>> Recensie geschreven n.a.v. de workshop circuskritiek georganiseerd door Circuscentrum in oktober en november 2015
>> Auteur: Hanne Jacobs
>> Voor overname artikel: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
Akoreacro is een Frans circusgezelschap van zes acrobaten en vijf muzikanten. Tien mannen en één vrouw. In ‘Klaxon’ beloven ze realiteit te verweven met magie, het alledaagse te betoveren. En dat terwijl ze op zoek gaan naar de alleruiterste hoeken van wat technisch haalbaar is. Laat dat nu net een combinatie zijn waarvan de makers de complexiteit hebben onderschat.
‘Klaxon’ bezit twee elementen van onschatbare waarde: een groep acrobaten op topniveau en een stel getalenteerde musici met zorgvuldig uitgekozen muziekinstrumenten. De live muziek zet de ‘wauw’- factor van de halsbrekende toeren extra in de verf en daarmee trakteren de jonge artiesten het publiek op het spektakel dat ze hen beloofd hadden. We zien een man haast versmelten met een rondtollende hoepel, zien een vrouw hoog in de lucht van man naar man vliegen, zonder beveiliging en mét de glimlach. Maar misschien is dit wel het aller strafste: ze kunnen het allemaal, allemaal. Een acrobaat speelt rechtstaand op een trapeze nonchalant een stukje accordeon, en wie goed oplet, ziet de professionele accordeonist op het einde van de voorstelling een minuut lang op één hand staan, ergens in een hoekje. Die zelfrelativering boezemt alleen maar meer ontzag in: “In deze houding kijk ik elke avond tv, hoor”.
Maar het blijft bij kunstjes vertonen. De beloofde ‘magie’ komt er niet. En dat ligt aan de clash tussen mens en personage. Beiden kunnen elkaar niet vinden en de ene is slachtoffer van de andere, en andersom. De verlegen conciërge blijft een lenige spierbundel, daar kunnen de blauwe overal en het preutse hoedje niets aan verhelpen, de circusdirecteur op de contrabas blijft een ongemakkelijke Rus die zich maar moeilijk een houding weet te geven op het podium. De rolverdeling is misgelopen, en iedere artiest staat een typetje op te voeren dat verre van aanleunt bij de mens die hij of zij vanbinnen is. Die afstand zou op zich geen ramp hoeven te zijn, ook een acteur is zelden de zielsverwant van de rol die hij speelt, maar dit zijn in de eerste plaats atleten en muzikanten en het acteren voelt aan als een hele klus. Een aartsmoeilijke technische oefening vraagt nochtans om een rol die het niveau van de artiest eer aandoet. Een halfslachtige vertolking van een weinigzeggend typetje creëert niet meer dan een meelijwekkende marionet die gevangen in z’n eigen routine op scène staat en de controle uit handen heeft gegeven. Een dubbel verlies dus, waarbij noch personage noch artiest tot hun recht komen. En dat terwijl de artiesten stuk voor stuk met al hun macht persoonlijkheid trachten te brengen. Niet alleen in de piste, maar ook erg overtuigd op hun website presenteren de leden van Akoreacro zich één voor één in het zwart-wit met een slapstick blik die niet overtuigt.
Een kortstondige dichting van die kloof vormt de beat box scène, waarin twee jonge kerels zich zodanig op hun gemak lijken te voelen dat hun charme en oprechte amusement overslaat op het publiek en we heel even wél die beloofde gouden combinatie van magie en topniveau te zien krijgen. Tot het einde van de voorstelling blijft het vruchteloos zoeken naar een gelijkaardig moment van harmonie.
Hoewel ‘Klaxon’ onderhoudend is, was kijken naar een repetitie boeiender geweest. Dan zagen we immers hetzelfde kunnen zonder een hardnekkig en pijnlijk wegduwen van persoonlijkheid. Dan zagen we de artiesten in al hun verdienstelijke eigenheid, vrij van de verkeerd gekozen maskers die ze nog zo moeilijk krijgen afgezet.