>> Essay geschreven in het kader van de workshop circuskritiek georganiseerd door Circuscentrum in oktober-november 2015
>> Auteur: Anne Schaap
>> Voor overname artikel: contacteer maarten[at]circuscentrum.be
“Afgelopen zaterdag bezocht ik samen met mijn petekind en twee andere kinderen het circus in Amsterdam. Ik was lang niet in het circus geweest, de olifanten en tijgers bleken ingeruild voor boerderijdieren als geiten, koeien en ganzen. Wel was er nog een dwerg die clown was. De heer Rutte treedt op tegen circusdieren, maar dwergen mogen ons kennelijk blijven vermaken.
De acrobaten waren kundig, al viel mijn petekind in slaap bij een act waarbij een vrouw op een stok balanceerde die een man op zijn voorhoofd hield. De vrouwen in dit circus leken uit Oost-Europa te komen en sommige van hun kostuums hadden een pornografisch tintje. Bovenal moest ik denken aan Fellini en de verfilming van Günter Grass’ roman Die Blechtrommel.
Een lichte vulgariteit, een ternauwernood onderdrukte hang naar perversiteit, het aan zekerheid grenzende vermoeden dat alleen de maskerade bestaat: men zou vaker naar het circus moeten gaan.”
(Arnon Grunberg, 20 augustus 2013)
“Men zou vaker naar het circus moeten gaan.” Bij welke andere kunstvorm wordt zo gemakkelijk over een geheel veld gesproken als bij circus? Muziek kent zijn onderscheid in vele verschillende stromingen, dans eveneens. Beeldende kunst kent zelfs een scala aan vormen die met post of neo in hun naam starten. Sinds het ontstaan van het circus zijn er in totaal 93 nieuwe stromingen beeldende kunst ontstaan, levert een snelle zoektocht op internet op. Het is geen eerlijk vergelijk, buiten kijf. Toch interessant om het verschil te zien dat leeft bij zowel kenners als publiek.
Circus is circus. Heel eventueel wordt circus nog verdeeld over de termen hedendaagse, nouveau, modern en klassiek. Over het algemeen blijft circus echter onder één noemer te vangen. Het circus is zelfs op papier iconisch: “Komt dat zien!”
Is dat erg? Dat het circus zo een iconische lading heeft? Bestaand uit tent, dieren en directeur? Is het erg dat in circus vaak voorbij wordt gegaan aan allerlei onderscheid?
Wanneer men naar het circusveld kijkt, lijkt er nood aan nieuwe methodes en nieuwe kunde. Kunde in maken en ontwikkelen van circus en circusvoorstellingen. De verschillende circussen onder “het circus” zijn op zoek naar herdefinitie. Of de herdefinitie in de naam of in de vorm van het circus zal zitten, hangt af van de insteek. Of er geflirt wordt met ballerina’s[1] pur sang of juist gekeken wordt naar de puurheid van een object en een enkele mens met zijn gebreken[2]. Daar waar de een zijn heil vindt bij het onderbrengen van de kunst onder die van dans, zoekt de ander naar een formule om het circus zijn grenzen te laten optrekken.
Het vinden van nieuwe woorden voor circus en het omschrijven daarvan kan als een noodzakelijkheid worden beschouwd. Een taal om te omschrijven en om te spreken. Het is een vraag vanuit het veld zelf, of het publiek ook naar woorden zoekt of nog steeds ademloos is van iedere vorm circus die het ziet?
De circusartiesten en circuskenners zijn op zoek naar woorden en vormen. Is dat niet de vraag die in iedere kunstvorm gesteld wordt en een vereiste voor de kunst; vernieuw en verander. Moet niet alles geprobeerd zijn om het dan pas bij het grofvuil te zetten? En heeft daarmee het circus een weg te gaan, stap voor stap tot er ook in twee eeuwen tijd 93 vormen naast elkaar kunnen bestaan. Zijn we in staat te springen over gemaakte valkuilen in andere kunstvormen? Of hoort ieder dal bij de volgende top die het circus bereikt?
Er wordt geprobeerd in het circus, overal en in volle galop. Op heel veel verschillende manieren. Zowel in het maken en bespreken als in het uitdragen van de voorstelling.
Geprobeerd wordt er met een voorstelling die volledig draait om het zetten van een kopje thee, met alle buitelingen van het theezakje van dien[3].
