>> Essay geschreven in het kader van de workshop circuskritiek georganiseerd door Circuscentrum in oktober-november 2015
>> Auteur: Hanna Mampuys
>> Voor overname artikel: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Er beweegt iets in het circusveld. Sterker nog. De ontwikkelingen die we daar sinds enkele decennia waarnemen, zitten vandaag in een stroomversnelling. De (professionele) circusscholen zitten vol, nieuwe producties getuigen van een eigenzinnige visie en in de programmatie van festivals en cultuurcentra is circus stilaan niet meer weg te denken. Er is een groot verlangen voelbaar bij alle betrokkenen. Om verder te groeien, om serieus genomen te worden. Om kansen te krijgen en om kansen te geven aan een volgende generatie. Circus profileert zich meer dan ooit als een – weliswaar kleine maar niet meer te negeren – speler in de podiumkunsten en dus, als kunst. Daar. We hebben het gezegd. En we nemen het niet meer terug.
Circus als podiumkunst, een beknopte terugblik
Die evolutie komt niet uit de lucht vallen. Er gaat een geschiedenis aan vooraf, hieronder kort geschetst zonder te pretenderen volledig te zijn. Laat ons beginnen vanaf het moment dat circus gelijk staat aan rondreizende troupes, circustenten en spectaculaire shows. Het circus wil animeren, choqueren en verwonderen. En bovenal overleven. In deze traditie van de nomadische familiecircussen spreken we van circus als ambacht. Het vak is de act en omgekeerd. Een voorstelling bestaat uit een opeenvolging van technische nummers, zonder onderlinge link maar met de sfeer en de omgeving als bindende factoren.
Daar komt verandering in wanneer circusartiesten hun ambacht op andere manieren proberen tonen. We zien voorstellingen waarin de acts dienen als representatie van elementen uit een verhaal. De techniek is niet langer een doel op zich. Er wordt inspiratie gezocht in dans en theater, een veelheid aan pogingen en geslaagde producties tot gevolg. We spreken van dit ‘nouveau cirque’ vanaf de jaren 70′. Vertegenwoordigers van het genre zijn onder meer de Canadese gezelschappen Cirque du Soleil en Cirque Éloise, en recenter opgericht het eveneens Canadese Les 7 doigts de la main en het Franse Akoreacro. Zij leiden het circus weg van de traditionele nostalgie en brengen moderne, theatrale producties. Soms nog in een tent en steeds vaker ook in een theaterzaal.
In een volgende golf van vernieuwing zien we dat circusartiesten en -makers op zoek gaan naar de essentie van hun beeldtaal, circus. Omdat ze niet enkel ambachtslui (willen) zijn, maar kunstenaars die een visie hebben en deze met hun publiek willen delen. Het circus gaat door een fase van zelfreflectie, de grenzen van het medium worden afgetast. Dat resulteert niet zelden in circusvoorstellingen die gaan over circus. De zoektocht naar een identiteit vertaalt zich naar de scène. Denk aan het Franse Compagnie XY, wiens onderzoek naar de acrobatische mogelijkheden van een grote groep resulteert in prachtige spektakels. ‘Aneckxander’ van Alexander Vantournhout en Bauke Lievens, toont de kwetsbaarheid van de circusartiest: het tot het uiterste gedreven lichaam en diens ambigue relatie tot het publiek. Evengoed zien we voorstellingen die iets willen vertellen over de wereld. Circ’ombelico’s ‘Da/Fort’ bijvoorbeeld brengt een eerbetoon aan de schoonheid van de grijsheid van het bestaan. Cie Ea Eo heeft het in de baanbrekende jongleervoorstelling ‘m²’ over de angst voor en de gevolgen van een steeds kleiner wordende persoonlijke ruimte. Het hedendaagse circus verlaat het rechtlijnige
verhaal. Wat in de plaats komt zijn fragmentarisch opgebouwde stukken die doelen op een tastbare, sprekende en door andere media ondersteunde visuele ervaring.
Het veld volgt de ontwikkelingen: volle kracht vooruit
De ontwikkelingen in het hart van het hedendaagse circus – circus als kunst – zien we steeds meer gereflecteerd in alle segmenten van het Vlaamse circuslandschap. Jeugdgroepen flirten met de artistieke ontwikkelingen in het professionele landschap. Dat zien we onder meer in producties als ‘Wie is het’ van de Leuvense productiegroep Zigzag, Of ‘May contain traces of circus’ van het Mechelse Rrrush. In Leuven richt het Atheneum Redingenhof een middelbare studie circus in, die verder gaat dan de techniek en een belangrijk deel van de opleiding wijdt aan de creatieve ontwikkeling van de leerlingen. Het Vlaamse Circuscentrum organiseert een cursus ‘circuskritiek’ voor journalisten en andere geïnteresseerden, vanuit de zorg dat deze ontwikkelende kunstvorm nood heeft aan onderbouwde recensies. Het denken over circus neemt ook een vlucht. Aan de Gentse Hogeschool KASK bestudeert dramaturge Bauke Lievens momenteel het artistiek onderzoek in hedendaags circus. Er is nood aan analyse, en gelukkig ook interesse om de expertise samen te leggen en conclusies te trekken.
