivals is er immers meestal wel een gegarandeerd publiek. “Daar moest ik in het begin wat aan wennen. Soms speel je voor een volle zaal, soms voor tien man. Maar vreemd genoeg helpt een lage opkomst me ook wel om me op mijn act te focussen. Het geluid van popcorn of geroezemoes kan me soms uit mijn concentratie brengen, maar daar heb ik tijdens deze periode ook beter mee leren omgaan.” Ricky: “Iedere voorstelling is even belangrijk. De mensen die er zijn hebben betaald en willen het beste van de artiesten zien. Maar het blijft erg belangrijk om goed op de promotie in te zetten. Zo heb ik samen met Katleen de borden omhoog gehangen en flyers rondgedeeld. De omstandigheden beïnvloeden de publieksopkomst ook sterk. Als het koud weer is of de Rode Duivels spelen, merken we dat er beduidend minder mensen naar onze voorstelling komen. Maar over het algemeen hebben we met Wiener Circus zeker niet te klagen. In 2015 bestaan we vijftig jaar en in al die tijd hebben we een vast publiek opgebouwd in de verschillende steden en dorpen waar we spelen. Onze grootste kosten zijn overigens niet de lonen van de artiesten, maar wel de standgelden, het onderhouden van het wagenpark, de verzekeringen… Verder is het als goede bedrijfsleider natuurlijk ook belangrijk om reserves te sparen in de goede tijden zodat we die kunnen aanboren op de mindere momenten. Onze grootste concurrent is niet het hedendaagse circus, maar wel de buitenlandse circussen van inferieure kwaliteit die hier rondtoeren en het imago van het klassieke circus bezoedelen. We moeten de mensen kunnen overtuigen van onze kwaliteit en daar kan een project als ‘Jong geweld in de tent’ alleen maar toe bijdragen.”