Blick Theatre (het vroegere Le Boustrophedon) maakt een voorstelling over mentale ziektes, meer specifiek autisme, verbeeld met poppen. Waar in hun vorige voorstelling[4] nog gejongleerd, gerolschaatst en op een koord gedanst werd, worden hier de circustechnieken achterwege gelaten.
Of de voorstelling ‘Horror’ van Jakop Ahlbom, vol mime, magic en acrobatiek, had zeker niet misstaan op Theater op de Markt.
Tegelijkertijd worden er ook nieuwe vormen gegeven aan traditie, het circus van de trucs en technieken. Denk aan het circus dat Akoreacro met de voorstelling ‘Klaxon’ brengt, vol techniek, muziek en echte circuspersonages die als een dikke laag op de personen liggen.
Of het minder voor de hand liggende ‘Capilotractées’ van Galapiat Cirque, dat de supertraditionele techniek van het haarhangen een modern jasje geeft, terwijl het een vaste vorm van losse nummers als een variétéshow in een voorstelling vasthoudt.
Zo past Baro d’Evel met ‘Bestias’ als een nieuwe variant op het circus met dieren. Traditioneel en vernieuwend, vervreemdend, het is circus in een piste met een familie.
Of het circus van de familie Morales, dat gezien kan worden als een farce, van oma tot kleinkind in de piste, in combinatie met een ode, de schoonheid van de vergankelijkheid, aan de traditionaliteit van een familiecircus.
Naast de verscheidenheid van thematiek in voorstellingen, worden er nieuwe werkvormen gevonden die net zo goed zowel experimenteel als innovatief genoemd kunnen worden.
Zoals het acrobatiekend Collectief XY ook letterlijk stelt: wij zijn een collectief, wij zijn de democratie in het klein, we besluiten alles samen. Een vorm die niet direct bedacht zou worden voor een groep van 22 eigengereide acrobaten, maar resulterend in een prachtige voorstelling[5].
Terwijl Gandini Juggling vooraf in klein gezelschap begint met het verzinnen van jongleerpatronen. Daarna komt het structuren van vorm en inhoud, muziek en ritmes. En dan vanuit deze volkomen rationele manier daar een voorstelling van maakt en er dan de goede jongleurs voor zoekt.
Cie Ea Eo bijvoorbeeld werkt precies omgekeerd, het begint vanuit chaos en in de basis een groep jongleurs die langzaamaan samen een structuur ontwikkelt.
Alles resulteert in bijzondere werken, alles werkt voor circus. Bestaat circus niet bij gratie van een veelvoud van losse zaken? Een tent, een caravan, een clown en een acrobaat. Is het nieuwe circus eenduidiger?
Dan zijn er in het circus nog de technieken zelf, die de laatste jaren bizarre sprongen vooruit hebben gemaakt. En daarmee misschien bij het uitvoeren iets meer in de weg zijn komen te zitten bij een niet traditionele voorstelling die niet uit louter trucjes bestaat. Waar tot voor kort bij sommige disciplines de grens bereikt leek, is daar weer voorbij gestreefd. Grenzen zijn in het circus om op te balanceren, mee te goochelen of te jongleren. Doodsangst is het circus eigen. Een grens wordt daar waar mogelijk verlegd, het liefst verder dan mogelijk.
Het zijn meer vragen dan antwoorden. Overal wordt geworsteld met de wisselwerking tussen techniek en vorm. Verhaal versus virtuositeit. Het circus is een weg op gegaan, en heeft die te vervolgen. Reizen is het circus gelukkig niet vreemd. Deze reis duurt wellicht langer dan gedacht. De wegen zijn onbekend. Onderweg worden shows gespeeld. Soms kunnen alleen de acrobaten, soms wordt er enkel een kopje thee gezet. De dieren worden een voor een achtergelaten. Enkel wat paarden en vogels mogen blijven.
De vraag wat echt en nep is, wat farce of maskerade, blijft en volhardt. Het publiek is blij verrast, soms teleurgesteld. Toch zal het een volgende keer weer gaan, nieuwsgierig naar die wereld naast de hunne. Willen we dat de circuskaravaan stopt met zijn zoektocht langs de wegen van de kunst. Willen we de karavaan sneller laten reizen dan zijn artiesten en willen we de laatste stop van een reizende kunstvorm wel weten? Of mag de zoektocht eeuwig duren (en het liefst nog langer)?
[1] Gandini Juggling met 4×4
[2] Alexander Vantournhout met Aneckander
[3] Sacékripa met Vu is zo een voorstelling
[4] Court-Miracles
[5] Il n´est pas encore minuit