Ook in het bredere veld van de podiumkunsten zien we tekenen van het groeiende belang van circus. Gerenommeerde kunstenfestivals programmeren circus. Denk aan Theater Aan Zee, waar ‘Aneckxander’ bovendien de TAZ-KBC jongtheaterprijs en de publieksprijs wint. Grote productiehuizen willen rond en/of met circus aan de slag zonder het cliché op te zoeken. Compagnie Cecilia bracht met ‘Ensor’ een beklijvend relaas van de tweespalt van het hedendaagse circus, tussen traditie en vernieuwing. Het is uitkijken naar de op stapel staande productie van Kopergietery met twee jonge Vlaamse circusartiesten. En ook Fabuleus toont interesse voor een circusproductie. Het festival Smells Like Circus, een joint venture van het Circuscentrum en het Gentse Kunstencentrum Vooruit, beantwoordt aan de nood om circus in al zijn verschijningsvormen te presenteren aan een cultuurminnend publiek.
Het publiek kijkt achterom
Geen podiumkunst zonder publiek. Dat is voor circus niet anders. En daar wringt het schoentje voor de hedendaagse circusscene. Voor een groot deel van het publiek betekent circus nog steeds iets helemaal anders dan waar het kleine veld momenteel mee bezig is. Je zou denken dat de diepgewortelde clichés intussen zijn uitgestorven of tenminste genuanceerd, maar nee hoor. Er zijn nog steeds mensen die enkel denken aan dieren, een rood-gele tent en een gekke clown. Circus is ouderwets volksentertainment, geliefd omwille van de nostalgie die herinnert aan onze kindertijd. Een andere groep toeschouwers is tot op zekere hoogte mee met het feit dat circus vandaag geen blauwdruk is van Barbum & Bailey anno 1930. Maar ook hier bepaalde verwachtingen: circus is spectaculair of grappig. Soms ook allebei. Er wordt gebruikt gemaakt van specifiek circusmateriaal zoals kegels om te jongleren, een trapeze of een koorddans. Het slaat vooral aan bij kinderen en senioren en kan niet serieus genomen worden door geoefende kijkers en cultuurliefhebbers. In een notendop.
Het verlangen van het veld om te evolueren en verschillende gedaanten aan te nemen, clasht met het verlangen van het grote publiek om deze clichés bevestigd te zien. Dat ken ik, dat snap ik. En ik zeg er geen ja of nee tegen. De dame van een jaar of 50 die tijdens een matineevoorstelling van ‘Coulisses’ van het Franse gezelschap Sacékripa vol walging toekijkt hoe één van de artiesten naakt over het podium rupst en stukjes appel uitspuwt, zegt nee. Nee. Dit is geen circus.
Hoe gaat het verder?
Makers en artiesten worden vroeg of laat met deze clash geconfronteerd. Een mogelijke reactie is toegeven aan het verlangen van het publiek, en verder gaan met een circus dat blijft teren op louter trucs en populair vermaak. Deze trend is te begrijpen en niet noodzakelijk verkeerd, maar het zal weinig bijdragen tot de ontwikkeling van de kunstvorm circus. Voor wie verder stappen wil zetten, lijkt dit de meest constructieve houding: de wens om circus te brengen, niet verwarren met de wens om als dusdanig te worden (h)erkend.
Circus is een medium, geen doel op zich. Het medium staat in dienst van de artiest die hiermee iets teweeg wil brengen bij zijn publiek. Of het publiek de uiting van de artiest zal (h)erkennen als circus, zou eigenlijk niet ter zake mogen doen. Noch voor de artiest, noch voor het publiek. Als de producties relevant zijn, zullen er toeschouwers volgen.
Stilaan zal de visie van het grote publiek genuanceerd worden. Die zal op zijn minst evolueren van ‘dit is geen circus’ naar ‘dit is voor mij geen circus’. Clichés zullen overleven, net als de liefhebbers van die clichés. Maar het besef dat circus niet in één beeld te vatten is, zal bij een grotere massa gangbaar worden. De ene toeschouwer zal zich meer in de materie verdiepen dan de andere. Een deel van hen zal blijven stilstaan bij een bepaalde vorm, en nieuwe ontwikkelingen afzweren. Slechts een kleine groep liefhebbers zal elke niche van het veld kennen, appreciëren en begrijpen. Maar laat dat het veld niet tegenhouden om verder te ontwikkelen.
Ook binnen de eigen gelederen horen we vandaag de vraag: ‘is dit nog circus?’. En dat is prima. Polemiek werkt verduidelijkend voor het ter discussie staande onderwerp. Het dwingt tot nadenken en dient ook zo de ontwikkeling van ons geliefde medium. Artiesten, makers en publiek: we moeten het niet altijd met elkaar eens zijn. Zolang de dialoog mogelijk blijft, zullen we niet stilstaan. Of toch niet op een plek waar we niet willen stilstaan. Want evolutie is inherent aan kunst. En laat dat nu net zijn wat circus vandaag met zekerheid kan zijn. Kunst.